De start van de deelnemers aan de LondenMelbourne-race
DE FREGATVOGEL
75ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad
De lange reis begonnen.
De Pander jager wordt gestart.
De start van de LondenMelbourne-race op het
vliegveld te Mildenhall.
FEUILLETON.
3
DE UIVER VERLAAT, NA EEN FR AAIEN START, IN DEN VROEGEN MORGEN, MILDENHALL.
HET STARTSEIN WORDT GEGEVEN VOOR DEN PANDERJAGER (RECHTS).
DE MACHINES KORT VÓÓR HET VERTREK. LINKS DE HAVILLAND
COMET VAN DE MOLLISONS. GEHEEL RECHTS. DE NUMMERS 6
EN DE PANDERJAGER EN DE UIVER.
De Prins van Wales in den Panderjager.
De Prins van Wales verlaat, na den Panderjager bezichtigd te Hebben,
de machine weer. Asjes helpt den Prins bij het uitstappen.
door George Owen Baxter,
naar den Amerikaanschen roman
bewerkt door J. M. P.
34)
De gouverneur hield den adem ln. „Daar
ik niet aan gedacht", zeide hij
swakjes.
„Omdat je hart te zuiver Is
„Neen, neen!"
„Je handen te schoon eii je ziel...."
„Kom, kom, Joe".
.Kn je medelijden te spoedig opgewekt."
„Joe, maak mij niet beter dan ik ben. Ik
beter1"'' ZU"J een man a's en geen z'er
"A's Als je was zooals ik, denk je dan,
™p.dl® laffe moordenaar, die gemeen fal
saris, t gewaagd zou hebben om in dit huis
ie komen en te vragen hem gratie te ver
eenen? Neen, maar hij wist, dat hij je
oniPraten, hij wist dat je zelfs de mis
era!:11 gen iezelf je niet herinnert en
.J7®1 zou je de details van deze zaak
nipt. punties meer weten. Je zou dus
v»„ jWe n over de vrouw en de kinderen
KI a armen kerel, dien hij vermoordde!
„Hinderen?" zeide de gouverneur bewo-
vr? verschrikt.
achtpi klnderen". Daarop voegde hij er
eiit„Ü w aan toe: „Natuurlijk zou dit ons
v0,.a Me)dcaanschen kiezer in de stad
de maar 'aat da' gaan. Ik zie liever
"mservatieven op het kussen, om alles,
wat wij ln de laatste jaren hebben tot
stand gebracht, te niet te doen ik zou
dat liever zien, dan dat ik je zou vragen om
van meening te veranderen, mits je goede
en geldige redenejn zoudt hebben om te
veranderen!"
„Redenen?" riep de gouverneur uit.
„Goede hemel, mijn beste jongen, moet ik
nog meer redenen hebben! Als hij van
avond om tien uur terugkomt, zal ik hem
in zijn gezicht de waarheid zeggen en hem
de deur wijzen!"
HOOFDSTUK XXVIII.
Lachende Joe bleef niet lang bij den gou
verneur; hij had ander werk te doen en
spoedig verliet hij de woning en reed met
zijn tweespan naar het telegraafkantoor.
Daar verzond hij aan Edgar Asprey een
telegram van slechts één woord: „gearran
geerd". Hij onderteekende het telegram
met „Joe"; zulk een document zou in een
rechtszaak niet veel beteekenen zelfs
aannemende, dat Asprey niet zoo verstan
dig zou zijn om het dadfetlijk te vernie
tigen. Intusschen. zou het voldoende zijn
om vijftigduizend dollars aan hem te doen
afzenden.
Geen wonder dat Lachende Joe zijn
naam eer aan deed, toen hij uit het tele
graafkantoor kwam en een oogenblik bleef
hij op den rand van de stoep staan, wreef
zich de handen en zag het leven van den
goeden kant. Toen klom hij op den bok
van zijn buggy en liet zijn kastanjebruine
paarden de stad uit draven, langs den bou
levard, die rond het meer liep en over de
brug van de kreek naar de heuvels, die zij
stapvoets beklommen Daar had hij twee
doodelijke wapens verborgen, die hij nu
voordeelig kon gebruiken. Hij sloeg van
den hoofdweg af een smalle laan in, die
eigenlijk niets anders was dan een koeien-
pad met onduidelijke wagensporen aan
beide zijden.
Een plotseling knallen van pistoolschoten
deed hem de paarden inhouden; hijzelf
was echter niet het voorwerp van deze
schietpartij. Hoewel hij geen goed schutter
was, bukte hij zich en haalde van onder
zijn zitplaats een afgezaagd jachtgeweer te
voorschijn; eigenlijk behoefde men met
zulk een wapen ook geen goed schutter te
zijn, ieder, die een tuin met een slang kon
bespuiten, kon zijn doel treffen met zulk
een spreiding van doodelijk lood.
Joe Green liep door een hooge heg en
zag beneden zich een ruiter ln vollen galop;
het was Renney, gezeten op een vurig
paard, de revolver in de hand. Dadelijk
daarop begon het wapen te spreken, zes
maal vuurde hij en toen hield hij in en
haastte zich om naar den jongen boom te
zien, die tot schijf had gediend. De nieuwe
bondgenoot, de prachtig uitgedoste jonge
Mexicaansche veehouder-kaartspeler-re-
volverartist, ging mee en de politicus
hoorde het resultaat aanvan de zes kogels
in volle vaart afgevuurd, had Renney er
werkelijk twee in de schijf geschoten en
er was een kras op den bast, die na eenlg
argument niet werd erkend.
Joe Green beschouwde deze vertooning
met een gevoel van afgrijzen, want het was
bovenmenschelijke handigheid; zonder
twijfel zou elk der zes schoten, zelfs al
waren zij niet door den dunnen boomstam
gegaan, een menschelijk lichaam hebben
doorboord.
De jonge Mexicaan wendde nu zijn grijze
merrie om; op een woord, in een vreemde
taal gesproken, schoot zij over de afloo-
pende weide en in vollen ren schoot de
ruiter snel achter elkander, zoodat de
eene explosie letterlijk op de hielen van de
ander volgde; en toen de treffers werden
geteld, bleek, dat vier kogels recht door
den jongen boom waren gedrongen. Een
windvlaag ving de takken van den boom
en, zoo dicht bij elkander hadden de scho
ten doel getroffen, dat de jonge boom met
een luiden knal afbrak en ruischend om
viel
„Jong!" zeide Renney met afgunstige be
wondering, „Je hebt hem dat geleverd,
hoor! Dat is de kunst. Verduiveld als ik
niet wat uit de oefening ben."
„In al zulke dingen moet men geluk
hebben", antwoordde de ander luchtig.
Toen riep Joe Green hen bij zich. In
wilden galop kwamen zij aanrijden, Ren
ney zichtbaar vol verlangen, de Mexicaan
met absolute onverschilligheid op het ge
laat geteekend.
Geraldi, die hem vermoordde, de zakken
roller, boef en inbreker, Geraldi vermoord
de hem!"
„Wie is die Geraldi? Waar kunnen we
dien vinden?" zegt de gouverneur. Dit is
een staaltje van de dingen, die je mij in je
eigen geval wilt doen vergeven, Asprey,
maar bij den hemel, ik zal in dezen staat
„Bob Asprey zal geen gratie krijgen, jon
gens!" zeide Lachende Joe met een bree-
den grijns. „Daar is geen kans op, maar er
is kans op wat anders! Hij zal vanavond
om tien uur aan de woning van den gou
verneur zijn en er is geen reden, waarom
jullie beiden daar niet zouden komen, hè!"
„Hoe is het huis van den gouverneur ge
legen?" vroeg Renney.
„Heel gemakkelijk, jong. heel gemakke
lijk. Er is een tuin voor en een gang of
steeg achter het huis met een poort naar
den achtertuin. Deze gang is voor de paar
den, de tuin voor jullie. Ga daar in de
koelte zitten en wacht op je man."
„Is er geen nachtwacht of zooiets?"
„Een nachtwaker, maar daarvoor zal ik
zorgen; daarbij is hij een oude gek en half
blind. Renney ik geloof, dat ik je hem in
handen gespeeld heb."
Belangstellend vroeg Renney: „Zeg me
eens, chef, waarom je er zoo happig op
bent om Robert Asprey te dooden?"
„Zekerheid boven alles, mijn zoon", ant
woordde de politicus, „een doode man
stemt niet. Dat is alles, geloof ik." Daarop
wendde hij de paarden om, liet het span
den weg afdraven en was spoedig ver
dwenen.
Toen wendde Renney zich tot zijn jon
gen metgezel. „Dat is een gladde zeg! Die
zou overal, in elk land, een handige snui
ter zijn!"
„In mijn land", zeide Geraldi, „zouden
wij hem generaal maken!"
„Stellig", antwoordde Renney, „want in
jouw land krijgen de generaals den buit!
Hoe laat is het?"
„Bijna twaalf uur".
„Ken je de stad?"
„Een beetje".
„Pas dan goed op. Ik ga langs het meer,
ga jij dus langs den anderen weg. Van
avond om negen uur zal ik je in de gang
achter het gouverneurshuis opwachten,
dan zullen wij dat zaakje opknappen. Tot
ziens!"
„Adios!" zeide Geraldi.
(Wordt vervolgd).