Begrafenis Koning Alexander van Zuid-Slavië Rouwdienst te Londen
DE FREGATVOGEL
75ste Jaargang
LEIDSCH D4GBLAD
Tweede Blad
De begrafenis van Koning Alexander.
FEUILLETON.
De Koninklijke Familie in den rouwstoet. Rechts de jonge koning Peter en zijn moeder, koningin Maria,
gevolgd door prins Paul en zijn gemalin. Achter hen koning Carol van Roemenië en aartshertog Anton
van Habsburg. Deze foto is per vliegtuig naar Weenen gebracht en vandaar telegrafisch naar Londen.
Begrafenis van den
Koning van Zuid-Slavië.
Buitenlandsche vertegen
woordigers in 'den stoet.
Rechts de Fransche president
Lebrun en koning Carol.
Derde van links prins George
van Engeland.
I)E BEROEMDE ITALIAANSCHE ZANGER TITO SCHIP A zong gisteravond in het Concertgebouw
te Amsterdam. Tito Schipa tijdens de repetitie des middags.
Rouwdienst voor Koning Alexander te Londen.
De prins van Wales bij het verlaten van den rouwdienst in de
Russische Kerk.
MISS JACQUELINE COCH-
RAN de Amerikaansche
aviatrice, die aan de Londen.
Melbournerace deelneemt.
door George Owen Baxter,
naar den Amerlkaanschen roman
bewerkt door J. M. P.
82)
■iaat ons dat maar aannemen", zeide hij.
„Goed zoo", gal Joe Green toe, „en als
we nu eens de details zouden behan
delen?"
„Wat duivel wil Je nu nog uit mij ha
len?" vroeg Renney angstig.
„Wees maar gerust, m'n jongen, ik vil
Doolt een vriend. Ik zal je nog wat zeg-
Sen; als deze zaak doorgaat, dan zal ik,
°P het oogenblik, dat het geld mij betaald
wordt, dadelijk vijfduizend dollars aan
jou geven als commissie".
Renney zette groote oogen op. „Goede
nemer, hijgde hij.
„Ik weet, wie mijn vrienden zijn", her
haalde Green, zijn bewering bekrachti
gd, „je zult een der onzen zijn, m'n
rriend, en ik zal je de hand boven 't hoofd
houden, als je in moeilijkheden komt".
Joe Green had werkelijk een behaaglijk
gevoel; hij zag al, hoe hij dat geld zou be
steden, zooals een boer zijn oogst ziet op
komen; drieduizend voor Mullaley. die om
■neer geld jammerde, tien duizend in de
partijkas, vijfduizend voor den nieuwen
«eugel, dien hij zijn vrouw beloofd had
ean het huis te zullen bouwen, acht dui
zend voor Jermin. den redacteur, omdat
aermin een fideele kerel was, wiens kran-
?h zoowat den geheelen staat achter zich
hadden. Dam zou hij een slordige tien
duizend aan zijn bankdeposito kunnen
toevoegen en dan waren er nog bijna tien
duizend over voor geheime en privé-uitga-
ven; hij kon Renney gemakkelijk die vijf
duizend geven. Daarbij zag zijn actief brein
dadelijk de plaats, waar hij zulk een die
naar van de politieke machine zou kunnen
gebruiken een man, om eens in de zoo
veel jaar een beroep op te doen als er
in de oppositie een vacante plaats ge-
wenscht was.
Dit alles berekende hij met zijn vluggen
geest; hij zag. dat hij Renney in de palm
van zijn hand hield en nu ging hij verder
met de voorbereiding van het werk.
„Je weet van dien moord af, hè?"
J a".
„Was Robert Asprey dien avond dron
ken?"
„Hij had wat gedronken".
„Was hij dronken?"
„Hemel, neen, daarvoor schoot hij te
raak".
„Goed zoo, hij schoot te raak. Wat had
de Mexicaan gedaan?"
„Valsch gespeeld natuurlijk".
„Waarom speelde Asprey met zulk een
schurk?"
„Om een vijfden man te hebben".
Lachende Joe schrok, hij had dien avond
ook een vijfden man uitgenoodigd.
„En toen?"
„Hij wilde een vuilen streek uithalen".
„Hoe vuil?"
„Azen wegmoffelen".
„Toch niet!"
„Ja, zeker, hij kon dat wel, hij was
handig".
„En Asprey?"
„Asprey vond het uit".
„En viel hem aan?"
„Neen, de kleine sl-mg vloog Asprey aan,
toen hij ontdekt werd".
„En toen?"
„Asprey weerde hem af en schoot hem
dood".
Lachende Joe deed de oogen toe. „Ze
hadden hem daarvoor een standbeeld moe
ten geven op het stadsplein", zeide hij
tenslotte.
„Natuurlijk", gaf Renney toe, „maar dan
zou er niets voor ons in gezeten hebben!"
„Goed zoo", merkte de gemoedelijke Joe
Green op. „Ik heb dat zaakje nu goed in
mijn hoofd en verder, hoe Kregen zij Ro
bert Asprey te pakken?"
„Ze hebben eerst geprobeerd een haastig
proces in elkaar te flansen, maar dat zou
waarschijnlijk niet mogelijk gebleken zijn,
maar hij werd ongerust en vluchtte".
Joe Green floot tusschen de tanden.
„Wel, wel, wel", zeide hij. „En als deze
Robert Asprey bij den gouverneur komt.
Hoe ziet hij er uit?"
„Alsof hij uit een rots gehouwen was;
een en al man!"
„Verzuurd en gemeen?"
„Hij? Neen hoor, openhartig als een
baby; hij had bankier moeten zijn, zoo
sympathiek is hij".
„Laat ons bij het begin beginnen. Hoe
zit jij in deze zaak?"
„Ik zou Robert Asprey uit den weg
ruimen".
„En?"
„Ik had hem onder schot, toen een ver
vloekte jongeman als een kat tusschen-
beide kwam".
„Iemand is jou de baas geweest,
Renney?"
„Van achteren!"
„En is hij nog in den weg?"
„Ja".
„Bezorgd er over, m'n jongen?"
Renney dacht na, keek Joe Green ern
stig aan en kwam tot de slotsom, dat hij
geen man was om leugens aan te vertellen.
„Hij en Asprey samen zijn heel wat
mans".
„Waarom zoek je geen hulp?"
„Alleen een eerste klasser zou van eenig
nut zijn", gaf Renney toe.
„En je hebt er geen bij de hand?"
„Zes maanden is lang voor mij om een
vriend te hebben", zeide de boef met een
zuur gezicht. „De lui krijgen gauw genoeg
van me".
Joe Green dacht diep na. Hoe heet die
man?"
„Hij? Geraldi, hij is een panter!"
„Hij is een man te veel" merkte Joe Green
op. „Zou hij zelfs ons spoor kunnen vin
den?"
„Hij? Hij kan een spoor ruiken op dui
zend mijl afstand. Luister, hij volgde mij
op den trein, ik sprong er af in een berg
pas, midden in den nacht. Liep terug tot
de naaste stad; hij was daar ook. Ik liet
hem opsluiten en nam een anderen trein.
Hij was er weer! Ik schiet hem van het
dak van dien trein en zie hem er afval-
lenlen. Hij moet in een raam zijn blijven
hangen, in elk geval, toen ik bij Asprey
kwam, was hij er ook. Dat is de heele
geschiedenis. Hij kan de gedachten van
een slot lezen en hijschoot de revol
ver uit mijn hand!"
„Met opzet?"
„Met op-zet!" verzekerde de ander.
Lachende Joe lachte niet meer, hij keek
streng, maar toen verhelderde een idee
plotseling zijn gelaat. „Ik heb een idee,"
zeide hij. „Wat is de beste manier om vuur
te bestrijden?"
„Met vuur." zeide de boef.
„Is deze Geraldi vuur?"
„Niets anders."
„Wel, mijn jongen, kom meel Ik heb nog
iemand van Geraldi's type, hij is in de
kamer hiernaast, de gladste jonge duivel,
die er ooit geweest is en de vlugste, en hij
toovert een revolver zoo uit de lucht. Ga
mee en maak kennis met hem; hij zal je
partner zijn!"
En zoo gebeurde het, dat Geraldi de
deur van de kamer zag open gaan en de
dikke Joe Green binnen kwam met achter
zich de bekende katachtige verschijning
van Renney. Midden in een nonchalant
spelletje eenentwintig zag hij Renny en
zag Renney hem. Hij merkte op hoe de
boef verstijfde als een kat, die een hond
ziet, maar toen hief Renney de hand op,
een ledige hand, en streek over zijn kin.
„Hei jong!" zeide Lachende Joe, „Iaat
mij je voorstellen aan een oud vriend van
mij, dit is Dick Renney!"
HOOFDSTUK XXVII.
De ochtend was zoo warm, dat de gou
verneur tusschen twee open vensters zat;
door een er van viel een breede bundel
zonlicht binnen en deed den vloer glanzen
als een amberkleurige vloeistof. Tegen
dien achtergrond was de figuur van den
gouverneur een schaduw, met uitzondering
van den zilveren schijn van zijn witte
haren. Er werd op de deur geklopt, drie
korte tikken, een pauze en daarna een
luidere tik.
„Kom binnen. Joe Green," riep de gou
verneur. „Kom binnen, ik ben altijd blij je
te zien. Ga zitten, ik moet je een avontuur
vertellen."
Lachende Joe was met een ernstig ge
laat binnen gekomen, maar nu dwong hij
zich tot belangstellend glimlachen Elke
dag is een avontuur in jouw positie,"
zeide hij. (Wordt vervolgd!.