TEEKENPLAATJE
f5s,e Jaargang
9
Donderdag 18 October 1934
No. 42
VAN ZORGEN EN VREUGDE.
Slot
dacht zoo, de derde en vierde week
l de vacantie. Dat is dus Maandag over
[ee weken".
He moeder, dan pas?" vroeg Johan
jeurgesteld. „Dat duurt nog zoo lang".
,Ja jongen dat kan toch niet anders, 'k
1 het die twee weken nog druk genoeg
|bben met alles te wasschen en te naaien
t we noodlg hebben daar In Breda. Maar
Jar begrijp jij toch niets van".
|Maar ik wel, moeder" haastte Gerda
te zeggen. „En ik kan u best helpen
Dat kun je ook kind. Je bent mijn oud-
I dochter, 'k Heb stellig op je hulp ge
ïnd".
at werden een paar drukke weken voor
der. Maar gelukkig, ze had flinke hulp.
alleen van Gerda, die zich beijverde
I alles wat moeder haar opdroeg zoo goed
gelijk te doen. Maar ook van Johan, die
boodschappen aansleepte. En heusch
t zooals anders wel eens gebeurde met
J ontevreden gezicht. Nee hoor, de kin-
len hadden zoo'n plezier in hun uit-
bje. dat ze ook de tijd die ze nog wach-
moesten, blij en tevreden waren.
Dikwijls zat moeder onder het naaien
plachend naar de gesprekken der kin-
i te luisteren. Wat waren ze toch blij
|wat was moeder de familie van Dalen
Ikbaar dat ze haar kinderen zoo'n
pe bezorgde.... Nog maar twee da-
i zouden ze afreizen.
(loeder", kwam Gerda dien morgen
nadat ze de trap had afgestoft,
der, er zat een brief in de bus".
zei moeder verbaasd, ,,'k heb de
heel niet gehoord" en toen„O, 't Is
|Breda. Wat zou juffrouw Van Dalen
nog te schrijven hebben?"
feteen opende moeder den brief,
bder het lezen, werd haar gezicht hoe
ter hoe ernstiger. Zelfs de kinderen
|en het en in angstige spanning keken
poeder aan
[et een zucht vouwde moeder den brief
en toen ze de gespannen gezichtjes
zag, begreep ze dat het maar het
was, om hun dadelijk het slechte
ws te zeggen.
kinderen" begon ze, „wat spijt me dat
[Jullie, o, wat spijt me dat"
is er dan moeder?" vroeg Gerda
erend. „Moge we niet naar Breda?"
kinderen, het kan niet. Juffrouw
den is onverwachts erg ziek gewor-
ligt in het ziekenhuis en nu be-
jullie zelf ook wel dat we er daar-
hiet kunnen logeeren.
j moeder", zei Johan verschrikt.
Gerda snikte„Nu gaan we weer niet
i ik was er net zoo blij om."
nderen" zei moeder ernstig, „ik be-
Idat dit een heel groote teleurstelling
I jullie is. En ik vind het zelf ook heel
paar. Maar toch mogen we daar niet
i en ook niet in de eerste plaats aan
tn. In de eerste plaats moeten we nu
Juffrouw Van Dalen denken, die zoo
ziek is: En aan mijnheer. Wat zal
1 bezorgd maken. En nu kunnen wij
(iet uitgaan, maar wij zijn toch alle-
I gezond, 't Had toch ook gekund dat
(Nadruk verboden.:
ik of een van jullie zoo erg ziek waren ge
worden. Zou dat nog niet veel erger zijn?
De kinderen gaven niet veel antwoord,
maar toch zag moeder wel, dat haar woor
den indruk gemaakt hadden. Ze bleef nog
wat met hen doorpraten en beloofde hen
dat ze haar best zou doen om iets anders
voor de vacantie te verzinnen. Heusch, 't
zou nog best meevallen.
Dienzelfden avond schreef moeder nog
twee brieven. Een aan de familie van Dalen
waarin ze haar hartelijke deelneming be
tuigde en den wensch uitsprak dat God
spoedige herstelling mocht schenken.
De andere brief was voor haar ouders
bestemd. Hoewel hoogbejaard, leefden toch
de vader en moeder van juffrouw de Jong
nog. Als ze eens even weg kon, ging ze hen
van tijd tot tijd bezoeken, meestal door een
der kinderen vergezeld. Want alle drie zou
wat druk zijn voor de oude menschen. En
nu maakte ze hen in een brief deelgenoot
van de teleurstelling die de kinderen zoo
wel als zijzelf ondervonden hadden. Vragen
of ze bij de Grootouders logeeren kon wilde
juffrouw de Jong niet. Maar ze was er
zeker van, dat, als 't maar even kon, de
lieve oudjes zelf wel zouden schrijven:
kom maar hier. Wat zou dat heerlijk zijn
voor de kinderen, want de grootouders
woonden in een zeedorpje, dicht bij het
strand.
Denzelfden avond gingen de beide brie
ven nog weg. En toen wachtte juffrouw de
Jong in spanning het antwoord af. Hoewel
de kinderen direct den volgenden morgen
al vroegen, of moeder al wat anders be
dacht had, vertelde ze hen nog niets. Ze
wist het: een tweede teleurstelling zou nog
moeilijker te dragen zijn. 's Maandagsmor
gens op het uur dat de afreis naar Breda
was bepaald, bracht de post een brief.
„Van Grootvader" zei Gerda, die de brief
boven bracht. Moeder nam-hét epistel aan
en scheurde het haastig open.
Zonder dat de kinderen op haar letten
(grootvader schreef immers wel vaker) be
gon ze te lezen. En zonder dat ze het zelf
wist, glimlachte ze.
„Moeder, waarom lacht u?" vroeg Johan
die juist van zijn boek opkeek.
„Wat zijn jullie toch nieuwsgierig",
lachte moeder, „je wilt alles weten. Maar
kom ik zal het je vertellen. Grootvader en
Grootmoeder vragen of we nu we niet naar
Breda gaan, bij hen een paar weken ko
men logeeren.
De kinderen hielden hun adem in.
Nu toch uit logeeren? Maar dat kon toch
niet?" 't Was Gerda die het eerst haar
verwondering uitsprak. „Maar moeder, bij
Grootvader? Dat is toch veel te druk?".
„Op 't oogenblik kunnen grootvader en
grootmoeder het wel hebben", vertelde
moeder. En ik reken er op. dat jullie als
je in huis bent, zoo rustig mogelijk zullen
zijn. Buiten op het strand mag je stoeien
en draven zooals je wilt, maar in huis
moet je rustig zijn. Als jullie me dat be
loven wilt, dan gaan we, anders niet."
Natuurlijk beloofden ze dat graag.
En zoo gebeurde het een paar dagen
later, dat moeder met haar drietal toch uit
logeeren ging. Niet naar Breda, maar naar
het rustige zeedorpje bij de grootouders.
En dit kan ik er nog wel bij vertellen, ze
hebben er een heerlijke vacantie gehad.
FRANCiHA.