Post voor de Douglas- Nieuw record Rie Mastenbroek
DE FREGATVOGEL
75"le Jaargang
LE1DSCH DAGBLAD
Tweede Blad
De bouw van de spoorbrug te Zwolle. te wordt een De wm,
FEUILLETON.
EEN GROOT AANTAL BRIEVEN wordt met de Douglas,
welk vliegtuig aan de LondenMelbournerace deelneemt, voor
Indio meegegeven. Het sorteeren van de post voor de Douglas
aan het hoofdpostkantoor te Amsterdam.
EEN MILLIOENENWERK IN LIMBURG. De wanden van
het kanaal dat toegang geeft tot de overlaad-haven van de
Staatsmijnen te Stein en deze verbindt met de Maas, worden vlak
gemaakt.
HET VERTREK VAN DEN PANDERJAGER naar Londen,
voor deelneming aan de Londen—«Melbournerace. De construc
teur van de machine, de heer Slot, die mee naar Engeland ging,
groet de belangstellenden bij het vertrek.
R1E MASTENBROEK verbeterde op het internationaal zwemfeest in de
Regentes in de residentie het Ned. record 200 M. rugslag. De felicitatie.
V.l.n.r. Bep Martin, Rie Mastenbroek, Puck Oversloot en mevr. Braun.
t~\ l j l j. 'y 11 NIEUWSTE VOILE. Deze voile is niet afgezakt. De nieuwste mode ACHTER HET SPORTFONDSENRAD IN AMSTERDAM-OOST
Een deel van de brug js reeds gereed gekomen. de bevriezing van het water.
door George Owen Baxter,
naar den Amerikaanschen roman
bewerkt door J. M. P.
30)
„Weg te komen" antwoordde Geraldi
openhartig „voordat jullie hier een half
dozijn „kellners" hebt om mij vast te
houden."
Lachende Joe Green grinnikte weer. „Al
les onder vrienden", zeide hij, „trap eens
tegen die revolver van dien idioot!"
Geraldi gaf het wapen een schop „Leeg
he?" vroeg Green.
„Ja", gaf Geraldi verwonderd toe.
«Bluf, jong! Wij hadden allen een beetje
bluf in 't zin, dat is alles. Voel je je nu
Vat beter?"
Geraldi keek haastig de anderen aan;
kon niet aan getwijfeld worden dat zij
het met Green eens waren. „Wij zijn de
Veertig Dieven niet", ging Joe Green voort.
„Neen", zei Geraldi, „slechts 4 van hen!"
Joe Green accepteerde de betiteling met
een goedluimschen lach. „Ga zitten,
i u"' ze'de "nu te hennen, ben
le hier even veilig als in den boezem van
ie familie. Ga zitten en doe, of je thuis
bent!"
„Je trok toch ook een revolver?" merkte
Geraldi op.
'.'?Ten leeg als de schuur van mijn vader"
Jade Green, het wapen naar hem toe
schoppend.
Plotseling stad Geraldi de twee colts op,
was tenminste half overtuigd, maar
waarschuwde hen zachtjes. „Ik houd niet
van herrie, vrienden, ik houd van vrede,
maar ik hoop, dat geen van jullie zich ooit
weer in mij zullen vergissen."
„Onmogelijk, jong", zeide Loftus, en
Lane en Ned Oliver wisselden breede
grijnslachen van Instemming.
„Ik weet niet, wat jullie wilt", zeide Ge
raldi. „Willen jullie het spel voortzetten?"
„Ik? In geen duizend jaar!" verklaarde
de vroolijke Joe Green. „Ik heb mijn vin
gers al gebrand!"
„Ik heb er genoeg van", zeide Charley
Lane met een zuren glimlach. „Ik geef het
kaarten op ga weer naar school terug!"
„Maar, wie ben je eigenlijk?" vroeg Loftus
„Een vriend van de armen", zeide de
fregatvogel met een openhartigen glimlach
Er werd op de deur geklopt. „Wie is
daar?" bulderde Joe Green.
De deur werd op een kier geopend. „Een
man om u te spreken, kolonel Green."
.Laat de man, die mij spreken wil, naar
den drommel loopen, ik ben bezig."
„Hij heeft groote haast, meneer."
„Wie ben jij?"
Larry Gordon, kolonel.'
Denk je, dat het van belang Is, Harry?"
„Ja. hij is in ernst."
„Denk je, dat het beter is, hem te zien?"
„Ik geloof van wel."
„Welken naam gaf hij op?"
„Renney, kolonel".
Kolonel Green hief zijn oogen op naar
het plafond.
„Renney!", zeide Loftus. „Ga niet te
dicht bij hem, het is een slang en een gif
tige ook; ik ken dien Renney"
„Ik ook", zeide Green. „En ik weet, dat
hij een nachtmerrie is, maar ik denk, dat
ik naar hem toe zal gaan. Ga zitten,
vriend", voegde hij er bij tot Geraldi.
„Neem dien stoel, waar je ons kunt gade
slaan, als je dat wilt. Ik moet nog wat
met je praten."
Hij verliet haastig de kamer. Geraldi
aarzelde; te veel achterdocht van zijn
kant zou de voorlooper kunnen zijn van
veel moeilijkheden. Aan den anderen kant
zag hij wel in, dat hij veel voordeel van
deze kennismaking zou kunnen hebben;
hij had al reeds veel over' Joe Green ge
hoord en wist, dat hij door velen werd be
schouwd als den meest invloedrijken onder
de politieke bonzen.
Het zou misschien mogelijk kunnen zijn
om door hem Robert Asprey tn contact te
brengen met den gouverneur, een taak, die
anders voor hen beiden onoverkomelijk
zou kunnen blijken.
,,'t Is in orde, jongmensch," verzekerde
Loftus hem. „Ik zou er geld voor willen
geven om te weten, wat je met die kaarten
deed". Daarop ging Geraldi zitten.
HOOFDSTUK XXV.
Renney was gewoonlijk zeer zakelijk,
maar vanavond waagde hij een schermut
seling, gedeeltelijk om te winnen en geld
te verdienen en gedeeltelijk om zijn ver
stand te scherpen tegen de verdediging
van een ander. Toen Joe Green dus in de
kamer kwam een kleine halfprivé zit
kamer van het hotel stond hij op en
knikte vriendschappelijk.
„Hoe gaat het. gouverneur," zeide hij,
zijn harde hand uitstekend, waarover de
slappe hand van den politicus zich sloot.
„Geen gouverneur," verbeterde Green
een weinig scherp.
„Dan niet," grijnsde Renney. „Wat be-
teekent een naam voor u?"
„Ik heb het erg druk," merkte Green op.
„Te druk om geld te verdienen?"
De politicus werd wat zachter gestemd.
„Geld voor een goede zaak ik ben ad
vocaat, weet je," gaf hij op gemoedelijken
toon toe.
„Zeker," zeide Renney.
„Laat ons de zaak hooren; je hebt
moeilijkheden?"
„Ik? Geen denken aan."
„Een vriend dan?"
„Ja, een vriend."
„Iemand geschoten, Renney?"
Renney keek hem van onder zijn wenk
brauwen aan en gromde. „In hoeverre
kent u mij?"
„Iedereen kent je, Renney."
„Dat is zoo," zuchtte Renney. „Ik zal
een nieuw baantje moeten zoeken. Er is
geen kans voor mij om voor verrassingen
te zorgen."
„Wicn heeft hij geschoten?"
„Laat ik het zoo zeggen," zeide de boef,
„een man wil gratie hebben en hij
„Ah! Dat is moeilijk werk," zeide Joe
Green, hem in de rede vallend. „Ik weet
niet zeker, of ik daarmde iets te maken
wil hebben. Een begenadiging je hebt
de lui langs de geheele lijn te smeren. Ik
geloof niet, dat ik daar belang in stel,
Renney."
„Toch wel," antwoordde deze, „wacht,
tot ik er meer van vertel."
„Schiet dan op!"
,,'t Is zoo: neem eens aan. dat iemand
om gratie wil vragen en ze willen dat
voorkomen?"
„Wat duivel, wat kan jou dat interes-
seeren? Ben je bang voor den een of
ander?"
„Ik? Neen!" antwoordde Renney nijdig.
„Ik wilde het alleen maar vragenver
onderstel!"
„Ik veronderstel nooit," verzekerde Joe
Green. „Geef mij de feiten en dan zal ik
zien, wat ik doen kan."
„Moet u de namen ook hebben?"
„Ja, absoluut."
„Er werd indertijd een moord gepleegd
in Sankeytown; Sam Lapaz werd vijf jaar
geleden door Robert Asprey gedood."
„Daar weet ik van."
„Dat is nu de kwestie."
„En jij, Renney, wat heb jij er mee uit
staande?"
„Wat maakt dat uit? De zaak is, dat
Robert Asprey op weg is naar den gouver
neur en dat de gouverneur al aan Asprey's
dochter beloofd heeft dat, als haar vader
met hem komt spreken, hij zal doen,
wat-ie kan."
„Dat is de kwestie," gaf de ander toe,
„maar ik tracht altijd eerst uit te vinden,
vóór alles, wat achter de kwestie zit. Nu
dan, wie is het, die de zaak gedaan wil
hebben?"
„Ik".
„Jij! en waarom?"
Plotseling zeide Green zacht: „De kwes
tie is, dat mijn oude vriend Edgar Asprey
die gratieverleening wil beletten en ik
geloof, dat dat de waarheid is. Heb ik
gelijk?"
Renney beheerschte zijn gelaatsuitdruk
king, maar hij kon niet beletten, dat zijn
oogen wat wijder open gingen. „Als we het
dan daarop eens hielden?" zeide hij.
Joe Green knikte, wendde zich daarop
naar de deur, opende die op een kier, om
zich er van te overtuigen, dat er niemand
was en deed haar eindelijk dicht en op
slot; hij ging zelfs zoo ver om den sleutel
in zijn zak te laten glijden.
„Ga zitten", zeide hij.
.(Wordt vervolgd).
-