HET MOORDCOMPLOT VAN MARSEILLE OPGELOST? SCHETSEN OVER BORNEO LEIDSCH DAGBLAD - Derde Blad Zaterdag 13 October 1934 NIEUWE ARRESTATIES. DOOR DEN HEER TILLEMA. KUNST EN LETTEREN. LAND- EN TUINBOUW. FAILLISSEMENTEN. BUSLICHTINGEN. O Het onderzoek ln de droeve moordzaak heeft thans goede vorderingen gemaakt. Het ,Vad." meldt daaromtrent: Het raadsel van den aanslag van Mar seille schijnt opgelost. De Identiteit van de beide medeplichtigen, die ln Thonon zijn gearresteerd, ls vastgesteld door een hoogen ambtenaar van de Zuid-Slavische politie, Dimitrlwltsj Millcewltsj, die met een vliegtuig uit Parijs naar Genève en naar het grensstation Annemasse is ge vlogen. De man, die zich aanvankelijk Benesj noemde en naderhand verklaarde Raititsj te heeten. blijkt werkelijk zoo te heeten en ln Brazilië door de Kroatische revolu- tionnaire beweging die in Hongarije wordt gaande gehouden, geworven te zijn. De z.g. Novak wilde aanvankelijk niet spreken. „Ik ben. zeide hij, toch verloren en ik geef er de voorkeur aan, om zwijgend den dood ln te gaan." Toen riep hem Dimitrlwitsj toe: „Je bent Fronomlr Posplsjll en je hebt ook de directeur van de Novosti, Toni Schlegel in Zagreb gedood. Later heb je verschil lende bomaanslagen ln Zagreb gepleegd en daarom ben je verschillende malen ter dood veroordeeld." Toen gaf Posplsjll het op en met een vloek zeide hij„Zoo is het", en sloeg met de vuist op tafel. Tegelijkertijd ls vast gesteld. dat praatjes, welke zij over hun z.g. verblijf ln München vertelden, uit hun duim gezogen waren en dat zij daarmede alleen ten doel hadden de politie op een dwaalspoor te brengen. In werkelijkheid zijn beide mannen in het beruchte kamp van Kroatische terro risten in Janka Puszta aan de Zuid-Sla vische grens, ln Hongarije geweest en naar het schijnt tot het laatste oogenblik. Dit feit bewijst reeds, dat het kamp, waarvan de Zuid-Slavische gedelegeerde Fotitsj in de vergadering van den raad van den Volkenbond in Juni reeds had gesproken en waarvan de Hongaarsche gedelegeerde had beweerd dat het was opgeheven, ver der heeft bestaan tot aan den vooravond van den aanslag te Marseille. Uit Hongarije zijn dus Raititsj en Pos- pisjil samen met den z.g. Chalny, die in- tusschen nog niet is gevat en bij Fontaine- bleau ontkomen schijnt, direct naar Zurich gereisd, waar zij den vertrouwensman van de terroristen Pawelitsj en Kalemen zelf ontmoetten. Deze beide laatsten kwamen direct uit Italië. Allen reisden toen samen naar Lausanne, waar zij hun passen, die zij van de Hongaarsche autoriteiten beza ten, tegen vervalschte Tsjechische passen verwisselden. Kalemen en Pawelitsz Teisden door naar Marseille, de drie anderen n/ar Parijs, om daar een aanslag te plegen als de eerste mislukte. Toen de aanslag lukte, wilden zij vlug verdwijnen, doch werden te Tho non gevat. Te Douai heef de politie twee nieuwe personages, Eisenstein en Silberstein, ge arresteerd; de eerste heeft bekend onder een valschen naam te Parijs te hebben gewoond. De tweede beweert Pool te zijn. Te Chambery is een uit Joego-Slavië af komstige Oostenrijker aangehouden, die beweert De Baujeu te heeten. Hij schijnt te hebben toegegeven, dat hij zich tijdens den moordaanslag te Alx en Provence heeft opgehouden. De politie zet ln het geheele land haar naspeuringen voort. Bij een politiepost in Belgrado heeft zich een vrouw uit Spilt aangemeld, die ver klaarde, dat zij vele leden der illegale Ustascha-organisatie kent, waardoor de aanslag in Marseille is beraamd en ten slotte uitgevoerd is. Zij was ook in staat te bewijzen, dat de in den loop van het vorige jaar te Agram op koning Alexander gepleegde aanslag eveneens door deze organisatie voorbereid was. Sedert dien waren evenwel, aldus ver klaarde de vrouw verder, verscheidene aanslagen tegen den persoon van den ko ning door de Ustascha beraamd. In Mar seille heeft zij eindelijk haar voornemen met succes kunnen volvoeren. De naam van de vrouw, die aan de po litie deze belangrijke mededeellngen deed wordt streng geheim gehouden, om het verdere onderzoek niet te belemmeren en bovendien de vrouw tegen de leden der organisatie te beschermen. Koning Alexander was gewaarschuwd Uit Belgrado wordt gemeld, dat koning Alexander geweigerd heeft te luisteren naar de waarschuwing van koningin Ma rie niet naar Frankrijk te gaan. Op een zelfde waarschuwing van den president van den Senaat heeft Alexander geant woord: „Het is mijn plicht te gaan". Uit Parijs wordt verder aan de Daily Telegraph, waaraan wij dit bericht ont- leenen, gemeld, dat een aanslag wordt be raamd op het leven van Peter n, den jeug. óigen nieuwen koning. NIEUWE UITGAVEN. Bij J. W. Wolters' Uitgevers-Mij. is ver schenen; R. Kuitert en I. van der Velde, in één week. Oefeningen in de spelling Marchant, met boekje voor eigen correctie f. 0.25. Dit boekje, dat een korte toelichting met oefeningen en een controle boekje voor het gebruik der spelling Marchant brengt, geeft ook een richtsnoer voor de oplossing van tal van vragen die omtrent de toepassing dezer spelling reeds zijn ge rezen. o WEEKBLADEN. De „Haagsche Post" wijdt onder het Post Scripta een uitvoerig artikel aan den aischuwelijken, dubbelen moord te Mar- "'e, waaraan ook de wekelijksche plaat an Piet van der Hem het ontstaan dankt. ,nL£™erafSev«rdigde der H. P. be preekt de Eerste Kamer verhandelingen De uitvaart van den koning, De hertog van Kent zal Koning George vertegenwoordigen bij de begrafenis van Koning Alexander; generaal Bralthwalte zal het Engelsche leger vertegenwoordigen. De Engelsche vloot ln de Mlddellandsche Zee, welke een bezoek brengt aan de Zuid- Slavische havens, zal de Dubrovnik voor Split ontmoeten om hulde te brengen aan Koning Alexander. Oorspronkelijk had de President der Franse lie Republiek Lebrun, het voorne men zich persoonlijk naar Belgrado te begeven om aan de uitvaart van Koning Alexander deel te nemen. Met. het oog op den bmnenlandsche toestand is de Pre sident echter gedwongen te Parijs te blij ven. Daarom heeft ZE. maarschalk Pétain den minister van oorlog, opdracht gegeven hem te vertegenwoordigen. Zooals bekend, zal ook Piétri, de minister van Marine, de het stoffelijk overschot van Koning Alexander naar Belgrado begeleidt, aan de begrafenis deelnemen. De Duitsche rijkskanselier heeft von Keiler als buitengewoon gezant naar Bel grado gezonden, om hem bij de begrafenis van den Koning te vertegenwoordigen. Tsjeoho Slowakije zal vertegenwoordigd zijn door den premier Malypetz. Minister Goebbels heeft de vertooning van het filmjournaal, weergevende den moordaanslag te Marseille, voor geheel Duitsehland verboden. Barthou's begrafenis. Het stoffelijk overschot van minister Barthou zal hedenmiddag om 1 uur van den Quay d'Orsay overgebracht naar de Dom der Invaliden. Hier zijn tribunes op geslagen. Minister-president Doumergue zal voor de tribunes de lijkrede uitspreken. Na de rede van Doumergue zullen de troepen van het Parijsche garnizoen langs de kist defileeren. Daarna wordt de kist overgebracht naar de kerk, waar om 3 uur een plechtige dienst wordt gehouden. Deze plechtigheid besluit het officieele gedeelte van de be grafenis. De kist zal vervolgens slechts door een betrekkelijk gering aantal personen bege leid, over de Place Vauban naar het kerk hof Pere Lachaise worden gebracht, waar de ter aarde bestelling plaats vindt. De minister van buitenlandsche zaken, sir John Simon, zal de Engelsche regeering Zaterdag a s. vertegenwoordigen. De Tsjecho-Slowaaksche delegatie zal onder leiding staan van minister Benesj. Koning Peter thuis. Gisteravond tegen negen uur heeft de nieuwe Koning zijn grondgebied betreden. Een bijzondere delegatie was hem tot de staatsgrenzen tegemoet gereisd, waarbij de ministers van handel, van financiën en landbouw, de president van de Kamer en de vice-president van den Senaat. In het grensstation Jesenice wachtten zij in den gloed van de fakkels van een afdeeling mijnwerkers samen met vertegenwoordi gers van de Zuid-Slavische Sokol van nationale en cultureele vereenigingen. Toen het hofrljtulg, dat aan den snel trein was gekoppeld, door den hofmaar schalk was geopend, klonk op het perron hoera-geroep. Na enkele oogenblikken ver scheen Peter II met zijn moeder voor het portier. In naam der regeering trad de minister van landbouw Kosjitsj op hem toe en riep: „Leve onze Koning". Het koninkje bleef een minuut of vijf op het perron bleek en moeilijk glimlachen en mat wuifde hij voor de begroeting dan kend met de hand. Intusschen had de trein gerangeerd en even later verliet deze het station, waar de menigte met gejuich „Zivio" en „Leve de Karageorgewitsen!" uitgeleide deed. De bladen wijden den nieuwen koning geestdriftige verwelkomingsartikelen. „Ons geheele volk, aldus de Prawda, verwacht den jongen koning met grenzenlooze liefde en toegewijdheid". Het blad wijst op de rust en discipline, die in Zuid-Slavië aan den dag zijn getreden. De verhouding tot Italië. De regeering van Joego-Slavië heeft stappen te Rome gedaan, ln verband met door de radio verspreide commentaren, die zij niet vriendschappelijk acht, over den toestand in Joego-Slavië. In die commentaren werd er op gezin speeld. dat een scheuring in Z.-Slavië aan staande zou zijn. Men hoopt, dat de kwestie op bevredi gende wijze zal worden opgelost. Aan beide zijden van de Italiaansch- Zuid-Slavische grens, in de buurt van Triëst en Ljubllana zijn voorzorgsmaatre gelen genomen, ten einde betoogingen of incidenten die de wederzijdsche betrek kingen zouden kunnen verstoren, te voor komen. over het wetsontwerp betreffende de eigen dommen in de doode hand, terwijl het nummer voorts nog artikelen bevat over het a s. muziekseizoen, het theater enz. In de „Groene Amsterdammer" be spreekt mr. G. C. J. D. Kropman aller eerst de loonsverlaging van Amsterdam, mr. K. Hann schrijft over den „Donderslag boven Marseille", L. J. Jordaan teekende een sterk sprekende plaat, welke de ge schiedenis van Marseille in een algemeen Europeesch licht stelt De langdurige re volutie in Spanje wordt door mr. J. H. Hendriks in een uitgebreid artikel bespro ken. A. Plasschaert schreef een „In Me- moriam Isaac Israëls." De „Wereldkroniek" brengt deze week in de eerste plaats een uitgebreide serie foto's over den moordaanslag te Marseille en publiceert tevens beelden uit het leven dier beide groote staatsmannen. Voorts bevat de aflevering o.a. foto's van het zo merpaleis der Chineesche keizers en val schermprestaties. OMZETBELASTING OP BLADRIET ALS DEKKINGSMATERIAAL VOOR BLOEMBOLLEN. Adres van het Hollandsch Bloembollen kweekers-Genootschap. Door het Holl. Bloembollenkweekers-Ge nootschap is het volgende adres gericht aan den Minister van Financiën, inzake vrijstelling van de omzetbelasting van het artikel bladriet, dekkingsmateriaal voor bloembollen: „Het Hollandsch Bloembollenkweekers- Genootschap, gevestigd te Haarlem, heeft steeds gemeend, dat het artikel bladriet voor afdekking van de bloembollenvelden in den winter, o.a. ook was vrijgesteld van de Omzetbelasting. Uit een schrijven van den Inspecteur der I. en A. te Leiden, is echter gebleken, dat wel stroo en ruigte als dekkingsmiddel voor de bloembollenvelden is vrijgesteld van de Omzetbelasting doch niet het blad riet, hetgeen altijd en nog het eigenlijke dekkingsmateriaal is geweest, al wordt den laatsten tijd ook door zeer vele bloembol lenkweekers voor dit doei gebruik ge maakt van stroo en ruigte. Dit heeft hen ten zeerst verwonderd, omdat zij meenden, dat door Uwe Excel lentie toch vrijstelling was verleend van de Omzetbelasting voor alle dekkingsmate riaal der bloembollenvelden. Zij hopen dat, of de meening van den Inspecteur der I. en A. te Lelden op een vergissing zijnerzijds in deze berust, of, dat het artikel bladriet voor dekking van de bloembollenvelden, per abuis niet is opge nomen in de lijst van de vrijgestelde arti kelen van de Omzetbelasting, reden waarom zij Uwe Excellentie zeer beleefd verzoeken het daarheen te willen lelden, dat, indien bladriet voor meergenoemd doel, om welke reden dan ook, werkelijk niet is vrijgesteld van de Omzetbelasting, te willen bevorderen, dat dit artikel als dekkingsmateriaal voor de bloembollen velden alsnog zal worden gerangschikt onder de vrijgestelde artikelen van de Omzetbelasting, temeer, daar het Uwe Excellentie voldoende bekend zal zijn. dat de bloembollenkweekersbedrijven tenge volge van de huidige crisis zeer zwaar hebben te lijden. o OPHEFFING ONDERSCHEID TUSSCHEN VROEGE EN LATE TULPEN. Adres van de Algemeene Vereeniging voor Bloembollencultuur. Door het hoofdbestuur der Alg. Vereen, voor Bloembollencultuur is het volgende adres inzake opheffing van het onder scheid tusschen vroege en late tulpen in de saneringsmaatregelen aan den Mi nister van Economische Zaken gericht: „In de saneringsmaatregelen, die voor 't bloembollenbedrijf rijn getroffen, wordt op grond van art. 5, lid 2 van het Bloem- bollensaneeringsplan-1934 (Teelt) onder scheid gemaakt tusschen vroege tulpen en Darwin-, Mendel-, late en alle andere tulpen. Door dit onderscheid tusschen deze belde categorieën tulpen ls het aan hou ders van vergunningen voor de teelt van vroege tulpen niet geoorloofd op grond dezer teeltvergunningen Darwin-, Men del-, late en alle andere tulpen te kweeken en omgekeerd. Het komt ons voor, dat de aanleiding tot het maken van het onderscheid tus schen vroege en late tulpen is vervallen. Deze aanleiding was ,dat de teelt van vroege tulpen minder moest worden inge krompen dan die van Darwin- en alle andere late tulpen, zooals nog tot uiting komt in de inleveringspercentages, ge noemd in art. 7, lid 1 van het Bloembol- lensaneeringsplan-1934 (Teeltbeschikking) Nu beide teelten voorloopig op een be paalde oppervlakte zijn gestabiliseerd, zou het handhaven van het onderscheid tus schen vroege en late tulpen een onge- wenschte verstarring tengevolge kunnen hebben. Wanneer namelijk de vraag naar één dezer beide soorten toeneemt, is het gewenscht, dat de teelt van de meer ge vraagde soort kan worden uitgebreid. Onder de huidige regeling is dit niet mogelijk: dit zou wel mogelijk zijn, wan neer het bovengenoemde onderscheid zou vervallen, daar dan, wanneer daaraan op grond van de marktconsteüatie behoefte zou blijken te bestaan, de teelt van de ééne soort zou kunnen worden uitgebreid op grond van teeltvergunningen, oor spronkelijk verstrekt voor de andere soort. Een beter evenwicht tusschen de prijzen van deze beide soorten in het al gemeen zou hieruit dan ook ongetwijfeld resulteeren. Bovendien zou dan ook ongedaan ge maakt worden, dat Mendeltulpen zijn in gedeeld bij de late tulpen, waaronder zij volgens hun bloeitijd zeker niet thuis hooren. Op grond van deze redenen veroorloven wij ons, Uwer Excellentie in overweging te geven, in de saneringsmaatregelen voor het bloembollenbedrijf het onderscheid tusschen vroege tulpen en Darwin-, Men del-, late en alle andere tulpen te doen vervallen," Uitgesproken: H. C. de Jong Sr., timmerfabriek te Lei den. Utrechtsche Jaagpad 36. R.-c. mr. A. B. Bommezijn; cur.: mr. H. Burgersdijk, te Leiden. P. Zeilstra, banketbakker, te Rijnsburg, Kerkstraat '1. R.-c.: mr. A. B. Bommezijn; cur. mr. H. Burgersdijk, te Leiden. Steunt, bij gelijken prijt en kwaliteit, De Nederlandsche Industrie. Hiermede dient gij Uw land En bestrijdt gij de werkloosheid. MANGKOE RADJA „DJONG JOE" VERTELT.' I. „Djong Joe" het Dajaksche hoofd. /Djong Joe" is een groot Dajaksoh hoofd in het sultanaat Goenoeng Taboer (Be- raoe). Hij voert den titel: „Mangkoe Rad ja". Dit Dajaksche hoofd1 is volgens Sultan Achmad geheel op de hoogte van de adat (gewoonten, zeden, gebruiken, rechtspraak) der bewoners. Mangkoe Radja nu heeft den Sultan van den adat verteld en Sultan Achmad heeft de groote welwillendheid gehad 't mij weer mede te deelen. 'k Ben hiermee zeer ingenomen, 'k Zal vertellen hoe ik in aanraking kwam met den Sultan In 1927 heb ik met dezen in gezelschap van den bestuursambtenaar, den heer Bos, een paar reizen gemaakt ln zijn gebied1. Sultan Achmad kende naast Maleisch en Dajaksch, Nederlandsch, Hij vertelde mij van de adat der Dajaks, wat ik zeer pret tig vond, en beloofde me om later nog meer mede te deelen. Op Borneo is het kennep der Nederlandsche taal door een Sultan een bijzonderheid. Meestal spreekt men Maleisch. En die taal beheersch ik niet! Er zijn slechts heel, heel weinig Nederlanders, die zich in deze taal behoor lijk kunnen uitdrukken en ze verstaan. Het is een zeer groot misverstand te mee- nen, dat elk Nederlander, die. zooals ik, vele jaren in Indië is geweest, behoorlijk Maleisch kent! De zeer groote meerderheid kent er zoo goed als niets van! Dit is te wijten aan de meening, dat Maleisch zoo gemakkelijk is, in een paar maanden te leerenMen leert zonder gramatioale voor bereiding eenige tientallen soms enkele honderdtallen woorden van buiten, net zooveel als men voor omgang met keuken meid, huisjongen, tuinjongen, Chineesche winkelbedienden, bedrijf, en werklieden noodig heeft, en beeldt zich dan in, de taal te kermen. Maar zoodra men in aan raking komt met den beschaafden Indo nesiër. waarmee men een gesprek in 't Maleisch moet voeren, converseeren. zit men met de mond vol tanden! De woor denschat is veel te beperkt, de kennis der grammatica gelijk nul, zoodat het .ge sprek" al heel spoedig hokt En dan spreekt men van gebrek aan openhartigheid, aan belangstelling! Zooals ik de zaak zie, ligt de oorzaak van wederzijdsch niet begrijpen en waardeeren voor een deel aan de uiterst gebrekkige kennis der omgangstaal, omdat de lands- of moedertaal voor de meeste Indonesiërs, een andere ls. Maar in 't Maleisch, weten deze zich toch heel veel beter uit te drukken dan verreweg de meeste Nederlanders. De inheemsche be stuursambtenaren hebben 't Maleisch op de scholen geleerd, de Europeesche op de universiteit ook. Deze doen er in hun be stuurspraktijk een ruime ervaring van op, zoodat men in 't algemeen kan zeggen, dat slechts Europeesche bestuursambtenaren Maleisch kennen (rechters, officieren en nog eenige weinige andere ambtenaren behooren ook vaak tot hen, die naast ..pas- sar Maleisch". het beschaafde Maleisch kennen). De lezer zal opmerken: „Wat heeft dit alles nu te maken met hetgeen Djong Joe vertelt?" Sultan Achmad meen de het Nederlandsch niet genoeg te ken nen om de mij beloofde mededeellngen van het Dajaksche hoofd in die taal over te brengen Waarom hij het maar in 't Ma leisch had gedaan, wat wel geen bezwaar zou zijn". Daar zat ik met de kostelijke gegevens! Nu lag het voor de hand' zal men zeggen, een woordenboek op te nemen en 'm grammatica, en hiermee gewapend het gezondene te vertalen, maar ik herinnerde me de klachten uit den gymnasiumtijd van mijn kinderen, als ze met een dik Grieksch woordenboek en een grammatica naast zich. de woorden van een zin wel konden vinden, maar groote moeite had den, den zin te begrijpen en er eerst na veel moeite „uit" kwamen of ook wel eens niet En hoe lang ze soms zaten te zuch ten over een paar regels Grieksch of La tijn! Ik kon alles laten vertalen natuurlijk: er zijn daarvoor wel uitstekende deskun digen te vinden. Maar dit stuitte mij. den man die meer dan 20 jaar in Indië was geweest tegen de borst: 't was me wat „te min" Ik begon dus. Eiken avond een regel of wat. Soms begreep ik van 't geschrevene niets! Maar 't ging langzamerhand beter. Na een paar maanden was ik er door en kon ik met de schriftelijke vertaling begin nen. Dat viel weer tegen. Een belangstel lend 0ud-be9tu1ursam.bten.aar echter, wien ik mijn nood klaagde, was zoo vriendelijk de vertaling te controleerenen te ver beteren Een heel enkele keer kon ook hij er niet uitkomen, 't Maleisch ondervindt plaatselijke invloeden, de wijze van uit drukken verschilt, vreemde woorden (b.v. Dajaksche) worden gebruikt. Maar die heel, heel enkele keeren, bracht een Ma- leiër. dien ik bewonder om zijn kennis der Nederlandsche taal, uitkomst. Hij vertaalde de moeilijke punten, waarvan ik letterlijk niets begreep „zoo maar" in keurig Neder landsch. Ik ben wat uitvoerig geweest met mijn inleiding, omdat dit noodig was. Het is be kend, dat gebrek aan taalkennis verband heeft gehouden met het drama der .Zeven Provinciën. Maar veel minder bekend is het, dat dit gebrek ook oorzaak is van on juistheden door reizigers in vreemde lan den, verteld. Zoo herinner Ik mij een Duitsch professor, die over Zuid Celebes schrijft en er daarbij „naast" is. Maar is dit te verwonderen, waar hij opmerkte met den Sultan van Boni in de landstaal te hebben geconverseerd? Een Amerikaanse!! reiziger vertelt van de Dajaks der Boven- Mahakkam. terwijl hij niet verder is ge weest dan tot een plaatsje aan den bene ren loop..., waar geen Dajaks wonen! Ik zal geen voorbeelden meer geven, ook niet vertellen van den onzin die in exotische films wordt gedebiteerd, alleen nog maar opmerken, dat naast kennis der landstaal, die uiters moeilijk te verkrijgen is men leze er op na wat de taaireus Dr. Adriani (zie Dr. N. Adriani's Verspreide Geschrif ten) hiervan zegt er nog veel meer noo dig is om een bevolking te leeren kennen en te begrijpen. Een boutade van een be kwaam wereldreiziger komt mij in de ge dachte. Hij merkt op: „Wanneer ik een week in een vreemd land reis, schrijf ik mijn „indrukken" in krantenartikelen neer Reis ik er een paar maanden, dan schrijf ik in tijdschriften, heb ik er een half jaar gereisd,, dan schrijf ik een boek. En als lk er een jaar heb rondgekeken, zwijg ik". Hij was er achter gekomen, dat alles toch heel anders was. dan hij in "t begin had gemeend. Ik laat nu „Djong Joe" aan het woord. Hij begint met te vertellen van de verhouding van Dajaksch onderdaan tot vorst. „Volgens de adat der Dajaks schenken zij het grootste vertrouwen in hun vorst. Ja zij beschouwen hem in vergelijking met hen zelf zooals ze het licht der maan bij dat der zon vergelijken Het verschijnen voor den radja is als het afleggen van een eed: „ik zal geen kwaad tegen U onder nemen". Breekt men dien eed, doordat men slechts bedoelingen heeft, dan is onheil hiervan het gevolg En zou men tot slechte daden of woorden overgaan, dan zal men onmiddellijk door de straf worden getrof fen, die van de heilige en magische sfeer van den vorst uitgaat, zooals de mein- eedige getroffen wordt door de voorwaarde in de eedsformule opgenomen. Dit dagteekent al van vroeger.men is er sterk aan gehecht en 't gaat over van vader op zoon. Het is plicht alle bevelen van den Radja na te komen. Den Radja moet men helpen bij het bouwen van een huis, bij den veld arbeid, den rijstoogst, het visschen, enz. enz. Zoo ook is men verplicht bij een feest, dat de vorst geeft, te helpen, van het begin tot het eind. Vóór het tijdstip, waarop de belasting op boschproducten (rottan, hars, rubber, hout T.) In de landschapskas wordt gestort, kreeg de Radja, die 10 belasting der waarde, zoowel van Maleiers als van Da jaks. (In 1927 bedroeg dit voor het hoofd der Siang-Dajaks te Poeroek TJahoe plm, f. 17.000 per Jaar. T.). Maar de vorst heeft ook plichten ten opzichte van zijn onderdanen. Ze bestaan hierin, dat hij bij sterfgevallen, uithuwe lijken, gebrek aan voedsel, enz. de men- schen helpt, hetzij voor niet, hetzij hij hun leeningen verstrekt. Wat de nakomelingschap van den Radja betreft, dezen worden ook naar de oogen gezien en gerespecteerd, maar de grootste eer bewijst men den vorst". Kort gezegd, beteekent de aanhef, dat dé Dajak in zijn vorst een wezen van hoogere orde ziet, 'begiftigd met magische krachten Dat het respect voor een dergelijk wezen, hetwelk voortspruit uit godsdienstige over tuiging zeer groot is, is begrijpelijk, vooral als men weet, dat er geen godsdienstiger menschen zijn dan „wilden" en „heidenen" Stationsplein en Perron H, S. M. Op werkdagen: Richting: Amsterdam Rotterdam Utrecht 3.—* 3—* 3—* 7.10 15.40 10.30 10.30 16.40 13.30 13.30 20.40 1560 14.30 16.15 16.15 17.40 16.50 18.25 22— 19.15 22.45 22.45 Des Maandags en daags na een feestdag niet. Op Zon- en Feestdagen: 3— 3.— 3— 2266 22— De buslichting van 22 uur 45 geeft aan sluiting op de nachtpostterreinen. Station HeerensingeL Bus aan den trein niet op perron Vertrek der posttreinen op werkdagen te 1263 1667 18.44 8-8

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1934 | | pagina 11