De misdadige aanslag bij de ontvangst van Koning Alexander te Marseille
DE FREGATVOGEL
75ile Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
In de oorlogsjaren.
Koningin Maria van Zuid-Slavië met haar drie kinderen, kroonprins
Peter, prins Tomislav en prins Andrey. Deze foto werd enkele jaren
geleden genomen.
Korting Alexander van Zuid-Slavië te Marseille Vermoord.
FEUILLETON.
KONING ALEXANDER IN GESPREK MET EEN FRANSOHEN OFFICIER
AAN HET FRONT.
DE VERMOORDE KONING. DE ELFJARIGE KROONPRINS PETER, DIE ZIJN Do FRANSCHE MINISTER BARTHOU, DIE EVENEENS VERMOORD
VADER ZAL OPVOLGEN. WERD.
door George Owen Baxter.
naar den Amerikaanschen roman
bewerkt door J. M. P.
24)
Deze deur werd eveneens geopend en
Geraldi ging met zijn katachtlgen tred
door den winkel, langs tafels beladen met
allerlei huishoudelijke voorwerpen van
potten tot tinnen beeldjes toe. Op deze
wijze bereikte hij een klein kantoor in een
hoek van den winkel, met voor het mee-
rendeel glazen wanden, waarvoor gor
dijnen hingen.
Binnen scheen een licht. Met eindeloos
geduld bewerkte Geraldi de deur van dit
kantoortje; af en toe kwamen zwakke ge
luiden van binnen een kuch, een geeuw,
een zucht en dan het omslaan van papier
of het kraken van een stoel. Telkens als hij
zulk een geluid hoorde, peuterde Geraldi
verder met het stalen lemmet In het slot;
eindelijk ging het slot geruischloos open,
doch niet voordat hij een stoel hoorde
schuiven, deed hij de deur behoedzaam
open en bleef op den drempel staan.
Het was een klein vertrek, nauwelijks
zeven of acht voet in het vierkant en geen
inch hooger dan Geraldl's hoofd. De wan
den waren behangen met oude horloges,
kralen en andere sieraden; in den hoek
het verst van de deur, stond een kleine les
senaar en hiervoor zat de eigenaar van de
zaak op een hooge kruk, voorover gebogen
en de beenen om de krukpooten gedraaid,
zooals een kind dat doet bij zijn lessen.
Op het oogenblik was de kleine man
bezig een diamant uit een ring te nemen;
hij nam dien in de hand en rolde hem
voorzichtig op de handpalm heen en weer
om te genieten van de flikkering der fa
cetten en het licht er binnen. Midden in
deze aangename bezigheid hield hij plot
seling ep en zijn klauwachtige vingers slo
ten zich om het kleinood; langzaam, met
kleine schokjes, wendde hij het hoofd om,
totdat hij tenslotte met doffe, wijd open,
verschrikte oogen, als die van een kind,
opkeek naar het gelaat van Geraldi. Deze
glimlachte vriendelijk die breede glim
lach, welke soms zoo vol vreugde was en
soms den glans van een zwaard had.
De pandhuishouder scheen op dat oogen
blik de scherpte van 't zwaard te voelen
en hij kromp plotseling ineen op zijn stoel
en begon hevig te beven.
„Hoe hoe begon hij.
..Ik ben maar even binnen geloopen",
zeide Geraldi. „Ik hoop. dat je er niets op
tegen hebt".
„Maar", zeide de kleine man, „is de bel
van de voordeur niet over gegaan toen je
binnen kwam? En had ik deze deur
open gelaten?"
„De straatdeur heb ik met rust gelaten",
zeide Geraldi, „en deze deur is met zulk
een oud vriend als dit slot nooit voor mij
gesloten".
De oude man keek hem met open mond
aan. ..Ah", zeide hij tenslotte en klemde
zijn bloedlooze handen tezamen. Hij be
gon Geraldi aan te kijken met nog grooter
angst dan tevoren, terwijl hij gedurig het
hoofd schudde alsof meer en meer de
waarheid tot hem doordrong.
.Begrijp je het nu?"
„Ik begrijp het", antwoordde de pand
huishouder.
„Het zou niet goed voor mij zijn om ge
zien te worden, zelfs niet in achteraf-
straatjes, daarom ben ik langs een veiliger
weg gekomen".
De man likte zijn lippen af. Jij bent
Geraldi", zeide hij.
„Je kent mij dus?"
„Ik ken iedereen", zeide de kleine man,
„heb Je iets voor mij?"
„Alleen maar een beetje geld".
„En wat wil je daarmee?"
„Slechts iets koopen".
„Goed", zeide de man zonder enthou
siasme. „Wat wil je koopen?"
„Wat ik wil koopen", zeide Geraldi, „wat
ik wil koopen, is het gezicht van een jon
gen man met lang blond haar en een korte
blonde knevel. Ook wil ik andere kleeren
hebben; de kleeding van een cowboy, laat
ons zeggen van den jongen zoon van een
rijken rancher".
„Wie heeft je hierheen gezonden?" vroeg
de pandhuishouder op scherpen toon.
„Ik heb den weg gevonden, zooals je
ziet", zeide Geraldi.
„Dan kun je je weg terug ook wel vin
den", snauwde het mannetje op de kruk.
„Van mij zul Je niets koopen".
„Moet ik mezelf dan helpen?"
„Als je gek bent wel. Het is gemakkelijk
om binnen te komen, hè, maar je zult het
moeilijker vinden om er uit te komen, Ja
mes Geraldi. Iedere deur wordt met revol
vers bewaakt!" Hij sprak niet zoozeer
triomfantelijk, maar er lag kalme overtui
ging in zijn stem en hij glimlachte met
kinderlijk vertrouwen den ander toe.
„Heb je gescheld?" vroeg Geraldi.
„Een licht", antwoordde de ander.
„Scherpe ooren zouden een bel kunnen
hooren ooren, die niet moeten hooren,
maar een licht is veilig".
„Maar het komt mij voor, dat je veel ge
doe maakt om een kleinigheid", zeide
Geraldi.
„Het is geen kleinigheid", antwoordde de
oude man.
„Waarom niet?"
„Stel eens voor, dat ik je help om weg
te komen, wat zou Chalmers dan wel
zeggen?"
De jongere man glimlachte. „Natuurlijk
moeten wij om Chalmers denken", gaf
hij toe.
„We willen je scalp misschien zullen
ze dien hebben", ging de pandhuishouder
voort, „maar er is één moeilijkheid, zie je".
„Zoo?"
„Het feit, dat je met mij in dezen win
kel bent"
„Daar dacht ik zooeven ook aan", ant
woordde Geraldi, terwijl hij een sigaret
opstak. Dadelijk daarop voegde hij er bij:
„Doe dat niet probeer het niet, vriend,
maak zelfs die beweging niet meer, of ik
zal genoodzaakt zijn een kogel door dat
wijze hoofd van je te jagen en dan te pro-
beeren hier weg te komen".
Alles wat de ander gedaan had. was
slechts een weinig voorover te buigen. De
grootste verandering was echter niet in
zijn houding geweest, maar in zijn gelaats
uitdrukking, maar zelfs die verandering
was niet groot. Nu echter leunde hij weer
achterover en schudde het hoofd bewon
derend.
„Wat een oogen heb jij!" zeide hij. „Wat
een perfecte uitrusting voor je werk! Een
voet. zachter dan de vleugels van een uil,
een hand, sneller dan de kop van een
slang en soepeler dan de poot van een
kat; en kracht ook, niet de brute kracht
van een Hercules, maar buigzamer en
vlugger, zenuwen, die als koperdraden de
electriciteit bliksemsnel
„Dank je", zeide Geraldi. .Dat is een
mooi compliment van iemand, die het be-
oordeelen kan. Maar er is slechts één
manier om tot zaken te komen".
„Hoe dan?"
„In de eerste plaats geef Je mij, wat ik
noodig heb de perfecte vermomming,
zooals je die daar in die laden hebt. Daar
na de kleeren, die ik gevraagd heb en dan
breng je een snel paard naar den achter
uitgang. Je zult dan met mij naar buiten
gaan, na eerst je helpers te hebben doen
weten, dat ik veilig naar buiten kan gaan,
maar je gaat met mij mee voor de zeker
heid. En je zult bij mij blijven, totdat ik
veilig uit de stad ben".
De pandhuishouder spitste de lippen,
maar zonder te fluiten. „Anders niet?"
vroeg hij spottend.
„Niets minder", zeide Geraldi.
„Dan moet je er op rekenen hier bij mij
te blijven tot je van gedachten ver
anderd bent".
„Misschien", zeide de fregatvogel schou
derophalend.
„Maar er is hier niets te eten".
„Heelemaal niets?"
„Geen kruimel".
„O, neen, ik geloof wel, dat ik iets zou
kunnen vinden".
„Ja??"
„Wat denk je van een kip?"
„Maak maar grappen, jongmensch,
lachen is gezond".
„Niet alleen een kip, maar een haan,
zullen wij zeggen".
„Ja, dat zou nog beter zijn", grinnikte
de oude man.
(Wordt vervolgd).