Minister Marchant spreekt voor de geluidsfilm - Volendamsche ^erm/s
DE FREGATVOGEL
75ïle Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad
FEUILLETON.
MINISTER MARCHANT SPREEKT VOOR
UE GELUIDSFILM over de nieuwe spel
ling. De minister aan zijn bureau.
KERMIS TE VOLENDAM. Ook voor de
Voliendamsche jeugd vormt de zweefmolen
de grootste attractie.
DE DOCHTER VAN HET ECHTPAAR CURIE - die
naar gemeld wordt een formule gevonden zou hebben,
die het mogelijk maakt kunstmatig radium te vervaar
digen. Mme Joliot-Ourje met haar man.
OM HET KAMPIOENSCHAP VAN AMERIKA VOOR PRINSES MARINA, DE VERLOOFDE VAN PRINS GEORGE VAN ENGELAND geniet OP DE BIJEN MARKT TE TILBURG. Een imker,
BOOTEN MET BUITENBOORD-MOTOR. De booten r die niet bang is voor zijn bijenvolkje. Hij legt de hand
aan den start te Schuylkill. m Engeland groote populariteit. De prinses en de prins bij het winkelen in Londen. rustig k de opening van den korf.
door George Owen Baxter,
naar den Amerikaanschen roman
bewerkt door J. M. P.
14)
Een klok sloeg; zes zware slagen zonden
hun klanken ln langzame golven door de
zware, vochtige nachtlucht. Geraldl, die in
diepen slaap op zijn brits lag, scheen door
het geluid wakker te worden. Hij rekte
zich, luisterde een oogenblik naar het
snurken van den nachtwaker en werkte
zacht aan zijn handboeien. Soepele han
den kunnen zich aan de palmen tezamen
vouwen en smaller worden dan de polsen;
elk kind kan dat kunstje uitvoeren; het
is zelfs eenvoudig voor groote menschen,
als zij hun spieren lenig genoeg houden.
Geraldi trok met gemak zijn handen door
de stalen boeien en legde die op de brits.
Zijn voeten waren nu nog gebonden en
tusschen hem en de vrijheid waren nog
drie gesloten deuren, die van zijn cel, die
naar het kantoor van den sheriff en die
van het kantoor naar de straat. Vanuit
den binnenkant van de zool van zijn rech
ter schoen trok hij een klein, plat stalen
lemmet, waarmede hij ijverig aan het slot
van zijn voetboeien werkte; het mecha
nisme was prachtig geolied en in een
oogenblik gaf het geluidloos mee en stond
Geraldl eindelijk vrij.
Hij rekte zich omzichtig, leder zijner
ledematen om beurten, toen begon hij aan
het slot van zijn celdeur. Hij moest uit het
kijkgat rijken en van den buitenkant af
werken, maar op deze wijze kwam hij dan
ook vooruit. Eindelijk bereikte hij den
voornaamsten hefboom, die bewoog, de
grendel zelf schoof gemakkelijk weg en
Geraldi stapte de deur uit in de celkamer.
De cipier zat danig in zijn stoel te knikke
bollen, een slappe en hulpelooze figuur,
belicht door het schijnsel van zijn eigen
lantaarn. Geraldl moest achter dien stoel
omloopen om de deur van het kantoor van
den sheriff te bereiken, maar toen hij
daar kwam, hoorde hij den gerekten lagen
toon van de spoorfluit, gedempt en droef
geestig in de verte.
De slaper ging met een ruk opzitten en
zwaaide wat heen en weer in zijn stoel,
terwijl Geraldi in spanning wachtte. „Zes
vijftien", mompelde de cipier en viel weer
ln slaap.
Geraldl opende de deur en trad het
kantoor binnen; daar vond hij alles, wat
men hem ontnomen had, op den lessenaar
van den waarnemenden sheriff liggen,
zelfs de dikke rol papiergeld, die eens het
eigendom was geweest van Chalmers in
Sankeytown. Er stond een brandkast in
den hoek van de kamer, maar de gewel
dige politieman vertrouwde blijkbaar zoo
geheel op de degelijkheid van zijn keurige,
kleine gevangenis, dat hij zich niet druk
maakte over extra voorzorgsmaatregelen.
Geraldi deed alles weer in zijn zakken, de
sleutel stak in het slot van de straatdeur
en een oogenblik later was hij weer in de
frissche buitenlucht, terwijl het gebrul
van de spoorfluit zijn ooren pijn deed.
Hij had haast; waarschijnlijk zou de
trein aan zulk een station slechts even stil
houden en, terwijl hij zich naar het em
placement haastte in het duister van den
morgen, hoorde hij de locomotief al begin
nen te proesten, toen hij zich nog op
grooten afstand er van verwijderd bevond.
Hij moest hard loopen om dien trein te
halen; hij zag het glinsteren van een
ijzeren ladder en op goed geluk springend,
miste hij met beide voeten en zijn rechter
hand; slechts zijn linker hand greep vast,
maar dat was genoeg.
Hij klom naar het dak van den wagen
entrof vlak boven zich een vaag tegen
den nachtelijken hemel afgeteekende
figuur, terwijl de bekende vorm van gen
revolver op zijn hoofd gericht werd. Een
kleine man stond op den goederenwagen,
de beenen uitgespreid om het slingeren
van den wagen op te vangen.
Renney?
„In orde, vriend", zeide de stem van den
remmer, „een dollar voorschot en je kunt
mijn divisie meerijden, anders zal ik je
naar beneden rollen, denk daarom!"
HOOFDSTUK XIII.
Geraldi betaalde. „Nog iemand anders
aan boord?", vroeg hij.
„Er is een neger in nummer zeven, die
is leeg; je kunt de deur wel open maken".
Geraldi ging naar nummer zeven en
opende de deur. Het was niet het gemak
kelijkste kunststuk ter wereld om de
schuifdeur van een dichten spoorwagen te
openen en van het dak naar beneden te
zwaaien, maar Geraldi deed het met het
gemak van lange ervaring. Vanuit de
duisternis van den ledigen wagen hoorde
hij een uitroep van verbazing.
„In orde, vriend", zeide hij.
Een lucifer werd afgestreken en het
licht tusschen twee grauwzwarte handen
voor zijn gelaat gehouden.
„Een vagebond van 'sHeeren wegen!"
riep de neger uit. „In orde vriend, ga zit
ten en vertel eens wat er langs de lijn
gebeurt."
„Geef mij je handhier is een dol
lar. Ga weer bij de deur zitten en houd de
wacht. Ik wil wat slapen en denk er om,
ik slaap zoo licht als een kat, maar ik
wil niet gestoord worden."
De neger grinnikte. „Ga maar liggen",
zeide hij, „ik zal wel op de deur passen.
Ik zal je roepen, als er iemand binnen
komt."
Geraldi strekte zich behaaglijk op den
dansenden vloer van den ouden spoor
wagen uit; het werd al lichter, zilveren
strepen doorboorden de duisternis van
den wagen. Het gevaar was niet denk
beeldig, dat, als deze wagen de eenige le
dige in den trein was, Renney zou bin
nenkomen; het behoorde echter tot Ge-
raldi's filosofie, dat men een zeker per
centage risico moest nemen; hij was erg
moe en hij moest wat slaap hebben om
gedurende den dag flink te kunnen blij
ven. Hij sloot daarom de oogen en was
gedurende de volgende drie uren als dood
voor de wereld.
Toen werd hij wakker, daar hij voelde,
dat iemand zich over hem heen hoog; hij
durfde nauwelijks door zijn wimpers kij
ken, maar toen hij dit deed, zag hij het
gelaat van den neger, waarin de oogen
van nieuwsgierigheid, hebzucht en angst
schitterden, terwijl hij zich over den sla
per heen boog. In zijn linkerhand hield
hij een mes en de rechter was uitgestrekt
naar Geraldi's jas.
Nieuwsgierigheid was hem de baas ge
worden, maar toen Geraldi kreunde en
zich bewoog, schrok de ander terug en
ging Geraldi overeind zitten.
„Ik was bang, dat je hoofd er af zou
vallen op dezen slechten weg", zeide de
neger vriendelijk. „Jij bent stellig een
kampioen slaper, zeg!"
„Ja", zeide Geraldi, maar ik word ge
woonlijk juist op tijd wakker!"
De schuldige oogen van den neger gluur
den van den eenen kant naar den ande
ren, daarop grinnikte hij en Geraldi grin
nikte terug. Een paar gram begrijpen was
beter met dit soort van menschen dan
tonnen doen alsof.
Hij offreerde den neger een sigaret, die
deze aannam en zij rookten een tijdlang
in stilte en keken elkander met openhar
tige belangstelling aan. Als hij twee se
conden langer geslagen had, zou Geraldl
nu dood zijn met dat mes door zijn hart
ter wille van den bundel bankbiljetten,
dien hij in zijn zak droeg. Maar het erg
ste was niet gebeurd en daarom was hij
in staat te glimlachen.
„Nog ergens gestopt?" was de routine-
vraag.
De neger schudde het hoofd.
„Wie heeft de deur gesloten?"
„De remmer gaf mij een wenk."
„Waarom?"
„Weet niet; ik heb den remmer niet ge
vraagd om me te vertellen, wat-ie dacht.
Ik deed, wat-ie zei."
Geraldi probeerde de deur te openen,
zij was op slot.
„Hij zal stellig aan het eerstvolgende
station open doen", zeide de neger.
„Jij zwarte hond!" riep Geraldi, met
iets zalvends in zijn langzame stem.
(Wordt vervolgd).