Marine-oefeningen voor Scheveningen - Miss Engeland op Schiphol
-
I DE FREGATVOGEL
75»te Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad
Marine-oefeningen voor de kust van Scheveningen.
FEUILLETON.
TWEE VRACHTAUTO'S botsten op den hoek van de Harderwijkstraat en de Schaes-
bergenstraat in 'de residentie tegen elkaar. Een der auto's sloeg om. De andere reed
het trottoir op en vernielde een hek.
HANDICAP-DRAVERIJEN TE SCHAGEN om den grooten prijs
Schagen. Moment uit den strijd.
PAUL LABORIE die ia Barcelona ge-,
arresteerd is, verdacht van moord op den
Parijschen theaterdirecteur Dufrenue.
BEZOEK VAN DE ENGELSCHE SCHOONHEIDSKONIN
GIN AAN AMSTERDAM. De aankomst van miss
Engeland op Schiphol.
Belangstellenden slaan de oefeningen der oorlogsschepen op den
Boulevard gade.
DE NIEUWSTE MODE-DWAASHEID gedemonstreerd op de kappers
tentoonstelling in Olympia Hall te Londen. Een gedeelte van het haar is
blond, het andere bruin.
m
door George Owen Baxter,
naar den Amerikaanschen roman
bewerkt door J. M. P.
13)
Hij ging nu op weg terug langs de bocht,
vlug loopende door het kreupelhout met
gescherpte zintuigen; hij was eenigen tijd
woudlooper geweest en zijn ongelooflijke
lichte tred kwam hem nu goed te pas,
maar hij wist, dat er vele anderen waren,
die beter in die kunst thuis waren dan hij.
Toen hij aan het punt kwam, waar het
spoor langzaam naar beneden liep, waagde
hij zich aan den rand van het hout en
wachtte daar neergehurkt af. De sterren
deden de rails flikkeren en al wat zich
over den weg bewoog, kon vanaf rede
lijken afstand worden waargenomen. Het
was echter ook mogelijk, dat de landloo-
per rechtuit het kreupelbosch was inge
gaan met het plan om gedurende den
nacht op een bekend punt te kampee
ren; van Renney kon hij zooiets niet ver
wachten.
Nauwelijks had hij dit alles verdacht, of
een man stapte geluidloos uit het gebla
derte te voorschijn en bleef aan den rand
van den spoorweg staan. Hij had de han
den in de zakken en zijn pet was diep over
de oogen getrokken. Iets in den slanken
bouw van de schouders en in het voor
overbuigen van het hoofd zeiden de fre
gatvogel, dat dit Renney was. De man
floot zacht, alsof hij zich recht vergenoegd
voelde; toen ging hij den spoorweg op en
begon over de dwarsliggers naar Sankey-
town terug te loopen.
HOOFDSTUK XII
Geraldi had meer dan een uur op den
trein gereden en was dus dertig mijlen
mijlen van de stad verwijderd of mis
schien wat meer, maar vlak bij den voet
van de helling, die zij nu volgden, was de
trein een kleine groep lichten gepasseerd
en Geraldi was er tamelijk zeker van, dat
zijn prooi dit stadje gebruiken als een uit
gangspunt voor het volgende gedeelte van
de reis.
De maan kwam op; de oostelijke bergen
schenen wonderlijk dichtbij en even stijl
als rotsen van zwart steen, maar naar het
Westen, over zijn schouder heen, was het
land in mlstgolven gehuld. Er was echter
genoeg licht om hem er op verdacht te
doen zijn, dat Renney misschien zijn ach
tervolger zou kunnen zien; hij bleef verder
achter, totdat Renney's omtrekken voor
hem uit een schim werden, meer vermoed
dan gezien.
Het spoor boog wat naar rechts in een
wijde, lange bocht en spoedig kwamen zij
tusschen de vlakke schaduwen van het
dorp. Renney liep tot dicht bij het station
en Geraldi zag hem verdwijnen in een
klein nachtrestaurant, een van die gele
genheden, welke gewoonlijk open zijn in
een stad, waar veel spoorwegpersoneel
tezamen komt. Door het berookte deurven
ster zag hij Renney zich voor de toonbank
neerzetten en vlug iets bestellen.
Geraldi stak daarop gerustgesteld de
straat over, waar het evenbeeld van dit
eethuis was gevestigd; de toonbank was
bedekt met wasdoek, dat door boenen en
elbogen tot flarden was versleten. De
kellner-kok keek geïrriteerd van zijn krant
op, toen hij Geraldi zag binnenkomen.
Niets is spoediger bereid dan gehakt en
dit bestelde Geraldi dus, tezamen met
brood en koffie en een stuk appeltaart.
Het gehakt bestond meer uit brood en uien
dan uit vleesch, maar hij at het met het
geduld van iemand, die wel eens met min
der tevreden heeft moeten zijn. Hij at
zelfs met graagte, want hij wist, dat dit
mogelijk voor langen tijd zijn laatste kans
kon zijn, voordat hij weer in de gelegen
heid zou zijn om te eten.
Toen hij zoo ongeveer de helft van zijn
maal op had, werd hij zich er van bewust,
dat de kok langs hem heen keek, terwijl
het kleine gebouwtje dreunde van een
zachten, maar zwaren voetstap. Geraldi
keek over zijn schouder en zag recht in de
twee loopen van een afgezaagd jacht
geweer, dat door een man, zoo groot als
Geraldi nog zelden gezien had, op hem
gericht werd! Het was geen groote, logge
man, maar eerder de door de wol geverfde
essence van strijdkracht!
„Juist zoo, vriend", zeide hij, „jou
zoek ik!"
„Waarvoor?" vroeg Geraldi.
„Wegens het bestelen van Chalmers in
Sankeytown! Dat is alles".
Geraldi draaide zich nog wat verder om.
„Steek je handen op!"
„Zeker", zeide Geraldi, en van terzijde
zag hij nu, hoe een schaduw was binnen
gegleden door de achterdeur van het eet
huis. En hij had juist den tijd om met
dien blik de eenigszlns hooge schouders en
het voorovergebogen hoofd van Renney te
herkennen!
Renney had onder een zwaren handicap
met alle kansen in het voordeel van zijn
vijand het spel gespeeld en gemakkelijk
gewonnen. Geraldi gaf dat in zichzelf toe
en stond toen op bevel van den waar-
nemenden sheriff op en liet zich de han
den achter den rug door den kok, op aan
wijzing van den man der wet, vastbinden.
„Trek de touwen stevig aan", zeide de
sheriff, „dit is een knaap van olie en vee-
ren naar ze mij vertellen. Kom, jong, loop
maar voor me uit, je kunt den nacht in
den pot of op het kerkhof doorbrengen,
zooals je verkiest, begrepen??
„Ik weet, wanneer ik een man voor mij
heb", zeide Geraldi en liep langzaam uit
het eethuis de straat op. Het was te laat
voor een menschenmenigte om hem te vol
gen; zij gingen naar de gevangenis, die
tot Geraldi's teleurstelling een klein mo
dern gebouwtje van zwaren steen was. De
cellen waren alle omgeven van een inge
wikkeld net van ondoordringbaar staal.
De cipier kwam het kantoor van den
sheriff binnen en hielp Geraldi fouillee-
ren; onder vele uitroepen van vakkundige
bewondering werd eerst de sterke stalen
staaf en daarna een voor een de andere
kleine werktuigen te voorschijn gehaald.
„Zakken rollen? Verdorie, hij kon een
bank rollen!" riep de cipier uit.
De sheriff keek met stralende oogen
toe; hij zag in, dat zulk een vangst hem
een officieele goedkeuring zou bezorgen.
Hij zag toe, dat het onderzoek grondig
plaats vond en Geraldi moest zich ont-
kleeden en stond te bibberen, terwijl elke
inch van zijn kleeren met de handen
nauwkeurig werd onderzocht; toen werd
hem toegestaan zich weder te kleeden,
waarop de sheriff de cel in het midden
van de groep uitkoos en met een laatste
waarschuwing aan den cipier vertrok.
„Houd hem in de gaten, hoor, hij is zoo
glad als een aal; ik heb dat van iemand,
die hem kent".
De cipier bleef daarop eenigen tijd met
de lantaarn in de hand voor de cel staan.
„Waar heb je het vak geleerd?"
vroeg hij.
„Ik ben er mee opgegroeid", antwoordde
Geraldi.
„Altijd hetzelfde vak?" vroeg de cipier,
maar hij beantwoordde zijn eigen vraag.
„Natuurlijk, het is altijd zoo. hetzelfde
werk, altijd hetzelfde. Dat maakt het voor
jullie boeven zoo gemakkelijk om er in te
vliegen. Wat je eens doet, dat zul je meer
doen; jullie hebt geen variatie. Verdik
keme, ik zou meenen, dat jullie eens wat
anders moest probeeren!"
Geraldi keek naar zijn voeten, die stevig
geboeid waren; ook zijn handen werden
door sterke boelen omsloten.
„Vriend", zeide hij, „als het je hetzelfde
is, zal ik nu gaan slapen; ik moet den
eersten trein pakken".
De cipier lachte. „Dat is dus de zes vijf
tien", zeide hij. „Misschien is het wel noo-
dig, dat ik je een paar minuten te
voren wek!"
„Dank je", glimlachte Geraldi, „goeden
nacht".
„Goeden nacht, jong! De zes vijf
tien dus!"
Hij ging grinnikend heen en ging in een
stoel zitten in een hoek van het celver-
trek; hij geeuwde een paar maal luid, de
stoel kraakte, toen hij het zich er gemak
kelijk in maakte en binnen een half uur
snurkte hij.
(Wordt vervolgd), j