Bezoek van Prinses Juliana aan Zeeland - Brand te Waalre DE FREGATVOGEL 75,te Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON. HET OUDSTE EN HET NIEUWSTE CUNARD-SCHIP. Boven de „Brittannia", waarmee in 1840 de eerste reis van Liverpool naar New York gemaakt werd. Onder het nieuwe 75.000 ton groote Cunard-schip ,,534", dat morgen te water gelaten zal worden. DE PLECHTIGE INSTALLATIE VAN DR. MiiLLER tot Rijksbisschop der Duitsche Christenen. Tijdens de toespraak van dr. Müller op de trappen van den Berlijnschen Dom. DE NIEUWE LEIDSTER VAN HET LEGER DES HEILS Evangeline Booth bij aankomst in New York voor de radio sprekend. Prinses Juliana in Zeeland. Links de begroeting van de Prinses te Vlake. Kinderen in Zeeuwsch costuum bieden bloemen aan. Rechts: in Groecfo bracht Prinses Juliana een bezoek aan ds. Dufour, Luthersch predikante, die studiegenoote van de Prinses in Leiden is geweest. ZWARE BRAND TE WAALRE. Een hevige brand woedde te Waalre, waar door zeven huizen in asch zijn gelegd. De vernielde perceelen. door George Owen Baxter, naar den Amertkaanschen roman bewerkt door J. M. P. 12) „Hij houdt niet van onnoodig risico; daar hü zeer intelligent is, zal hij nooit dooden om het plezier van het dooden, maar alleen als het absoluut noodzakelijk is. Zulke mannen zijn altijd te vreezen, omdat zij nooit iets doen zonder goed overleg". „Goed", zeide Renney, „ik ken hem, ik dacht, dat hij alleen maar een handige vaLsche speler was, maar als ik hem tegen kom, zal ik hem wel onschadelijk maken". „Doe dat", zeide de ander ernstig. „Doe dat, want anders kan hij groote moeilijk heden veroorzaken". „Ik zal wel een vracht lood door hem heen jagen", zeide Renney op overtuigen den toon. „Een oogenblik nog", zeide neef Edgar. „Ik mag dat enthousiasme wel, Renney. Ik houd van de algeheele toewijding, waar mee je de zaken aanpakt. Het ls een be wijs van den artist werken uit volle overtuiging, maar deze jonge Geraldi als hij zoo heet „Wel, ga voort, wat is er met hem?" „Je hebt in Je tijd je man gestaan, Renny". „Ik heb mijn deel gehad", knikte deze, de schouders ophalend. „Het zal je interesseeren te hooren, dat Geraldi's deel nog grooter geweest is". Renney fronste de wenkbrauwen. „Dat is een leugen; iemand heeft je dat op de mouw gespeld". „Niemand spelt mij iets op de mouw, zooals je dat noemt. En, wat meer zegt, al zijn slachtoffers werden met open vizier gedood, Renney!" „Wat bedoel je daarmee?" „Dat als hij je pad kruist, je die twintig duizend dollars zult moeten verdienen, mijn waarde vriend. En dat eindigt onze besprekingen", zeide hij, opstaande. HOOFDSTUK XI. Geraldi smolt weg langs den gevel van het huis, bereikte den voortuin en dook weer in de schaduw van de geraniums neer. Nauwelijks was hij daar, of Renney kwam op zijn beurt uit het raam, klom onhoorbaar omlaag en ging door het tuin hek naar buiten. Hij ging de straat in en de fregatvogel volgde hem, na luchtig over de geranium heg en het hek op het trottoir te zijn ge sprongen. Het was moeilijk om Renney daar te volgen, want, hoewel het trottoir beschaduwd was en van de straat ge scheiden door een rij boomen, waren de stammen zoo dun, dat een man gemakke lijk tusschen hen zou kunnen gezien wor den. Daarbij stroomden bundels lamplicht uit de open deuren en vensters, want de nacht was warm en de stad was nog wakker. Toch slaagde hij er in om Renney in het oog te houden, tot dat deze aan het sta tionsemplacement kwam. Daar verdween hij in de schaduw tusschen de stapels pas gelost hout, maar de fregatvogel voelde, dat hij de bedoeling van deze nieuwe rich ting begreep. Renney was besloten om met een trein de stad te verlaten en dadelijk met de uitvoering van zijn opdracht te beginnen. Hij was, zooals neef Edgar ge zegd had, voortvarend in zijn werk. De fregatvogel zag vanuit de schaduw van een houtstepel den goederentrein bin nen donderen, terwijl vonken uit de wie len spatten en een heete gloed van de vuurplaat scheen. Hij wachtte, tot de trein zich weer in beweging zette, zag, dat de remmer met zijn lantaarn op zijn wagon klom en merkte toen op, hoe een figuur van den zijkant aanrende en de ijzeren ladder van den derden gesloten wagen achter de locomotief opklom. Hij volgde het voorbeeld bij den op een na laatsten wagon van den trein. Plat op het dak van den wagen liggend, nam hij de omgeving goed op; daarop strekte hij zich op zijn rug uit om te rus ten. De sterren flonkerden; er was geen wolk om hen te verduisteren, maar slechts die diepe bronnen van oneindige schaduw, die hier en daar in het uitspansel, zelfs op de helderste dagen, te zien zijn. Hij bekeek de bekende sterrenbeelden, die statig ver boven hem met het gehamer van de wielstellen en het geratel der wa gens door den nacht meereisden. Hij was- blij weer in het open veld te zijn, verheugd over de snelheid van den trein; het was, alsof hij wat van de onweerstaanbare energie in zich opnam. Maar zoo, jagend door den nacht, werkten zijn zintuigen ge makkelijker en scherper. Hij had een moeilijker taak voor zich, dan hij had kun nen uitdenken; alleen de strijd tegen neef Edgar zou al zwaar genoeg geweest zij maar hij had ook nog met Renney te dc en hij wist, dat die schavuit in den eind- 1 strijd een groote factor kon blijken te zijn. Maar hij moest Renney volgen, want Ren-' ney's spoor zpu hem naar zijn doel voeren en hij had de vage hoop, dat hij, aan het doel gekomen, Renney zou kunnen vellen, voordat die bloedhond Robert Asprey kon dooden. Maar hij werd door de wet gezocht en als Renney hem ontmoette, behoefde de ban diet het werk niet in eigen handen te nemen; hij had eenvoudig de politie te laten weten, dat Geraldi een zakkenroller was, die door het gerecht van Sankeytown werd gezocht. Dat zou voldoende zijn en men kon dan op Chalmers rekenen om zijn aandeel in de moeilijkheden te nemen. De fregatvogel glimlachte tegen de mysterieuze diepten der hemelen; hij had dergelijke moeilijkheden wel meer be leefd, ook wel ergere, maar dan had hij gelegenheid gehad, om te verdwijnen, had kunnen wegvliegen over den horizon, zelfs in deze eeuw, waarin de draadlooze de horizonten tot oneindigheden had uitge werkt. Nu echter was het anders; hij werkte met een blok aan het been een looden gewicht om den nek en dat was de verplichting om Asprey voor zijn dochter te zoeken. De trein kwam aan een helling, ging langzamer loopen en begon toen uit alle macht te hijgen en te puffen, langzaam de steilte opklimmend. Het werd tijd om op te passen. Aan den linkerkant rees dichtbij loodrecht een rotswand op; aan den rechterkant lag het andere spoor en daaraan wijdde hij zijn aandacht en wel juist op tijd om een schaduw ver vooruit van den trein te zien vallen en in het kreupelhout terzijde van den weg ver dwijnen. De fregatvogel weifelde. Het kon wel een landlooper zijn, het was niet meer dan een tegen twee, dat het Renney was. En als hij van den wagen sprong om hem te vol gen, dan zou hij stellig door den bandiet gezien worden, als deze het werkelijk was. Hij besloot van den trein te springen, maar wachtte tot deze de volgende bocht door was; toen ging hij de ladder af, ter wijl de spoorbaan daalde en de locomotief haar snelheid verhoogde en liet zich op den grond zakken. Hij struikelde daarbij over een ronden steen, maakte een buite ling en kwam, nogal versuft, weer op zijn beenen terecht. Maar er is een kunst van vallen, een moeilijke kunst, die hij lang geleden in het circus van de clowns had geleerd; hij was geschokt, maar had nauwelijks een schram en zonder aarzeling liep hij het kreupel hout in. Neerhurkend, wachtte hij tot de trein voorbij was en het achterlicht verduisterd werd door den stofwolk, welke door de zuiging werd opgeworpen; toen ver dween ook dat licht om de bocht van den kronkelenden weg. Hij was alleen, behalve dan wat betreft dien andere schaduw, ergens in het kreupelhout achter hem en, als het Renney niet was, dan zou hij nu het spoor van Robert Asprey totaal kwijt zijn. Was 't Renney wel, dan zouden twee redenen den bandiet hebben kunnen be wegen den trein te verlaten. Ten eerste had hij misschien geweten, dat een ach tervolger op den trein was en dan kon het zijn, dat hij van plan was, na een schijn- begin, terug te keeren, niet zeker zijnde, dat hij gevolgd werd, maar eenvoudig om de zekerheid dubbel zeker te maken. Geraldi voelde, dat hij, in eenzelfde situa tie, ook zoo gehandeld zou hebben. .(Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1934 | | pagina 5