Prinses Marina in Engeland - Huldiging schrijfster van „Rubber DE FREGATVOGEL 75ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad 99 FEUILLETON. PRINSES MARINA de verloofde van prins George van Engeland, bij aankomst te Folkestone de menigte3 die haar verwelkomde, begroetend. WR. P. W. J. n. CORT VAN DER LINDEN die be noemd is tot burgemeester van Groningen. DE CHEF-MARCONIST VAN DE „MORRO CASTLE 'die op zijn poat bleef, totdat de vlammei 'de radio-hut aantastten. BIJ DE lOOstc OPVOERING VAN „RUBBER ?an het boek mevr. Szekely-Lulofs gehuldigd. haar een. krans aa.n. is de schrijfster Louis Saalborn biedt OP DE LUCHTVAARTTENTOONSTELLING welke 21 September op het Malie veld jn de residentie geopend wordt, is ook een grondles-vliegtuig, waarin het publiek alle sensaties van het vliegen kan beleven. HET KAMPIOENSCHAP OP DEN WEG van de NederlandscHe Wielren Unie. Te HoogerHei'de krijgei* 'de renners een afkoeling. door George Owen Baxter, naar den Amerikaanschen roman bewerkt door J. M. P. 6) „Laat ons nu bij het begin beginnen", teide neef Edgar. „Hij is een dief!" zeide mevrouw Asprey. „Hij heeft geld gestolen van O, roep toch uit het raam neef Edgar Louise, doe toch iets! Mijn zenuwen kunnen het niet langer uithouden!" „Steun maar op mij, lieve", zeide neef Edgar met een hypnotische, zalvende stem. „Steun maar op mij vertrouw op je neef. Ik zal alles spoedig in orde bren gen! En met het begin bedoel ik niet het begin van de misdaden van dezen jongen man, dat zou een lange geschiedenis kun nen worden of wel een korte. Is het niet too, meneer Geraldi?" Zonder op een antwoord te wachten, ging hij voort: „Ik bedoel het begin voor toover het dit huis raakt. Wilt u ons mis schien vertellen, meneer Geraldi, hoe u in ons leven kwam, als ik het zoo mag uit drukken?" „Door het dak", zeide de fregatvogel Woolljk. „Door het dak!" gilde mevrouw Asprey. „Groote genade! Edgar, neef Edgar! Wat moeten wij doen?" „Wij moeten geduld hebben", zeide de groote man en zijn weeke hand sloot zich om haar wanhopig grijpende vingers. „Door het dak dus; juist zoo en laat ons nu verder gaan!" Het kwam Geraldi voor als hef gebazel van een minzamen idioot, maar hij was er zeer goed van overtuigd dat deze man noch minzaam was, noch idioot. Zijn her senen waren sterk, athletisoh en vlug, maar zij gingen eenvoudig te werk op een wijze, welke verschilde van die van andere menschen. „Laat ons een stap verder gaan. Na door het dak binnengekomen te zijn, ik denk, dat het door het dakraam was „Het dakraam", gaf Geraldi toe. „Dan moeten wij nog hooren, hoe het kwam, dat meneer Geraldi zich in deze kamer wilde verbergen", ging neef Edgar voort. „En hoe is dat zoo gekomen, mijn waarde jonge vriend, mijn waarde verdool de vriend? Ik hoop, dat het mij veroor loofd is, het woord verdoold te bezigen?" „De dief!" riep mevrouw Asprey uit. „Ach, lieve", zeide de dikke man, „wie onzer is zonder zonden?" „Ik opende eenvoudig de eerst beste deur", zeide Geraldi. „Maar het is niet de eerste deur", zeide neef Edgar. „Het is heelemaal niet de eerste deur; zij is heelemaal in het midden van de gang, als ik het zoo zeggen mag. Dus, als u ons nu eens ronduit vertelde, wat u naar deze speciale deur voerde, als er zooveel deuren waren, die u hadt kun- kunnen openen!" Zijn blik gleed voor een fractie van een seconde in de richting van het meisje. „Ik weet niet, waar u heen wilt", ant woordde Geraldi achteloos, hoewel hij het begon te begrijpen. „Ik weet alleen, dat toen ik van de zolderverdieping beneden kwam, ik voetstappen op de trap hoorde en deze deur binnen ging. Ik zag niemand in de kamer, totdat ik goed en wel binnen was", voegde hij er openhartig aan toe. „Hij zag niemand!" zeide neef Edgar, terwijl hij zijn hoofd schudde en zijn onderkin meetrilde. „Hij zag niemand, zelfs niet mijn dierbare Louise, mijn lieve Louise, in haar vroolijke jurk! Kom, kom, meneer Geraldi, u moet openhartiger zijn!" En hij dreigde den fregatvogel met een grooten, weeken, blanken wijsvinger. Geraldi werd een weinig onrustig; zijn eigen glimlach was gul, maar er lag geen vroolijkheid in. „Ik kan u geen andere feiten geven", zeide hij. „U hebt misschien gelijk", zeide heef Edgar vriendelijk. „Ja, misschien hebt u gelijk. Het is gewoonlijk beter om zich aan één verhaal te houden, het geeft iemand een gevoel van vertrouwen. Ik ben advo caat geweest. O. ja, ik begrijp een heele- boel van deze dingen!" „Jij begrijpt alles, Edgar!" riep mevrouw Asprey uit, zoo vervuld van bewondering, dat zij alles, zelfs haar vrees van een oogenblik tevoren, vergat. ..Wij zijn dus zoover; wij hebben hem nu veilig in de kamer van onze lieve Louise. En toen en toen? Ik heb begrepen, dat deze kamer doorzocht werd, Louise". „Ja." „En toch vond men hem niet! Maar zonder twijfel werd hijzelf niet gezien, evenmin als hij iemand 'zag, toen hij bin nen kwam. Geluidloos als een schaduw zweefde hij naar binnen, zullen wij zeggen en verschool zich onder het bed!" Hij keek het meisje triomfantelijk aan. Haar antwoord klonk als het geluid van metaal: „Ik zag hem, zoodra de deur open ging en toen zij kwamen zoeken, heb ik hem beschermd". „Ooo!" mompelde neef Edgar. „Zoo, zoo, is dat het?" en weer wiegde zijn onderkin heen en weer. „Mijn verstandige, flinke, lieve Louise, ik vergeet wel eens, dat je den romantischen leeftijd hebt; ik mag toch wel zeggen den romantischen leef tijd?" Haar adem stokte. Geraldi hield zich niettegenstaande zijn woede, kalm en be hield zijn zorgeloozen glimlach. „Dat is niet eerlijk om zooiets te zeg gen", zeide Louise. „Natuurlijk kon ik hem niet aan de koppensnellers uitleve ren!" „Natuurlijk niet, lieve kind, natuurlijk kon je dat niet", zeide neef Edgar. Hij wierp het hoofd in den nek en zijn lach was zoo gul, dat van zijn oogen niets dan een klein kraaltje licht te zien was. „Zie je, lieve Olivetta", ging neef Edgar voort, „zij kon hem natuurlijk niet aan de koppensnellers uitleveren. Ik neem het haar niet kwalijk, natuurlijk niet. Als ik een jong meisje was en zulk een knap pen jongen schavuit zag ik hoop, dat zelfs jij mij zult vergeven, Louise, als ik schavuit zeg? „Neef Edgar, u maakt mij heel erg boos!" riep Louise uit. „Louise!" riep mevrouw Asprey. „Louise, ik heb nog nooit zooiets in al mijn leven gehoord! Louise, kan ik mijn ooren ge- looven? Om zooiets tegen je lieven neef te zeggen! Goede genade!" „O, maak van een muis geen olifant", zeide neef Edgar vriendelijk. „De jeugd is onnadenkend, nicht Olivetta. Maar daarom zal ik mijn plicht niet vergeten. En mijn plicht is om je met mijn geheele hart en hoofd te dienen. Ik geloof, dat ik dat wel mag zeggen, is het niet?" „Edgar, ik kan niets zeggen", zeide me vrouw Asprey. „Ik ben ik ben zoo ont roerd. Louise, maak direct je excuses! Louise, ik zal nooit „Kom, kom, kom!" zeide neef Edgar. „Dat er om mij oneenigheid in dit huis zou zijn! Ik kan veel verdragen, maar dat niet; ik zou het niet kunnen velen!" „Zie nu eens, Louise", huilde mevrouw Asprey. „Zie eens, wat je gedaan hebt! Onze edele, lieve neef Edgar hij denkt nooit aan zichzelf ik zou er omïcunnen huilen". Neef Edgar zag blijkbaar haar tranen niet, maar vervolgde met een opgewekte stem; ,Laat ons verder gaan. Laat ons deze aangelegenheid afdoen. Maar mis schien is het het beste, dat wij dezen jon gen man hier houden aan het diner, zoo dat wij alles op aangename wijze kunnen bespreken". HOOFDSTUK VII. Neef Edgar legde dus beslag op den fre gatvogel. Deze kon er niet achter komen of de dikke man van den aanvang af het plan gehad had om hem tot na het diner in het huis te houden, of dat dit slechts een inval van het laatste oogenblik was, toen hij zag, dat het meisje zoo boos was geworden. Mevrouw Asprey bleef met haar dochter in de kamer achter en het laatste, wat Geraldi hoorde, was de hooge, beverige stem, waarop de moeder haar dochter be rispte. Geraldi koesterde echter geen twij fel er aan hoe het duel tusschen deze twee zou afloopen. IWordt vervolgd). LONDEN VERWELKOMT PRINSES MARINA. - Leestdrifrige dames drongen naar voren om prinses Marina te zien toen zij wegreed van Victoria-station te Londen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1934 | | pagina 5