LEGKAART.
VAN EEN LEIEN DAKJE.
DE KASTANJES UIT HEÏ
VUUR HALEN.
(Nadruk verboden).
Deze legkaart stelt voor. Een hond met spelende hondjes.
Kees he lit toelatings-examen voor de
H. B. S. gedaan. En gelukkig met goed ge
volg! Hij heeft een mooi examen afgelegd.
Als hij met de blijde tijding thuis komt,
wordt hij door alle huisgenooten geluk-
gewenscht. En na tafel gaat hij er met
Vader op uit om de fiets te bestellen, die
Vader hem beloofd heeft, als hij er door
kwam.
Den volgenden dag prijkt er dan ook een
keurig karretje in de schuur. Of Kees er
trotsch op is! Aan iedereen laat hij het
zien. En licht als het rijdt! Er worden
allerlei plannen voor tochtjes gemaakt.
Een week later komt Oom Jaap logee-
ren. Natuurlijk moet Oom de fiets ook be
wonderen. Kleine Pietje staat er bij. Als
h ij eens zoo groot is als Kees
Op eens hoort hij Oom Jaap aan zijn
oudste broertje vragen:
„En Kees, was het examen moeilijk of
ging het van een leien dakje?"
Pietje luistert niet naar het antwoord.
Hij wil die uitdrukking: van een leien
dakje goed onthouden. Oom heeft natuur
lijk bedoeld: „Was het examen moeilijk of
gemakkelijk?" Van een leien dakje be-
teekent dus: gemakkelijk.
Een paar dagen later zitten allen In de
huiskamer. Oom Jaap is er nog. Plotseling
zegt Vader tegen hem:
..Als we met het treintje naar Scheve-
ningen willen gaan, moeten we nu op
stappen."
„Als je dadelijk gaat, haal je den trein
gemakkelijk", voegt Moeder er aan toe.
En Pietje roept oolijk uit:
„Dan glij je van een leien dakje in den
trein, Paps!"
Hij had die uitdrukking wat goed ont
houden
CARLA HOOG
(Nadruk verboden.)
J
Tik-tak! Tik-tak! Heel den nacht
Tikt mijn wekker, vlug en zacht.
Als mijn trouwe kameraad.
Die hier op mijn kastje staat.
Maar breekt 't ópstaan-uurtje aan
Dan is 't met de rust gedaan!
Opgeschrikt door 't schril geluid.
Spring ik gauw mijn bedje uit.
Wekker, zeg, ben je mijn vrind?
Wees mij dan eens goedgezind!
Smokkel er een uurtje bij
Toe, doe jij dat eens voor mij!
Neë, al vond jij dat wel fijn.
'k Zou een slechte makker zijn.
'k Denk, je Moeder zei weldra.
O, wat loopt die wekker na!
Ik kan niet meer op hem aan.
Hij moet dus maar hier vandaan
En zelf roep 'k mijn kleine meid
Eiken morgen stipt op tijd!
HERMANNA.
Piet heeft een ongeluk gehad in Vadi
kamer: een aschbak gebroken. Hij hei
erg het land en zou niets liever willen d
het Vader onmiddellijk vertellen. Vada
echter op reis en komt pas laat in
avond thuis.
Piet gaat naar de huiskamer, vert
Moeder 't gebeurde en vraagt, of hij mi
zal opblijven, tot Vader thuis komt.
Moeder knikt en zegt:
„Ja, dat is goed'k Vind het flink v
je. Piet, dat je dat doen wilt en mij
kastanjes niet uit het vuur laat halen."
Bij deze laatste woorden is kleine Jant
in de kamer gekomen. Hij weet niets 1
den gebroken aschbak.
Na het eten vraagt hij ernstig:
„Moeder, gaat u den haard nog
maken vóór Vader thuis komt?"
„Welnee, Jantje," antwoordt Moed
„We hebben nog heelemaal geen behoe
aan een vuurtje. Hoe kom je daar eige
lijk aan?"
Jantje zegt nu heel ernstig:
„U hebt toch zelf gezegd, dat 0
kastanjes niet uit het vuur wou hall
maar dat het heel flink van Piet was, i
hij zoo lang opbleef. Nou en als de haa
niet aan is, kan hij toch geen kastaal
poffen
Moeder begrijpt haar jongste nu
denkt aan de kastanjes, die Vader verl
den jaar pofte.
Jantje kon ook niet weten, dat zij I'
heel anders bedoelde!
CLARA HOOG
(Nadruk verboden).
(Nadruk verboden).