De Maasbruggen te Maastricht - Verongelukt watervliegtuig
DE HEKS VAN WINSLEA
75,fe Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
FEUILLETON.
IR. D. DE JONG - oud-burge
meester van Semarang, is gekozen
tot voorzitter van de neutrale
Saar-contróle-commissie.
DE GEHEELE HOOI-OOGST VAN DEN WIE RIN GERM. EER
POLDER e—r gaat in verband met den mis-oogst in Duitschland,
daarheen.
EEN BRITSCH MARINE-WATER VLIEGTUIG IS TIEN MIJL VAN
SOUTHAMPTON VERONGELUKT de bemanning kroop op den
linkervleugel van het vliegtuig. De piloot en de marconist bleven in de
„cockpit'' en seinden om hulp, welke eerst na geruimen tijd verscheen.
DE EERSTE DER DRIE VEERPONTEN VOOR HET RIJKS-
VEER TE VELSEN =-s is te Sliedrecht te water gelaten.
EVELYN HOLT de 17-jarige
Duitsche film-actrice, is in de
residentie aangekomen.
DE GENERAALSCHE Evangeline Booth na haar verkiezing tot
generaal van het Leger des Heils.
DE DUITSCHE RENNER GEYER
winnaar van de tweede „Tour
de Suisse" (BazelZurich).
naar het EngeLsch van May Wynne.
41)
„Wie kon dat zijn?" vroeg hij zich met
Verwondering af. Want als het Zwarte Meg
telve was, die onder dat zwarte dek lag,
wie had dan de kaarsen ontstoken aan het
hoofd- en aan het voeteneinde van die
lange baar?
Een vreemde huivering voer hem door
het heele lichaam, zoodat hij tegen de
deur moest leunen om overeind te blijven.
Op andere dingen, die zijn oog konden
getroffen hebben, als hij eens had rond-
gekeken, sloeg hij geen acht.
Wie kon dat zijn, die daar lag?
Als door een tooverkracht aangetrok
ken, trad hij langzaam stap voor stap
haderbij. Toen ineens ontsnapte hem een
kreetVerdwaald tusschen de plooien
van het zwarte kleed lag een donkere
krul. onu wist hij het!Wist het,
tog eer hij het dek terugsloeg enhet
ïelaat van Barbara Carcroft zag.
Dank zij' de teedere zorgen van de vrouw,
die haar daarheen gedragen had, van die
verschrikkelijke plaats, vielen er ln het
"iheel geen misvormingen waar te nemen
het schoone gelaat van de doode. Nooit
ad zij schooner geleken dan nu, op dit
«ogenblik.
Dood! Dood!
,.0, Barbara, ben jij dat werkelijk, mijn
liefste? Jij, die tintelde van levenslust! En
tii..o»
In de handen droeg zij Kerstrozen
jehoone roos, die zijzelve was geweest! Met
Jet gelaat in de plooien van het zwarte
kleed gedoken, knielde Morrice naast haar
Zoo zeer overstelpte de droefheid hem, dat
JIJ slechts kon snikken als een kind. Een
'ten op den schouder wekte hem, en op
rijzend, zag hij achter zich de gedaante
van Zwarte Meg van Winslea.
Een tragische figuur op een tragische
plaats! En het invallend daglicht deed het
gele schijnsel van de kaarsen nog bleeker
lijken.
„Ben je haar geliefde, Richard Morrice?"
vroeg Zwarte Meg langzaam, de donkere
oogen onafgewend op zijn gelaat gericht.
Hij boog het hoofd:
„Haar geliefde en haar wreker!"
Maar Zwarte Meg lachte schril:
„Haar wreker? Neen, dat is je rol niet!
Je mag je dan haar geliefde noemen
ze is niet van je vleesch en bloed, dus zal
je ook niet haar wreker zijn."
Dit zeggende trad Meg langs hem heen
en boog zich over de doode.
„Hoor je dat, mijn liefste? Hoor je je
moeder haar gelofte herhalen? Hij zal den
dood vinden, de vervloekte, tot in de
eeuwigheid! Hoor je het, mijn, liefste, lief
ste kind? Zoo ja, fluister dan nog eens
„Moeder Meg", zooals je dat placht te doen
en dat mij als muziek in de ooren klonk."
Ze drukte een langen kus op de lippen,
die voor altijd gesloten waren en overdekte
weer het engelachtig-schoon gelaat.
„Je hebt mijn gelofte gehoord?" vroeg
zij. „En Je begrijpt ze?"
„Ik heb ze wèl gehoord, maar ik begrijp
ze niet."
Ze gaf hem een wenk.
„Niet hier, maar buitenHier wil ik
er niet van spreken. Er is veel, dat ik je
zeggen moet; al drie dagen heb ik op je
gewacht."
„Ik heb ook veel te zeggen", antwoordde
Morrice, terwijl hij haar de hut uit volgde
en naast de vreemde vrouw plaats nam
op een van de groote steenblokken, die bij
de deur lagen. „Allereerst wilde ik weten
wiens werk het was dat Barbara Carcroft
zulk een dood heeft gevonden."
Met trillende lippen antwoordde zij:
„Het was 't werk van James Birley,
wiens ziel vervloekt zal zijn tot in alle
eeuwigheid!"
Ondanks zijn eigen wraaklust voelde
Morrice toch een koude rilling bij dien ver-
schrikkelijken nadruk.
„James Birley?" herhaalde hij. „De heer
van Winslea Grange?"
Ze knikte en vertelde hem de geschie
denis zeer kort, daar ieder woord haar door
de ziel scheen te snijden.
En Morrice luisterde met afgrijzen.
„Dus Marjorie Stapleton is zijn gevan
gene?" vroeg hij, en ondanks zijn eigen
leed voelde hij groot mededoogen voor zijn
vriend.
„Ja, zij is zijn gevangene, dat weet ik
wel. Haar ziekte, sinds zij op de Grange
kwam, heeft haar gered voor een erger
lot. Toch heeft hij gezworen, dat ze later
zijn vrouw zal worden. Op het oogenblik
wacht hij haar herstel af. Dat is het lot,
dat hij bepaalt voor een, die hij haat; een,
die mijn Barbara ook lief had. Maar hij
weet niets van het lot, dat een ander over
hem bepaalt!"
Ze lachte onheilspellendHad wraak
lust haar half waanzinnig brein nog meer
van streek gemaakt?Maar waarom
ondernam zij dit alles, terwille van Bar
bara Carcroft?
„Ik heb ook een gelofte afgelegd", sprak
hij, „en wel, om wraak te nemen voor de
vrouw, die ik lief heb, en zoo mogelijk
Marjorie Stapleton te redden voor dreigend
gevaar, daar zij de verloofde is van mijn
vriend en wapenbroeder, sir Hugh Ainslie"
Zwarte Meg keek hem dreigend aan en
siste:
„Je wilt wraak nemen, Richard Morrice?
Pas op, dat je de vloek bespaard blijft van
Zwarte Meg van Winslea! Spreek daar niet
meer van, want dat is mijn recht, het
mijne, versta je?"
Ze sloeg zich op de borst en wierp het
hoofd achterover, zoodat de losgeraakte
vlechten in den wind op en neer fladder
den.
„Hoe beeldt je je in méér recht te heb
ben op wraakneming dan de geliefde van
Barbara Carcroft?"
Hij had zoo half en half verwacht, dat
er nog een vuriger uitbarsting zou volgen,
maar in plaats daarvan kreeg haar gelaat
een zachtere uitdrukking en legde zij hem
de hand op den arm met een gebaar, dat
veel had van een liefkoozing.
„Je vraagt mij, om je een geheim te ver
tellen?.... Dat geheim mag niemand
weten, allerminst het kind zelf! Maar Bar
bara is dood! Ze ligt daar in de hut, ze
heeft de oogen gesloten en van haar lip
pen komt geen geluid. Ze zal er nu niet
meer van schrikken, want ze weet het!"
„Wat bedoel je? Van welk geheim
spreek je?"
„Stil! Ze mag het niet hooren, anders
zou ze wel eens kunnen ophouden mij
„moeder Meg" te noemen, bij wijze van
liefkoozing, omdat er tot haar schande te
veel waarheid is in dien naam!"
„Ze is immers dood", antwoordde Mor
rice, moeder Meg vol medelijden aansta
rend. „Ze zal je woorden niet hooren, al
schreeuwde je ze nu ook uit over de ven
nen!"
„Dood!" riep zij „en ze zal nooit weten
dat moeder Meg inderdaad haar moeder
was, dat zij van haar eigen vleesch en
bloed was. O, dat lieve, kleine kind, dat
haar kopje zoo dicht tegen mij aanvlijde,
als wilde ze luisteren naar iederen klop
van het hart, dat alleen voor haar sloeg".
„Het zou je kind zijn, vrouw? Hoe durf
je dit beweren?"
„Ja, je kunt nu wel verontwaardigd zijn;
daarmee kan je mij toch niet de herinne
ring ontnemen aan dien gouden tijd, toen
ik haar dicht tegen het hart droeg en de
lipjes kuste, die al hadden leeren lachen
ondanks het droeve van haar geboorte!
Wil je de geschiedenis hooren?.... Een
geschiedenis van twintig jaren terug, toen
Ralph Carcroft over de vennen kwam, om
van zijn liefde te spreken tot Meg Sandys,
de dochter van den herder.... Geen
mensch, die haar toen een leelijken bij
naam gaf; wel kwam menige jonge man
onder de bekoring van haar donkere oogen
Maar zij bewaarde haar kussen voor den
adellijken geliefde, die steeds met haar
samenkwam in de bosschen van Fryston.
En hij was een rechtschapen man, die
Ralph Carcroft, en heeft Meg ook eerlijk
getrouwd, ofschoon niemand dat geheim
kende, behalve de dominee en de vriend
van Ralph, Jack Helston. En misschien
hield Meg haar belofte van stilzwijgen
ook te streng, want geen woord kwam
haar over de lippen van den adellijken
echtgenoot, die zich over haar schaamde,
zelfs toen haar vader haar van zijn deur
wees, en zij met haar hulpeloos kind maar
over de vennen moest dwalen, veracht en
verworpen! Hier, in deze hut, ben ik toen
gekomen en die wilde ik niet meer verla
ten, ofschoon Ralph mij geld bood en be
loofde een goed thuis voor mij te zoeken,
als ik daar wegging. Maar ik wilde het
geld niet aannemen, het geld van een
man, die zich schaamde over zijn eigen
vrouwMaar het kind gaf ik op
omdatik het meer lief had dan mij-
zelve. Het kind wilde hij erkennen, maar
alleen zijn broer Peter, bij wien hij de
kleine Barbara in hulsh deed, wist den
naam van zijn vrouw. Arme baby! Ze
noemden haar moederloos, ofschoon nooit
een kind een moeder kan hebben gehad,
die haar zóó zeer lief had en die zóó
hartstochtelijk snikte, omdat ze haar niet
langer in de armen droegIk geloof,
dat ik den man vloekte, die deze droef
heid over mij had gebracht. Spoedig daar
na stierf hij en toen wist ik, dat ik voor
goed alle hoop kon opgeven mijn kind ooit
weer te krijgen, zelfs al had ik haar op-
geëischt. Want wie zou nu geloof hebben
geslagen aan hetgeen Meg zei? Peter
Carcroft had wel gezorgd, dat ik zoo to
taal afstand van haar had gedaan, dat ik
haar ook nooit meer kon terugkrijgen.
(Wordt vervolgd).