Marinedag op Scheveningen - Brand van de Cunerakerk te Rhenen li HEKS VAN W1NSLEA 75"' Jaargang IEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad De Marinedag op Scheüeningen. FEUILLETON. H. M. „HERTOG HENDRIK" WERKT MET ZOEKLICHTEN. IN HET OOSTERSTATION TE PARIJS LIEP EEN LOCOMOTIEF OP EEN TREIN UIT DE VOORSTEDEN. t-f Acht reizigers werden gewond en 'de materieele schade was, zooals uit bovenstaande afbeelding blijkt, zeer groot. DEMONSTRATIE LUCHTBESCHERMINGSDIENST EVANGELINE BOOTH 'dóchter van TE NIJMEGEN. Manschappen van den Lucht- aeil stjchter van Het Leger des Heils, ia beschermingsdienst bestrooien een terrein, nadat dit met mosterdgas was besmet, met chloorkalk. gekozen tot leidster van het Leger, naar het Engelsch van May Wynne. 40) De Belegerden binnen de vesting waren Biet tevreden met deze verklaring en sir Hugh Ainslie deed een voorstel. „Het is mogelijk", meende hij, „dat gene taal Lambert, die zich zulk 'n edelmoedig Mjand toont, ons zes dagen uitstel schenkt, waarin wij zessen, wier leven verbeurd is, 'lies In het werk kunnen stellen om ons te Bevrijden uit het kasteel. Hierin zullen onze vrienden ons mogen helpen, ofschoon te, bij niet-slagen, daarvoor niet zullen hoeven te boeten en wij ons schikken zul len in het lot, dat ons opgelegd wordt". Dit voorstel werd woordelijk door den Bode aan Lambert overgebracht en de Beneraal nam er genoegen mee, zóó zeer voelde hij zich overtuigd, dat niemand aan de waakzaamheid van de wacht zou kun- Ben ontsnappen. Maar één was er toch In kasteel Ponte- fract, die nog altijd buiten zichzelven 'an woede en verdriet op het terras stond, onder de schaduw van den Trea surer's Tower, en die opkeek naar de lijken, die daar aan den galg hingen. Maar er werd nu geen vrouw meer waar- Benomen tusschen de overigen. Er was veker iemand geweest, die haar lichaam Bad gestolen, daar van dat vernederend dwdsgericht. Den hemel zij dank voor dien onbeken den vriendWant Dick Morrice zou waan zinnig zijn geworden, als hij haar zoo had Wijven zien. „Barbara! Barbara!" Hij wilde niet sterven, eer hij wraak had genomen op hen, die zoo misdadig zijn geliefde hadden ten doode gedoemd. HOOFDSTUK XXVI. De gelofte van Zwarte Meg. Op den eersten dag, dien het zestal be legerden als uitstel was geschonken, werd de vijand steeds bezig gehouden, doordat hij een uitval verwachtte van het garni zoen en de belegerden zich telkens weer terugtrokken. Toen sir Hugh Ainslie zich dien avond ter ruste legde, werd hij gestoord door een onverwacht bezoek van kolonel Morrice. Deze had maar weinig gesproken tot wien dan ook, sinds het lot van Barbara Car- croft hem bekend was; zelfs sympathie- betoon was door hem geweigerd en diep begaan als zijn vrienden met hem waren, hadden zij hem tenslotte ongestoord gelaten. „Wilde je mij spreken?" vroeg Ainslie, opkijkend in het strak gelaat, dat leder sprankje levenslust en levensvreugd ver loren had. „Ja, lk wilde je spreken", zei Morrice en ging bij zijn vriend aan het voeteneind zit ten. „Morgen doen wij een uitval op de Rondhoofden en het zal er geweldig langs gaan!" „Ja, dat geloof lk ook; lk zal althans mijn best doen door de gelederen te breken". „En lk", zei Morrice met grooten nadruk. „Morgen zal ik vrij zijn, vrij om wraak te nemen!" Ainslie zuchtte. „Jij weet tenminste wat het lot ls van je geliefde, maar lk word nog steeds ge kweld door onzekerheid. Marjorie Staple- ton als zij al in leven is, wat lk soms kan wenschen van niet ls daar ginds alleen en zonder vrienden. Haar vader is dood en aan zijn eind gekomen op een manier, die een liefhebbende dochter tot waanzin kon brengen; haar vriendin Is eveneens dood. En zij heeft vijanden, die ze meer zal vreezen dan den dood. Als die eens schande over haar hadden gebracht!" „Daar had ik niet aan gedacht. Toch blijft er altijd nog hoop voor jou. Maar ik ik heb in het geheel geen hoop!" Dit zeggende liet hij het hoofd op de borst vallen. Als alle luchthartige naturen kon hij zidh niet boven zijn leed verheffen, nu dit v/aarlij k zoo aangrijpend was. „Morgen zal ik een vrij man zijn", ging hij voort. „Daar ben ik zeker van. En dan zal ik wraak nemen op dengene, die Bar bara Carcroft den dood heeft aangedaan". „Nu je daar zoo volkomen van overtuigd sohijnt te zijn, Dick, wil ik je een groote gunst verzoeken: mocht je soms in de gelegenheid zijn wat te hooren van mis tress Stapleton, wil je dan wel bedenken, dat zij Barbara's trouwste vriendin was en mijn geliefde?" „Dat beloof ik je. Als ik soms ontdekken mocht, wat haar overkomen is, dan zal ik doen, al wat in mijn vermogen is, om haar te helpen. Zooals je zegt: ze was de vrien din van mijn Barbara". Dit zeggende stond hij op en ging. Dien nacht droomde Hugh Ainslie, dat Marjorie hem van verre riep, maar dat er een ijzeren muur tusschen hen was, die niet verbroken kon worden. De verschrikkingen van den droom ver dwijnen echter in de werkelijkheid van den dag en het was een geweldige uitval, waartoe de konmgsgezinden dien volgen den morgen overgingen. Van de zes ter dood veroordeelden wer den er vier met de kameraden naar het kasteel teruggedreven, terwijl tot de twee, die vluchtten, inderdaad Dick Morrice be hoorde. Toen de schaduwen van den avond al begonnen te vallen, kroop Morrice onder een bed van droge bladeren, lag daar geruimen tijd doodstil, tot hij tenslotte in slaap viel. Hoe lang hij daar zoo gelegen zal heb ben, valt moeilijk uit te maken, maar het was donker, toen hij ontwaakte, en het was koud ook, want een Novembernacht, onder den blooten hemel doorgebracht, is niet be paald verkwikkelijk. Hij kon dan ook haast geen lid -verroeren en het duurde geruimen tijd eer hij zich had losgewerkt uit zijn bladerbed en over eind stond. In het maanlicht zag hij een breed pad voor zich liggen en zoo langzamerhand eerst kwam hij weer tot besef van de om standigheden. Hij was gevlucht.Juist!En waar voor ook weer? „Barbara!" riep hij toen in eens. „O, mijn geliefde Barbara! Ja, zij moet ge wroken worden!" Maar hoe nu die taak te volbrengen? Om te beginnen moest hij uitvinden, wie haar van den galg had genomen en met welke bedoeling. Zou Peter Carcroft dit hebben gedaan? In het eerst was hij geneigd dit aan te nemen, maar bij nader overleg verwierp hij dit toch weer; mr. Carcroft had nooit veel méér voor zijn nichtje gedaan, dan haar een tehuis geboden; bijzonder op haar gesteld was hij niet geweest, dus hfj zou het niet gedaan hebben. Maar wie dan wél? Van wie had Barbara ook weer zoo dikwijls gesproken, vooral in verband met het brengen door Jack of Lanthorne van nieuws en proviand aan het belegerd gar nizoen? Van Zwarte Meg van Winslea. Juist! En zij had hem uitgelachen, als hij dan sprak van een „heks" en van het „booze oog", en had hem geantwoord, dat „Zwarte Meg" „moeder Meg" was voor haar en wel een goede, trouwe vriendin. Bij op één na haar laatste bezoek aan Friar's Passage had zij nog met veel tee- derheid gesproken van moeder Meg: „Zij heeft mij waarlijk lief", had zij hem verzekerd, „maar of dat nu het meeste ls als Barbara Carcroft, of als Jack of Lan thorne, zou ik niet kunnen zeggen!" Zwarte Meg had een slechten naam daar in de streek, maar toch zou hij naar haar toegaan: zij kon immers wel meer weten van zijn Barbara? Het grijze licht van den ochtend werd al duidelijker, en loom be gaf Morrice zich naar de hut op de ven nen, dicht tegen den heuvel. De deur was dicht. Geen teeken van leven was van buiten waarneembaar. Ongetwijfeld sliep de vrouw nog. Zou hij haar wekken? Hij liep de hut eens rond en keek aan den anderen kant door een opening, die als venster dienst deed. Brandde daar een licht achter een donker scherm? Hoorde hij iemand kreunen? Andermaal ging hij terug naar de deur, lichtte de klink op en duwde ever, tegen de houten deur, die dan ook heel makkelijk en onhoorbaar ging, waarna hij haastig binnentrad en ze weer zacht achter zich sloot. Stil! Er sliep iemand in dat hutje. Hij ging op de teenen loopen, om ze niet wak ker te maken. (Wordt vervolgd). DE TELEFOON- HET GEHEEL VERBRANDE MWDEN - Ts DAK VAN DE CUNERAKERK geautomatiseerd. TE RUENEN. Kerk en toren De telefonisten le veren. bij hun chef konden behouden blijven, hun attributen in. MARINEDAG OP SCHETENINGEN. Minister Deckers en generaal Snijders Blaan van de Pier af het zoeklichtenspel van H. M. Hertog Hendrik gade.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1934 | | pagina 5