LEGKAART. HET AAPJE. HET ELFENFEEST. RAADSELS. Deze legkaart stelt voor: Pa Konijn zaagt een stuk van een wortel af voor zijn kind. Ma Konijn houdt den wortel vast. (Nadruk verboden). 1. Pietje heeft een vaas gebroken En blijft heel bedremmeld staan, Juist als 't ongeluk gebeurd is. Komt zijn Moedertje er aan. 2. Vraagt: Maar Pietje, vent, wat scheelt je? Waarom ben jij plots zoo wit? Ben je ziek? Of is 't iets anders? Zeg eens, wat er achter zit! 3. Moeder doet nog heel wat vragen, Maar ons Pietje antwoordt niet. Tot Moes eindlijk boos gaat worden En zegt: Antwoordt nu toch! Piet! 4. Pieterbaas begint te huilen, Moes krijgt meelij, zegt: Kom, vent, Als er 'n ongeluk gebeurd is Als je stout geweest soms bent.... 5. En na lang en hevig snikken. Zegt Piet, wat er is geschied. Zoo, zucht Moeder, eind'lijk komt dan 't Aapje uit de mouw bij Piet! 6. Kleine Toos is in de kamer, (Zij is Pietje's jongste nicht) Houdt plots op met spelen, vraagt dan Met haar ernstigste gezicht: 7. Tante, weet u dat wel zeker? Och, toe, Tante, kijk eens gauw! Komt er werkelijk een aapje, Een leuk aapj' uit Pietje's mouw? CARLA HOOG. JMadruk verboden). 1. Midden in het groote bosch Dansten kleine elfjes-fijn, Zwevend tusschen boomen door. Wat zou daar te doen wel zijn? 2. Zilverglans, de Koningin, Vierde haar verjaardagsfeest. Alle elfjes uit haar rija, Ik ook, zijn erbij geweest! 3. Haar japon van zilverkant Was zoo dun als spinnerag, Elfjes hadden die gemaakt. Zóó mooi, als 't er nooit een zag! 4. 'n Paddenstoel, dat wis haar troon. Vriend'lijk keek zij in het rond, Wuivend naar het Elfenvolk. Wat zij 't allermooiste vond? 5. Een heele langen glimwormstoet, Lichtend over 't feestterrein. 't Was er vast niet donkerder Dan bij held'ren maneschijn. 6. Toen het feest ten einde liep, Reed de Feeënkoningin In een echte gouden koets, Die verlicht was binnen-in. 7. .Maarwaar bleef de Koningin? Vreemd, dat ik nu niets meer zag En alleen maar heel goed wist, Datik in mijn bedje lag! 8. 'k Had gedroomd van 't Elfenfeest, Maar op eens was alles uit 't Maantje, dat begreep het wel Enkeek lachend door de ruit! ANNIE O. (Nadruk verboden). RAADSELS VOOR ALLEN OM UIT KIEZEN, DE GROOTEREN 4, DE KLEINEREN 3. I. ingezonden door Liesje Thors. 2 x b en 2 x n, en dan ook nog 2 Zeg eens welk snoepgoed schrijft men i n. Ingezonden door Geertruida Blote. Een woord van 2 lettergrepen, 6 lett mijn 1ste is een boom, mijn 2e is een n (lengtemaat) het geheel is een dorp Zuid-Holland. in. Ingezonden door Marie Brokaar. Wat is weg en blijft weg? IV. Ingezonden door Mientje Stikvoort. Een blinde zag een haas loopen, een lamme liep hem achterna, en een naakte stak hem in zijn zal Wat is dat allemaal? V. Ingezonden door Cor en Henk Bousi Welk oog mist een mensch o zoo gra VI. Ingezonden door Bald de Wit. Ik ben een groote stad in ons land 9 letters. Een 3. 4, 8, 9 heeft elke bc 2, 8 een ander woord voor moeder, 3. 4, srtaat aan den hemel. 7, 8, 6, 2 een inv, dig lichaamsdeel, 1, 6 een vervoermii voor in den winter, 5. 9, 9, 1 is een m jesnaam. 2. 8, 3, 4 sitaat op een schip. vu. Welk woord beteekent zoowel lichaamsdeel als een vaartuig.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1934 | | pagina 14