RAADSELS OPLOSSEN
Jaargang Donderdag 16 Augustus 1934
No.33T
AR DEN SPEELTUIN.
t er met Piet gebeurde en
wie de schuld kreeg.
ik jullie eens wat vertellen?" vroeg
toen Plet en Joop uit school kwa-
wie raadt er, waar wij morgen naar
,n?"
Moeder zoo iets vroeg en er zoo'n
izinnlg gezicht bij zette, had zo
iets prettigs te vertellen; dat wis-
jongens best, dat was altijd zoo.
egonnen maar in het wilde weg te
en probeerden elkaar te over-
ïwen; „Naar Oma! Naar Tante
Naar het bosch! Naar het zwem-
riepen ze maar door, maar Moeder
steeds van: „Jij! weer mis! nu jij!"
iden het maar niet raden,
zal het maar zeggen", kreeg Moe-
ïdelijk meelij met de twee nleuws-
n, „we gaannaar den speel-
1! Heerlijk!" riepen de jongens,
ve met de tram en blijven we dan
mg?"
zei Moeder, „we eten vroeg, dan
jullie een langen middag om te
Maar alles onder één voorwaarde,
is, geen al te gewaagde grappen aan
igen of op den schommel, want je
Piet, wat Vader den laatsten keer
1 heeft, als er weer valpartijen ko-
doordat je te wild bent; dan ga je
leien zomer niet meer mee",
uurliik. Moeder, ik zal wel voorzich-
jn", beloofde Piet. Joop beloofde
Ede en welgemoed trokken Moeder
twee jongens er den volgenden
op uit.
:t ging alles best, er was een heel
jongens van hun school In den
dn; toch was het er weer niet te
zoodat ze behoorlijk aan de beurt
en voor de wip en den schommel en
andere heerlijkheden,
der was rustig op een afstandje gaan
breien; even later was de moeder
en van de andere jongens bij haar
i zitten en op het einde van den
g besloten de twee moeders den
n tuin eens rond te wandelen, die
uitspanning behoorde,
zag hen wegwandelen en dacht;
iu ziet Moeder het toch niet en kan
niet van schrikken; zou ik niet eens
eer over de wip durven loopen, zoo-
:e groote jongen telkens doet, het
toch zoo fijn en er is niks an, zegt
liep op de wip toe en stapte er op.
doen, jö!" riep Joop, die direct
wat Piet van plan was.
deed net, of hij niets hoorde en
verder over de wip. Joop liep op
oe om hem op het gevaarlijke oogen-
dat de wip omklapte, te kunnen
n, maar juist op dat oogenblik
zei de wip enbons! zei Piet en
lag hij op den grond,
arme jongen gaf een schreeuw van
en pijn, hy had een leehjke schaaf-
aan zijn been en met zyn linker-
was het ook niet in orde, tenminste
in er niet op staan, toen ze hem op
en hadden geholpen,
der zag al uit de verte, dat er iets
iet gebeurd was en kwam hard
oopen.
Komt ons krantje, dan krügt Jantje
Vlug een potlood en papier,
Weldra klinkt het uit zijn hoekje:
Geef die raadsels eens gauw hier!
Rimpels trekt hij boven d'oogen, S t
Nu en dan weerklinkt een zucht j'
Groote Bert moet helpen raden
Eindiyk klinkt het opgelucht:
'k Heb ze allemaal gevonden!
Geef mij maar een groot couvert;
Dit is 't antwoord op de raadsels
Schrijf ik dan van Jan en Bert!
(Nadruk verboden).
HERMANNA.
„Wat is er, jongen, heb je een ongeluk
gehad?"
„Neen Moeder", huilde Piet, „Joop trok
aan myn mouw en toen viel ik van de
wip!"
Joop stond er verslagen bh; hij wist
dat Piet niet de waarheid sprak. Wat
Piet deed, was heel gevaarlyk geweest en
tien tegen een was hy gevallen, al had
Joop niet naar hem gegrepen, maar als
hy dat vertelde, zou Piet den heelen zo
mer niet meer mee mogen en dat vond
Joop toch al te zielig, vooral nu de arme
Piet toch al zoo'n pyn had.
Met vereende krachten werd Piet in de
tram geholpen en het kleine eindje naar
huis kon hij ook niet loopen. Gelukkig was
Vader aan de tram en kon hy op Vaders
fiets naar huis gereden worden.
Vader sprak niet veel, maar verzorgde
eerst het gewonde been en verbond den
pijniyken enkel. Piet werd op den divan
gelegd en eerst toen nam Vader notitie
van Joop en zei:
„Wat jy deedt, was héél gevaarlük,
Joop. Waarom moest je je broertje van de
wip aftrekken? Je zou toch ook wel aan
de beurt gekomen zijn; je weet, wat ik
gezegd heb, je gaat den heelen zomer niet
meer mee en nu voor straf naar je kamer".
Verschrikt keken de jongens elkaar
aan, maar Joop dacht: „Neen, ik zeg het
toch niet, Piet heeft al ellende genoeg
er van!"
Toen Joop stil naar boven was gegaan,
Moeder voor het avondeten was gaan
zorgen en Vader zat te lezen, had Piet
allen tyd om over het gebeurde na te
denken; hij voelde best, dat hy misbruik
maakte van de goedheid van Joop. Wat
zou die Joop daar nu zielig alleen zitten!
Piet kreeg hoe langer hoe meer mede
lijden en vóór hij er op verdacht was liep
er een groote traan over zün wang.
Vader, die van achter zyn krant den
kleinen baas in de gaten had gehouden,
kwam naast hem op den divan zitten en
vroeg:
„Wat is er, kerel, doet de voet zoo'n
PÜn? Vertel toch eens precies, hoe het
gebeurd is!"
Piet snikte het uit en stamelde: „Ik, ik
deed het zelf en niet Joop!"
„Wat zeg je me nou?" verbaasde Vader
zich, „jy zat toch op de wip en
„Neen", schudde Piet, „ik stond er op
en Joop wou me helpen en toen viel ik
en Joop kon hét niet helpen en mag hy
nu naar beneden?"
Even zat Vader ernstig na te denken
en Moeder die op de huilende stem van
Piet was komen toeloopen, zei alleen:
„Maar Piet!"
Vader ging naar de gang en riep: „Joop,
kom eens beneden!"
Joop kwam binnen en keek verbaasd
van Vader naar Piet en toen naar Moeder.
Vader knikte hem eens toe en vroeg
lachend: „Zoo Joop, vondt jy, dat Piet
al straf genoeg had en wou je hem van
de rest afhelpen? Dan zullen Moeder en
ik dat ook maar vinden en er niet meer
over praten".
Moeder klopte Joop op zijn schouder en
PietPiet greep in zy'n zak, haalde
zyn grooten stuiter er uit, dien hy pas van
Oma gekregen had, rolde 'm. naar Joop
toe en verborg beschaamd zyn bol in de
kussens op den divan.
(Nadruk verboden).
ANNIE LEMMENS.