De Canadeesche Oceaanüliegers - Roosevelt op Hawaii DE HEKS VAN WINSLEA 5»te Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Twee die Blad FEUILLETON. J)E WERELDSPELEN ATHLETIEK VOOR DAMES TE LON DEN. De tweede serie van de 80 M. horden. Miss Marjorie Olark, Zuid-Afrika (geheel links) werd winnares. DE CANADEESCHE OCE VANVLIEGERS Leonard Reid (links) en J. R. Ayling na de landing in Engeland. Roosevelt op Hawaii. Op zijn vacaptjereis bracht Roosevelt een bezoek aan Honolulu, de hoofdstad van Hawaii. De begroeting van Roosevelt. ZEELIEDEN, DIE UITVAREN kunnen thans reeds stemmen voor de Volksstimmung op 19 Augustus. HET SLOTFEEST VAN DEN UAAGSOHEN BOND VACANTIEBEZIGHEID VOOR SCHOOLKINDEREN. de residentie voerden de kindereu o.a. een aantal boerendansen uit V VRTSnERTOG OTTO VAN HABSBURG wiens naam den laatsten tijd herhaaldelijk genoemd is in verband met een eventueel herstel der monarchie in Oostenrijk, bij zijn bezoek aan Kopenhagen. Links aartshertog Otto. naar het Engelsch van May Wynne. 20) „Ik ben het, kolonel Morrice. Ik sta hier in plaats van Hartley, die bezocht werd door de zonde der dronkenschap, op een oogenblik van zwakte des vleesches en dit luist, nu de vijand gebruik heeft gemaakt van de duisternis, om ons te overvallen". „Je lijkt wel gek, Parsley!" riep Mor rice met geveinsde verontwaardiging, „De vijand?Ik geloof zoowaar, dat de drank ook jou de oogen beneveld heeft, of althans schijnbeelden voor je oproept!" Ten antwoord trok Joshua den ander bij de mouw en drong: „Kijkt u dan zelf eens, kolonel Morrice. Sinds den dag van mijn bekeering, nu twee jaar geleden, is mij geen druppel drank meer over deJippen gekomen. Maar uls u zich nu eerst zelf eens overtuigd heeft, dan ga ik zoo gauw mogelijk den gouverneur waarschuwen". „Waar zijn die vijanden dan?" vroeg hij en deed, of hij tevergeefs van den oenen kant naar den anderen over de lege borstwering heenkeek, ofschoon hij riet één oogopslag de ladder zag, met de gedaanten, die er tegenop klommen, En de list lukte. In zijn ijver boog Joshua zich ook voor over en stak zijn rechterarm uit. „Daar!begon hij, maar kwam niet verder. Met de lenigheid van een fiantsr sprong Morrice op hem toe, hield met de rechterhand de keel van zijn slachtoffer toegeknepen, dat hij niet ten tweede male een alarmkreet zou doen hooren en wierp hem toen over de borstwering. Morrice veegde zich het zweet van het voorhoofd, maar had nu de handen vrij om verder zijn onderneming ten uitvoer te brengen. „Morrice!" hoorde hij de stem van sir Hugh Ainslie fluisteren in de doodsche stilte. Er moest snel gehandeld worden; dat was een eerste verelschte. Met een enkel woord bracht Morrice dit den mannen onder het oog, die hem dan ook, zonder bedenken, als hun leider erkenden. „Vlug!" drong hij, „voor het heele gar nizoen wakker is!" Als wij eenmaal tot de binnenplaats zijn doorgedrongen, valt er weinig tegenstand meer te duchten". Naarmate zij dichterbij trokken, werd het rumoer toch grooter en op de binnen plaats kwamen een drie, vier man, met een luitenant, ijlings op hen toegeschoten. „Verrader!" beet de officier Morrice toe, „dat is jouw werk! Ik heb den gouverneur wel gewaarschuwd, dat hij een adder aan zijn borst koesterde!" Dit zeggende deed hij een uitval naar kolonel Morrice, maar die was daarop voorbereid en bracht het gevest van zijn degen met zulk een kracht neer op het hoofd van den luitenant, dat die het be wustzijn verloor. „Ik heb met hem gestreden bij Edge- hill", zei hij tot Ainslie. „Maar nu heeft hij genoeg om onschadelijk te zijn". En toen de soldaten zagen hoe het hijn leider vergaan was, waren zij weldra ont wapend en werden op de binnenplaats achtergelaten met een half dozijn cava liers, om hen te bewaken, terwijl de ove rigen ijlings de poort gingen openen voor de compagnie paarden, en voetvolk, die buiten wachtte. „Nu blijft enkel de gouverneur over", zei kolonel Aikton. „Ongetwijfeld zal ko lonel Morrice wel de taak op zich nemen om hem' op de hoogte te brengen van hetgeen er is voorgevallen". Morrice begreep instinctmatig, dat dit hem werd opgedragen, om nog eens zijn oprechtheid in deze op de proef te stellen. Maar nog een andere beweegreden dan beleedigde trots dreef er hem toe deze opdracht te vervullen. Kolonel Cotterell toch zou naar zijn verklaring misschien nog wel willen luis teren, terwijl hij met de koningsgezin- den niet anders zou willen onderhande len dan dat hij ze op de punt van den degen vorderde. En hierin had hij juist gezien, zooals hij onmiddellijk wel begreep uit wapen gekletter en verwoed geschreeuw, toen hij zich door de gang spoedde, die naar de slaapkamer van den gouverneur leidde. „Mij overgeven?" riep de kolonel. „Het zal nooit gezegd worden van een Cotterell, dat hij zich overgaf aan een troep los bandige goddeloozen, die door snood ver raad dit kasteel zijn binnengedrongen". Terwijl hij dit riep, deed hij een uitval en bracht Knowles een stoot toe in den schouder, waarop een half dozijn degens naar hem uitgestoken werd en hij zwaar terugviel in de armen van den man, die hem verraden had. „Arme Cotterell!" mompelde Morrice, en er trok een floers over zijn oogen, tóen hij neerkeek in het bleeke gelaat van zijn gewezen vriend. „Wat een bloeddorstige demon is toch deze oorlog, die den broe der neerstoot door broederhand!" „Hij is niet doodelijk gewond" merkte Ainslie op. „Laten wij hem naar bed dragen en het bloeden stelpen. Later kun nen wij dan den chirurg uit de stad halen die hem met genezenden balsem verbin den kan. Een kranig soldaat is hij. Ik wilde wel, dat hij tot de onzen hoorde, inplaats van den dienaar te zijn van opstandige onderdanen en van een onbeschaamd overweldiger". De oogleden van den gewonde trilden. „Verraden!" mompelde hij, „en door Dick Morrice! Wee mij Dat grieft mij nog het diepst!Mijn vriend Dick Mor rice!" Dit waren woorden, die althans één, die ze hoorde, zich weer herinnerde, toen hij later in den hall van kasteel Pontefract luide geprezen werd door zijn nieuwe vrienden. Hij trachtte enkel aan Barbara Carcroft te denken en hoe die hem zou toelachen, toen hij langzaam de trap naar den Ron den Toren beklom, naast Ainslie en kolo nel Aikton, om de koninklijke vlag op kas teel Pontefract te hijschen. Barbara zou blij zijn, als zij hoorde van de rol, die hij had gespeeld. Dien vol genden morgen zou hij de belooning van haar lippen krijgen. Zou hij dan die vier woorden van smart vergeten hebhen: „Mijn vriend, Dick Morrice!" Dit is zeker géén vervloeking kon hem dieper getroffen hebben. HOOFDSTUK XH. Dick Morrice krijgt zijn belooning. „Maar ze moesten jou tot gouverneur van Pontefract hebben gemaakt!" Barbara sprak met grooten nadruk, maar Morrice lachte. Wat gaf hij om een gouverneurschap, op het oogenblik, dat hij naast zijn ver loofde zat in de nis van het groote erker- venster. dat den hall van Rettesley Manor verlichtte, en zag, hoe het zonlicht speelde op de glanzige krulletjes, die aan weers kanten van een blozend gezichtje hingen, waarvan de schoonheid nog verhoogd werd door een rijk kleed van narciskleurig satijn met kostbaar kanten kraag, echter laag genoeg uitgesneden om de blankheid van den hals te doen uitkomen, terwijl een paar rozen, op de borst gespeld, nog des te meer bekoring verleenden aan de lieflijke verschijning, zoo schoon verlicht door het gekleurde vensterglas. „Ik ben een veel te luchthartige per soonlijkheid voor zulk een groote waardig heid!" zei hij. „En wat heb ik gedaan om het te verdienen, liefste, daar jouw ver nuft den bal heeft voortgestuwd naar een eenlg succes!" Hij vatte de gebruinde hand, die groot genoeg was voor zulk een schoone jonge dame en harder dan men dit verwacht zou hebben, en kuste die zóó vurig, dat daaruit wel bleek, hoe Barbara haar belofte van beloonmg was nagekomen. Openlijk waren deze beiden dan ook verloofd, ofschoon ze een vreemd paar vormden. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1934 | | pagina 5