Draverijen te Stompwijk - Russische vliegers te Parijs DE HEKS VAN WINSLEA 75"' Jaargang - LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON. mm. RUSSISCHE VLIEGERS brachten, naar aanleiding van het bezoek van Franschen minister van luchtvaart aan Moskou, een tegenbezoek aan Parijs, vliegers na aankomst op le Bourget. JlBILEUM-DItAVERIJE>T, GEORGANISEERD DOOR DE VEREENIGING „N OOIT GEDACHT" OP HET FEESTTERREIN TE STOMPWIJK. ,,Tom Mix" en ,,Gretchen" passeeren de finish. HET NIEUWE STATIONSGEBOUW VAN DE K.L.M. OP HET VLIEGVELD HAAM STEDE is officieel geopend. De genoodigden, die per vliegtuig aankwamen, begeven zich naar het nieuwe gebouw. DE WERELD SPELEN VOOR DAMES IN HET WHITE CITY STADION TE LON DEN. Do Hollandsche ploeg slaat de training door mej. ter Horst .(horden* loopstër) gade. TE BERGEN e-s werd door de vereeniging voor Vreemdelingenverkeer een bloemencorso georganiseerd. Een koe van bloemen in 'den stoet. DE BEKENDE FILMSTER MARLENE DIETRICH als toeschouwster bij de polo- Wdstrijden te Los Angeles. Rechts haar dochter Maria, links haar echtgenoot Rudolph Sieber. JOSEE MANDELAERS die gekozen is als Miss België 1934. naar het EngeLsch van May Wynne. 18) 1 Maar de vrouw deinsde terug met een beunend geluid, na een blik op de schoon gevormde, maar door de zon verbrande handpalm. ..Neen, neen, lieve", pleitte zij, „vraag mij niet om te lezen wat daarin geschre ven staat, want die lijnen spreken van leu gens hi haar kronkelingen en verwikke lingen!" Terwijl ze dit zei, vatte ze Barbara's vingers tusschen de hare, en kuste ze met Joo'n woeste onstuimigheid, dat die meer had van het onbesuisde liefdesbetoon van «n dier, dan van menschelijke gene genheid. „Moeder Meg en voor mij „Goede Meg" niet „Zwarte Meg", ik zal nooit ver eeten den dag, dat u mij redde uit het moeras bij Stampleton Heugh". Ze sprak op fluisterenden toon, maar dit ^as niet noodig geweest, daar Marjorie leeds weg was uit de hut, die haar, on danks Megs gunstige voorspelling, vrees inboezemde. Dus wenkte zij haar gids Naderbij en beloofde hem een zesstulver- swkje, als hij haar langs den kortsten weg naar Winslea Grange bracht. „Was Barbara ook maar mee gegaan!" Jacht zij. „Want wat kan nu een jonge dame van haar stand en leeftijd hebben Ut te staan met zulk een vreemd schep el? Ja, als haar oom, master Peter Car- croft, er van wist, dan zou hij haar ther verantwoording roepen". En in den geest moest zij lachen, als zij zich voorstelde hoe Barbara dan waar schijnlijk gedoemd zou zijn om aan haar borduurraam te zitten, of pasteien en sausen te maken voor de tafel van haar oom. „Toch mag ik Bab zoo graag lijden", besloot zij haar overdenkingen. „En van harte wensch ik haar toe een verloofde, even goed en trouw als de mijne!" En nu bepaalden zich haai- gedachten weer zoo uitsluitend bij Hugh en hetgeen zij hem dien volgenden ochtend te vertel len zou hebben, dat zij geheel vergat Zwarte Meg van Winslea en haar vurige genegenheid voor Barbara Carcroft. HOOFDSTUK X. Verloren orders. „Het pakje is verloren gegaan?" Deze woorden werden herhaald in ver schillende toonaarden van ontsteltenis, vrees en verslagenheid, door een groep mannen, die om de tafel in de studeer kamer op Barkleigh Towers zaten ge schaard. Sir Hugh Ainslie knikte. „Zooals ik reeds zeide, heeren. Het pakje is verloren gegaan. Dank zij de koenheid van een moedige jongedame is het zoowel voor onze vijanden als voor ons verloren". In het kort vertelde hij toen, hoe het pakje van sir Marmqduke Langdale in handen van Marjorie Stapleton was geval len en hoe zij bijna het leven verloren had in haar streven om het weg te houden. „Hoe kunnen wij nu weten, dat die Birley het niet bemachtigd heeft?" vroeg kolonel Aikton. Sir Hugh glimlachte. „Omdat de Zwarte Poel nog nooit zijn buit teruggegeven heeft. Ik sta er op mijn eerewoord voor in, dat geen mensch ooit de boodschap, op dat perkament „vermeld, onder de oogen zal krijgen". „Maar wat moeten wij nu doen, is de vraag?" riep Squire Brotherton wanhopig. „Onze generaal had ons zeker bijzondere orders gegeven betreffende het tijdstip en de wijze, waarop we handelend moesten optreden". „Dat is zoo, master Brotherton, en ik vind het ook allerellendigst, dat die orders voor ons verloren zijn gegaan, maar daar om juist heb ik deze vergadering bijeen geroepen, om met mijn voorstel te voor schijn te komen". Kolonel Aikton knikte en, ofschoon er enkelen bij waren, wien het wel wat hin derde, dat deze jonge man de plaats van leider zou innemen tegenover hen, was de meerderheid der konlngsgezinden toch tot luisteren bereid. Nu voor het eerst had sir Hugh er over gedacht, om Dick Morrice bij name te noe men als een ijverig partijgenoot en hij lichtte de situatie toe, waarbij hij dus ver klaarde, hoe Morrice op zijn eerewoord beloofd had, dat hij kasteel Pontefract zou overgeven. In het eerst waren er, die het zeer ge waagd vonden om op zulk een aanbod in te gaan. Maar sir Hugh wachtte kalm, tot zijn vrienden wat van hun verrassing be komen waren en herinnerde er hen toen aan ,dat Morrice toch was opgevoed als een van de hunnen en dat hij nog een goed kameraad was, ai droeg hij het haar dan ook zoo Puriteinsch sluik afgeknipt. En hij besloot zijn pleidooi met te zeggen: „Hoort eens, heeren, ik kan een man niet dóór en dóór zien, ofschoon, voor zoo ver ik er over oordeelen kan, Dick Morrice innig verlangt, om weer hersteld te worden in de gunst en in de politiek van zijn eerste vrienden. Bovendien zal sir Marma- duke in zijn boodschap waarschijnlijk op een spoedige vervulling hebben aange drongen van de taak, die wij op ons heb ben genomen: het bemachtigen van Pon tefract voor den koning. Als wij nu het aanbod van Morrice weigerden, zoudt u mij dan ook eenig voorstel kunnen doen, dat tot succes zou kunnen leiden in deze te lichtvaardig ondernomen taak?" Langzaam keek hij de tafel rond, maar aller gelaat stond even verlegen en ver slagen. Ellis Knowles, gewezen kapitein in de legermacht van den koning, was de eerste, die zich gewonnen gaf. „In trouwe, Ainslie", riep hij, „wij moe ten maar niet te angstvallig zijn in de keuze van dengene, die ons tot ons doel zal leiden. Ik tenminste verklaar mij bereid om mij onder Dick te scharen, als hij kans ziet ons het kasteel in handen te spelen". „Höe is zijn plan?" vroeg Squire Tor- wood nieuwsgierig. „Mij dunkt, dit moet tooh wel de eerste waarborg zijn van zijn goede trouw, daar bijstand van binnen méér beduidt, dan het enkele openen van een valpoort, of toegang verleenen tot de wallen". „Voor een deel heeft hij mij,zijn plan medegedeeld", antwoordde sir Hugh. „Maar het diene tot uw naricht, dat hij reeds bezig is aan de uitvoering. Hij kent alle soldaten van het garnizoen; vele zijn zijn trouwe dienaren en kameraden, die voor een kleinigheid in geld en een paar vriendelijke woorden bereid zullen zijn hem hulp te verleenen of althans op hun posten te slapen, Morrice slaapt bij den gouverneur in bed en is gewend 's nachts op te staan en de ronde te doen in het kasteel en daarbij bijzonder te letten op degenen, die de wacht hebben, waarna hij kolonel Cottereii rapport uitbrengt van hen, die slapen, of slaperig waren. De kolonel stelt een onbepaald vertrouwen in Morrice, die hem dan ook geheel onder zijn invloed heeft en zich houdt of hij de grootste ijveraar is voor de partij der Rondhoofden", „Ik houd niet van die slinksche wegen", klonk het afkeurend van Squire Brother ton. „Ik houd van een vijand, die eerlijk den strijd met je aanbindt en niet een, die verraad pleegt jegens zijn tafelgenoot!" Waarop kolonel Aikton in het midden bracht: „Je bent te hard, vriend, tegenover een, die meer roekeloos dan verraderlijk is en die een grief heeft tegenover zijn tegen woordige vrienden, die, nadat ze in tijd en nood eerst van zijn diensten hebben ge profiteerd, hem daarna eenvoudig op zij hebben geschoven. Geen wonder dat die arme Dick zich nu wel zóódanig onder scheiden wil, dat hij onder zijn vroegere partijgenooten in alle eer kan hersteld worden". Dr. Stapleton, die ook genood was, om stem uit te brengen in deze gewichtige ver gadering, kwam nu met de vraag te voor schijn: „Welke stappen denkt kolonel Morrice op den afgesproken nacht nu te nemen?" .(Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1934 | | pagina 5