KLEUR- EN KNIRPLAAT ILLEM'S AFSPRAAK. ider, mag ik vanmiddag uit school an Staalman meegaan? Hij heeft gd of ik zijn konijnen kom zien. Hij een hok vol, zegt hij", imiddag?" herhaalde juffrouw De terwijl ze haar jongen vragend „vanmiddag? 'k Zal eerst eens wat er voor boodschappen te doen 'lllem. Je weet het, dat gaat voor." :m's vader had een groentenwinkel. ïoest hij bijna den geheelen dag den weg zijn, om de klanten bui- te bedienen. Willem's moeder zorgde oor den winkel. En daarbij had ze aar elfjarigen jongen al een flinke Want kwamen er overdag onver- bestellingen binnen dan moest i, als hij uit school kwam, ze altijd mgen. Meestal deed hij gewillig wat i hem gevraagd werd. Vandaag had iter een afspraak met zijn vriendje, taalman gemaakt, woonde op een boerderij, een klein buiten de stad, Willem kwam er en dat was geen wonder! Welk een ke gelegenheid bood het ruime lerf voor allerlei spelen, die hij thuis kleine, donkere kamer achter den l nooit doen kon. Nu had Jan hem i, dat hij een hok vol jonge konijn- ad, en hem tegelijk gevraagd, eens te komen kijken. ertusschen had juffrouw De Koning 'inkelboek gehaald. Ze bladerde er in en keek toen haar jongen hoofd- dend aan. r Spijt me echt voor je, Wim", zei ze i lelijk, „maar vanmiddag gaat het i Er zijn nu op het oogenblik al vier lingen en je weet niet wat er nog in komen, terwijl je op school bent. ie moet vanmiddag maar vlug naar komen. Misschien kan het op een en dag wel eens." I em trok een verdrietig gezicht, maar i niets. Mopperen zou immers toch j laten? 't Kon nu eenmaal niet an- i de boodschappen moesten gedaan, n later ging Willem na zijn moeder et te hebben, de deur uit. 't Werd i oor hem, om naar school te gaan. i was er al veel eerder weer op ult- :ken om zijn middagwijk te bedie- lem was al dicht bij school genaderd iijn vriend Jan hem tegemoet kwam. :ing tusschen den middag, omdat de id wat groot was, nooit naar huis. nkele andere buiten-leerlingen, bleef school over en at daar zijn boter- op. llo", zeiden de twee jongens tege- oen ze bij elkander gekomen waren reet liet Jan er op volgen: „Nu, hoe i? Ga je vanmiddag mee?" en, ik kan niet", antwoordde Wil- „ik moet boodschappen brengen." e vervelende winkel van jullie ook", elde Jan. lem gaf geen antwoord. anneer mag je dan wel?" begon Jan Weet nog niet. Moeder zei op een re keer." :ker als mijn konijnen groot zijn", 1de Jan. „Dan is er ook nog al veel te zien." st toen de jongens voor de school a gekomen, begon de bel te luiden en oor werd hun gesprek afgebroken. Werd een vervelende middag voor m de Koning. Onwillekeurig was hij het gemopper van zijn vriend, ook n ontevreden stemming gekomen, 't toch ook eigenlijk zoo. Wifcrom kon ok niet vrij zijn, zooals andere jon- Altijd maar weer moest hij bood- ppen doen. Daar had je nu Jan. Bij thuis was toch ook heel wat te doen ie groote boerderij. En toch had Jan i meer vrij dan hij. Maar Willem it, dat Jan nog een paar grootere 's had, die hun vader flink in het be hielpen. En Willem was thuis de !e jongen. Wel had hij nog een paar ere zusjes, maar die waren nog niet t genoeg om mee te kunnen helpen, en eindelijk de schooltijd verstreken stoven de jongens als een wervelwind buiten. Willem wachtte nog even op die was achtergebleven. Hij wilde nog even goeden dag zeggen, voor laar huis ging. ia je toch mee?" vroeg hij. ïelneen", antwoordde Willem. „Ik wil le even gedag zeggen, moet immers huis?" e kon best even meegaan," drong Jan behoeft dan niet de heele middag Dit vroolijke tooneeltje, zooals men in de straten van Dierenstad dikwijls ziet, willen wij eens opzetten. Maar voor één ding moet ik je waarschuwen: zorg, dat Bruin, het beertje, zijn snuitriem niet kwijt raakt, want anderskon hij wel eens bijten! We beginnen met de plaatjes en de driehoekjes op dun, doorschijnend papier over te trekken. Daarna plakken wij ze op dun karton om vervolgens de plaatjes een kleurtje te geven. Zijn we daarmee klaar, dan knippen we alles uit. De driehoekjes worden op de stippellij nen omgevouwen, de reepjes met lijm of gluton bestreken en ten slotte tegen de plaatjes geplakt. Staan Jumbo en Bruin goed stevig? (Nadruk verboden). bij me te blijven. Even naar de konijnen zien en dan weer weg. Misschien mag je dan volgende week wel eens een heelen middag mee". Willem aarzelde. Zin had hij er wel in. „Maar de boodschappen die ik weg moet brengen?" vroeg hij en aan zijn toon kon je hooren dat hij reeds half had toegegeven. Jan trok hem aan den arm. „Toe jó, zeur toch niet langer. Die krij gen ze een uurtje later, dat is alles. Voor uit op een draf." En zonder verder antwoord af te wach ten, trok Jan Willem een heel eind mee. Willem vond het nu best. 't Was ook zoo. Hij kon best even meegaan, om te kijken. Zoo erg zou het niet zijn, als de men- schen hun bestellingen wat later kregen. Wel klopte zijn hart nog onrustig, als hij aan moeder dacht, die hem zoo uitdruk kelijk gezegd had, toch vooral gauw thuis te komen. Maar daar wilde hij nu niet aan denken. Dan zou al zijn genoegen vergald zijn. Lachend en stoeiend legden de twee jongens den weg af naar de boerderij. De boerin stond voor het hek en zag hen aankomen. Vriendelijk ontving zij Willem. „Zoo jongen kom je eens gauw naar de konijnen zien? Daar doe je goed aan. Maar komen jullie eerst even binnen. Je zult wel dorst hebben." Ze ging de jongens voor naar een groo te boerenkeuken en schonk hun ieder een glas melk in. Willem liet het zich best smaken. Ner gens vond hij de melk zoo lekker als bij zijn vriend op de boerderij. „Ga nu maar naar buiten", zei de boe rin toen de jongens hun melk op hadden. Straks zie ik je nog wel Willem". Dat lieten de jongens zich geen twee maal zeggen. In een wip stonden ze voor het konijnenhok. „Nou," zei Willem, „ik wilde wel, dat ik er een paar had." „Een paar", zei Jan, „wat heb je nu aan een paar. Nee, zoo'n hok vol, dat is leuk." Van het konijnenhok dwaalden de jon gens door den moestuin en den boom gaard. En toen moesten ze noodzakelijk nog een hooiberg in. Daar rook het toch altijd zoo fijn", vond Willem. „En je kon er zoo leuk in rollebollen zonder je ooit pijn te doen." Door de bedrijvigheid op de boerderij was Willem werkelijk een poosje vergeten dat hij naar huis moest. Maar plotseling dacht hij er met schrik aan terug. „Hoe laat is 't al?" vroeg hij angstig aan Jan. Jan keek over den rand van den hooi berg. ,,'k Denk zoo wat half zes", zei hij. „Ja, 't is zoo, kijk maar! Daar gaat vader met de melkemmers naar het land. Dat doen ze altijd om half zes." Met een kreet van schrik sprong Wil lem op. „Al half zes? Dan moet ik direct naar huis. O, o, wat zullen ze wel zeggen dat ik zoo laat kom". Jan drong er op aan, dat Willem nog even mee naar binnen zou gaan. Maar 't gelukte hem ditmaal niet hem over te halen. „Nee hoor, 'k ga dadelijk", zei Willem gejaagd. Een oogenblik later zag Jan hem het hek uitstappen en voortdraven. Hijgend en met een kleur als vuur van het harde loopen, kwam Willem thuis. Moeder was in de kamer achter den winkel bezig het avondbrood voor haar kleine meisjes klaar te maken. Een zucht van verlichting ontsnapte haar toen ze Willem zag binnenkomen. Ze had zich toch zóó ongerust gemaakt. Willem kwam altijd thuis als het hem gezegd werd. Er zou hem toch geen ongeluk zijn overko men? Toen vader thuiskwam en van het ge val hoorde, had hij getracht haar gerust te stellen. „De kwajongen is zeker met zijn vriend jes meegegaan vrouw", zei hij. ,,'k Zal zelf nu eerst maar de bestellingen wegbren gen. Mocht hij, als ik terugkom, er nog niet zijn, dan zal ik op onderzoek uit gaan". Nu 't laatste was gelukkig niet noodig. Daar stond Willem! „Waar kom je vandaan, Willem?" vroeg moeder. „School moeten blijven?" Even aarzelde Willem. Zou hij de uit vlucht gebruiken die moeder hem zelf aan de hand deed? Maar gelukkig, tot liegen kwam de jongen niet." ,,'k Ben met Jan meegegaan, moeder", zei hij zacht. „Ondanks dat ik het je verboden had?" vroeg moeder streng. „Wat val je me te gen, Willem. Vader is nu met de bestel lingen weg. Als hij straks thuis komt, moet hij maar zeggen, welke straf je verdiend hebt." Daar schrok Willem toch van. Vader zelf met de bestellingen weg! Nu, daar zou wat voor hem opzitten. Een half uur later kwam vader thuis, maar niet met leege handen. Een mooi opgemaakte fruitmand bracht hij mee naar binnen. „Wat is dat?" vroeg moeder verbaasd. „Breng je die mee terug?" „Ja vrouw, die is te laat bezorgd. De menschen wilden hem niet meer hebben. Waarom is Willem niet huis gekomen?" Met neergeslagen oogen vertelde de jongen wat er gebeurd was. „Dus met opzet laat thuis gekomen, hoewel je wist dat moeder je noodig hadl Dan moet je er ook maar zelf de gevolgen van dragen. De schade van den fruitmand betaal je uit je spaarpot, vriendje," zei

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1934 | | pagina 13