Begrafenis Prins Hendrik - Brand te Edam - De „Aliette" te Amsterdam
DE VLUCHTELING
75,le Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
PRIJSVRAAG-FEUILLETON.
De kist met het stoffelijk overschot van Z.K.H. Prins Hendrik wordt de Nieuwe Kerk teDelft
binnengedragen.
BRAND TE EDAM. Overzicht van de puinhoopen van 'de door een hevigen
brand verwoeste touwfabriek.
VOORKOMEN" IS BETER DAN GENEZEN". Het verstrekken van lafenis aan de belangstellenden
bij de begrafenis van Prins Hendrik.
H.M. de Koningin en H. K. H. Prinses Juliana arriveeren per auto aan de Nieuwe Kerk te Delft, ter HET FRANSCHE OORLOGSSCHIP „ALIETTE" vertoeft te Amsterdam en heeft ligplaats
bijwoning van de plechtige bijzetting van het stoffelijk overschot van Z. K. H. Prins Hendrik. gekozen aan den steiger van de Holland—Amerika-lijn.
Roman door IVANS.
44)
Wat mijzelven betreft, hoe meer ik na
dacht, hoe grooter mij de kans scheen om,
door middel van het stukje muziekpapier,
Iets naders te weten te komen omtrent het
vraagstuk, dat ons allen bezig hield.
Mijn gedachten op dit punt waren ech
ter zeer vaag en verward. Bovendien begon
ik te vreezen, dat zij mij in een richting
leiden zouden, die mij zouden kunnen
voeren naar een ontdekking, die het onge
luk van mijn leven worden zou
Daarom sprak ik over de mogelijkheden,
die mij voor oogen zweefden, met nie
mand, gelijk ik het thans niet met den
lezer doe. Maar voor mijzelven wilde ik tot
klaarheid komen, hoe wreed de ontdek
king, die ik doen zou, voor mijzelven ook
zijn mocht
Ik herinner mij nog zeer goed, dat ik mij
op den eersten avond na mijn terugkeer op
de hofstede, op mijn kamer opsloot: de
zelfde kamer, die men ook vroeger aan mij
had afgestaan en waarin ik zoo lang had
ziek gelegen. Ik nam mijn viool uit den
zak, waarin zij gehuld was (het eerste ge
schenk, dat ik van Else ontvangen had
en legde de enkele geschreven noten vóór
mij op de tafel, zoodat het licht erop viel.
Forto's en piano's waren daarop aangege
ven, maar elke aanwijzing omtrent het
tempo ontbrak,
ik ben altijd van meening geweest, dat
uit werkelijk geniale muziek het tempo,
ook zonder teekens daaromtrent, uit de
noten zeiven voortvloeit Een pompeuze
opera-aria, die dramatisch bedoeld is en
die wanneer men haar snel speelt tot
een vroolijken wals wordt, heeft mij nooit
eerste-klas kunst kunnen schijnen.
Toen ik nu de noten, die op het papier
stonden, zeer zacht op de viool weergaf,
bleek mij onmiddellijk, dat hier omtrent
het tempo geen twijfel bestaan kon! De
bedoeling moest geweest zijn, dat zij vrij
langzaam en in scherp rythme moesten
worden voorgedragen. Bovendien vormden
zij zooals ik reeds meende ontdekt te
hebbeneen bizarre, zeer oorspronkelijke,
ietwat Oostersch aandoende melodie, die,
naar mijn oordeel op zichzelve reeds de
kenmerken van genialiteit droeg. Zou het
kunnen zijn, dat zij deel uitmaakten van
de nieuwe compositie van mijn moeder,
waarmede zij den eersten prijs behaald
had? Maar ik kon moeilijk aannemen
dat zij deze, na den moord op mijn stief
vader, in diens schrijftafel zou hebben op
geborgen, waaruit zij ze dan later weer
weggenomen moest hebben, onder achter
lating van dezen kleinen reep papier, die
tusschen lade en tafel beklemd had
gezeten
Dit alles scheen mij al zeer onwaar
schijnlijk. Het was natuurlijk mogelijk,
dat zij dat stukje later weer bijgewerkt
had, maar het zou wél zoo eenvoudig ge
weest zijn, wanneer zij het ontbreken van
den reep ontdekkende even in de
schrijftafel had nagezocht: evenals ik, zou
zij dien dan dadelijk gevonden hebben.
Hoofdzaak bleef echter, dat ik moeilijk kon
aannemen, dat zij juist deze bergplaats
voor haar compositie had uitgezocht.
Waarom had zij eigenlijk haar eerste
compositie niet ingestuurd? Zij had mij
daarvoor wel een verklaring gegeven,
maar
Hier stuitte ik mijn eigen gedachten-
gang, 'k wilde niet verder denken. Mijn
gedachten dreigden zich te verliezen in
onheilspellende en onvruchtbare onder
stellingen
Eenige malen speelde ik zeer zacht!
de korte melodie en de daarop nog volgen
de enkele noten dóór. Die melodie had iets,
dat mij niet alleen tijdelijk boeide, maar.
toen ik de viool weer ingepakt en mijn
bed opgezocht had, bleek te vervolgen.
Zooals dat met banale wijsjes wel eens het
geval is, ging zij mij niet uit het hoofd; en
toch was hier van banaliteit of conventie
geen suoor. Het was, alsof het Noodlot zich
beijverde, mij deze wat exotische melodie
vast in het hoofd te prenten
Tot mijn geluk was ik echter te vermoeid
om lang te luisteren naar wat mij in mijn
eigen brein werd voorgespeeld. Ik sliep
spoedig in. En misschien was het wel mijn
vermoeidheid geweest, die mij dien avond
zoo vatbaar voor onheilspellende indruk
ken had gemaakt.
a
Er volgde voor mij dagen van verkwik
kende rust. Meer en meer bleek, dat ik
mijn krachten overschat had, toen ik de
hofstede dien ochtend verlaten en mij,
zonder verwijl, in het volle leven gestort
had, om in dichterlijken stijl te spreken.
Ik moest dat nu bezuren met eenige da
gen, waarin ik mij voortdurend doodelijk
vermoeid gevoelde. Maar toen kon ik
bijna van uur tot uur! voelen, dat ik mijn
krachten herkreeg en spoedig geheel her
steld zou zijn.
Het kostte natuurlijk eenige moeite, aan
de knechts en meiden op de hofstede een
verklaring te geven van de aanwezigheid
van Inspecteur Schmidt! Wij namen ten
slotte onze toevlucht tot de wel eenigszins
gewaagde verklaring, dat deze verdienste
lijke politieman hier op den loer lag om
op Albert Fransen de hand te leggen, zoo
dra deze wat verwacht werd zich
weer op de hofstede vertoonen zou.
Deze zooals ik reeds opmerkte niet
heel afdoende verklaring werd door de
eenvoudige menschen grifweg aangeno
men. Dientengevolge werd ik echter met
zeer onvriendelijke oogen aangezien. Want
ik moet het hier wel zeggen! de be
volking van de hofstede dacht met eenige
genegenheid terug aan den zwervenden
muzikant, die zoolang in hun midden ge
weest was. En ook nu Franz Kessel ervoor
gezorgd had, dat zij wisten, wie die muzi
kant inderdaad geweest was hadden zij
een vriendelijke herinnering aan den
laatste bewaard. Velen konden niet aan
zijn schuld gelooven. Onder anderen kwam
Poldi, met het roode hoofd, bij elke gele
genheid voor hem op.
Dientengevolge nu voelden deze men
schen een groote tegenzin tegenover In
specteur Schmidt, die hier thans dag aan
dag in luiheid doorbracht, om op den on-
gelukkigen vluchteling te „loeren". Zoo
werd ik onvriendelijk aangekeken, soms
zelfs onvriendelijk behandeld, omdat ik
loerdeop mijzelven!
In de eerste dagen was het tamelijk
moeilijk de vele rust, waaraan ik behoefte
had, tegenover anderen te verklaren. Wij
kwamen overeen, het maar te doen voor
komen, alsof ik 'n echte luiwammes was en
vandaar, dat mij weldra de reputatie van
zulk een tijd-verspiller sierde. Toen ik mijn
krachten geheel terugkreeg, en ook toch
ten In dep omtrek ondernam (ik deed dan,
in de oogen van de bewoners, verkennin
gen om iets omtrent den armen Albert
Fransen te ontdekken), bleef deze repu
tatie van luiwammes aan mij kleven.
Herhaaldelijk verscheen op de hof
stedede politie-kapper, die mij zoo
onkenbaar had gemaakt! Alleen Else en
haar vader wisten, wat hij er doen kwam,
n.l. mijn vermomming „versch en in den
vorm houden", zooals hij het uitdrukte.
Dit geschiedde natuurlijk op het geheiligde
terrein van mijn gesloten kamer.
Else was gedurende deze dagen een
engel voor mij. Ik behoef daarover niet in
bijzonderheden te treden: men zal mij ook
zonder dat begrijpen. Het scheen wel, alsof
haar vader de ernstige bedenkingen, die
hij volkomen terecht! gekoesterd had
tegen den omgang als verloofden tusschen
ons, grootendeels had afgelegd. Van den
aanvang af had ik het geluk gehad, dat ik
in zijn smaak mocht vallen; en nu de
zaken voor mij een betere wending geno
men hadden, beschouwde ik dit eenigs
zins als een bewijs van zijn eigen door
zicht op hét punt van zijn kijk op de men
schen! Dit stemde hem mild tégenover mij.
En deze mildheid had voor Else en mij de
meest aangename gevolgen, die ik alweer
aan de verbeelding van den lezer overlaat.
Het zonderlinge verschijnsel deed zich
daarbij voor, dat het altijd Herr Schmidt
was, met wien zij te doen had, en niet
Albert Fransen, zoodat het gevaar bestond,
dat zij, naarmate zij langer in mijn gezel
schap bleef, meer en meer zou gaan ver
geten, hoe ik er inderdaad uitzag. Ik denk,
dat er maar zelden een paar menschen ge
weest zijn, die er in dit opzicht zoo zonder
ling aan toe waren als wij beiden, toen wij
nog verkeerden ln de dagen van onze
„ofileleuse" verloving, (wordt vervolgd).