GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
75*® Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 10 Juli 1934
Derde Blad No. 22791
Het voorstel tot demping van het Levendaal in
werkverschaffing aangenomen - De raad aanvaardt
eveneens 't voorstel van B. en W. tot het heffen van een
Baatbelasting - Het Reglement van Orde vastgesteld.
O
(Zitting van gistermiddag).
De punten 1 tot en met 7 benevens van
öe aanvullingsagenda de punten g, h en i
zijn z.h.st. aangenomen.
reglement van orde.
a Voortzetting van de behandeling van
het' voorstel tot wijziging van het Regle
ment van Orde voor de vergaderingen van
den Raad der gemeente Leiden. (106)
Hierbij wordt een aantal amendemen
ten behandeld, welke aanleiding geven tot
uitvoerige discussie.
Een amendement van den heer Vos be
treffende het tijdstip waarop voorstellen
kunnen worden ingediend, wordt nader
geamendeerd door B. en W. en vervolgens
door het college overgenomen.
De heeren Van ECK en VOS bespreken
de wijze van behandeling van spoed-
eischende aangelegenheden op de agenda
en brengen te dien aanzien eenige wen-
schen naar voren.
De VOORZITTER ontraadt echter een
daartoe strekkend amendement van de
heeren Van Eek en Groeneveld, dat, nadat
hierover uitvoerig van gedachten ls ge
wisseld, wordt verworpen met 1915 stem
men. Vóór de S.D.A.P. en de heeren Vos,
van Weizen, Manders en Beekenkamp.
Een tweede amendement van dezelfde
heeren om den raad zeggenschap te ver
kenen bij de vraag of een vraagstuk al
dan niet aan de orde zal worden gesteld,
wordt verworpen met alleen de stemmen
van de S.D.A.P. en den heer Manders
voor.
De heeren VAN ECK en VAN WELZEN
verzetten zich tegen de door B. en W. voor
gestelde spreektijd-beperking. Zij zien
daarin een ernstige bedreiging van de vrij
heden van den raad en een middel van de
meerderheid om de minderheid den mond
te snoeren.
De heer BEEKENKAMP betoogt, dat het
voorstel van B. en W. geen spreektijd-
beperking voorschrijft, doch alleen de mo
gelijkheid daartoe opent.
De heer VOS acht deze bepaling in het
reglement overbodig, de raad kan altijd
een voorstel tot spreektijd-beperking aan
nemen, wanneer zich de wenschelijkheid
daartoe voordoet.
De VOORZITTER zegt, dat de minder
heid volop gelegenheid zal hebben zich te
uiten. Een politieken ondergrond hebben
de voorstellen van B. en W niet.
De heer VAN ECK acht het in het be
lang van een gezond parlementarisme,
wanneer de vrijheid van discussies blijft
bestaan. Dit is een begin van de onder
drukking van de minderheid. De meerder
heid heeft de macht, geef de minderheid
dan het recht om iets langer te spreken.
Een dergelijke methode werkt obstructie in
de hand, al is spr. daarvan geen voor
stander.
De heer MANDERS verwacht niets van
de voorstellen van B. en W. Zij prikkelen
slechts de gemoederen.
WETHOUDER GOSLINGA wil geen be
perking invoeren tijdens hevige langdurige
discussies, doch bijv. bij den aanvang van
de behandeling der begrooting teneinde
aan de afspraken van de fractieleiders een
wettelijken grondslag te verkenen. Van
een aanslag op de democratie is geen
sprake: in meerdere socialistische georiën
teerde landen bestaat een zoodanige
regeling al lang. Het is tegen den geest van
den tijd om op de ouderwetsche breedvoe
rige manier te blijven doorvergaderen. Op
die wijze gaat het prestige van den raad
in het oog der burgerij achteruit.
De heer VAN WELZEN blijft in het voor-
Stel van B. en W .een politieken onder
grond zien.
De heer VAN ECK zegt nogmaals, dat
die beperking in onderling overleg moet
tot stand komen. Zijn fractie heeft altijd
medewerking verkend, wanneer een be
roep op haar werd gedaan om zich bij de
discussies te beperken. Het is niet het be
lang van het parlementarisme, dat de
guillotine achter de deur staat om de dis
cussies te bekorten.
De VOORZITTER zegt, dat ook hij per
soonlijk de voorkeur geeft aan een af
spraak zooals bij de jongste begrooting.
Aan de rechten der minderheid zal niet
worden getornd; zij krijgt volop gelegen
heid zich uit te spreken.
Het voorstel van B. en W. wordt daarna
aangenomen met 20—13 stemmen (tegen
de SD.A.P. en de heeren Manders, Vos en
van Weizen).
De heer VOS verzet zich tegen de op
name in het reglement van een verklaring
betreffende een ..persoonlijk feit" en wil
dit aan den Voorzitter ter beslissing over-
Jateu. Na bestrijding door den Voorzitter
trekt de heer Vos zijn amendement in.
De heer VOS stelt verder voor, dat de
raadsleden voortaan in staande houding
het woord zullen voeren. Dit is z. 1. gemak
kelijker voor de sprekers en voor de
hoorders.
De heer VAN ECK zegt. dat het regle
ment opstaan niet verbiedt. Men is vrij te
doen wat men wil Opstaan zal z.i, de be
raadslagingen verlengen.
De heer MANDERS verklaarde zich een
tegen-, de heeren WILBRINK, v. EECKE,
BEEKENKAMP en VAN STRALEN voor
standers van het staande spreken.
De VOORZITTER neemt het amende
ment van den heer Vos over, nu diverse
sprekers hebben aangetoond, dat zij
staande inderdaad duidelijker verstaan
baar zijn dan in zittende houding. Alleen
verzoekt hij dispensatie voor het college
Va5 en welke wordt verleend.
Het amendement wordt z. h. st aange
nomen.
De heer VAN ECK maakt bezwaar tegen
de zj. te vergaande maatregelen, welke ge
nomen kunnen worden tegen leden, die
buiten de orde gaan, en wien deswege het
woord is ontnomen, doordat dat lid over
datzelfde onderwerp in die vergadering
niet meer het woord mag voeren.
De heer MANDERS zegt. dat iemand
wien het woord éénmaal is ontnomen,
daarmede al voldoende ls gestraft
Het amendement wordt na eenige dis
cussie teruggetrokken en het artikel aan
genomen met 19 tegen 13 stemmen. Tegen
de S.D.A.P. en de heeren Van Weizen,
Manders en Lombert.
De heer VOS heeft nog eenige amende
menten ingediend, welke zuiver redactio-
neele wijzigingen beoogen. Deze worden
gedeeltelijk aangenomen en deels terug
getrokken.
De heer VAN ECK verzet zich tegen het
voorstel van B. en W„ dat over een voor
stel tot sluiting der beraadslagingen niet
meer mag worden gediscussieerd. Dat kan
weer verbitterend werken op de minder
heid en is dus niet bevorderlijk voor een
goede afhandeling der zaken.
Een daartoe strekkend amendement van
de heeren Van Eek en Groeneveld wordt
verworpen met 2112 stemmen. (Vóór de
S.D.A.P. en de heeren Van Weizen en Vos).
De heeren VAN ECK en GROENEVELD
hebben volgend amendement ingediend:
Artikel 37 1ste lid aldus te doen luiden:
„Indien een lid ten aanzien van een on
derwerp, hetwelk vreemd ls aan de orde
van den dag inlichtingen van den voor
zitter of de wethouders verlangt, heeft hij
tot het doen der vragen verlof van de ver
gadering noodig. Wordt dit verleend, zoo
geeft de Burgemeester of een der Wet
houders aanstonds of in een volgende ver
gadering de verlangde inlichtingen".
De heer VAN ECK licht zijn amende
ment nader toe en zou die inlichtingen ook
gaarne wenschen over onderwerpen, welke
niet rechtstreeks het gemeente-bestuur
betreffen, bijv. politie-zaken Weliswaar
kar. de burgemeester zich op het stand
punt stellen, dat hij als hoofd der politie
niet interpellabel is. doch spr. acht dat
niet in het belang van de verhouding tus-
schen den burgemeester en den raad en
van de gemeente.
De VOORZITTER wil onderscheid maken
tusschen het verstrekken van inlichtingen
en het doen interpelleeren. In het alge
meen heeft spr. tegen het eerste geen be
zwaar; tegen het tweede wel. Wanneer de
raad als gevolg van een interpellatie een
bepaalde uitspraak doet, zou de burge
meester daardoor gedrongen kunnen wor
den in een richting, die hem zelf niet
wenschelijk voor het gemeente-belang
voorkomt.
De heer VAN ECK meent, dat de bur
gemeester toch niet onverschillig kan
staan tegenover de houding van den raad
inzake het politiebeleid. Over de toepas
sing der Zondagswet polste hij toch ook
het gevoelen van den raad!
De VOORZITTER merkt op, dat de toe
passing der Zondagswet berust bij het
college van B. en W„ niet bij den burge
meester.
De heer WILMER meent, dat het amen
dement van de heeren Van Eek c.s. te ver
gaat; de burgemeester is den raad geen
verantwoording schuldig van zijn politie
beleid en kan dus niet geïnterpelleerd wor
den. Tot dusverre heeft de burgemeester
alle gewenschte inlichtingen verstrekt en
zoo was het ook goed. Het toestaan van
interpellaties ondermijnt slechts het gezag
en het prestige van den burgemeester.
De heer VAN ECK trekt zijn amende
ment in
Bij art. 54 stellen de heeren VAN ECK
en GROENEVELD voor om de benoeming
van leden van bijzondere commissies op
te dragen aan den raad en niet door den
voorzitter, zooals het college behoudens
uitzonderingen voorstelt.
Het amendement wordt verworpen met
1913 stemmen. (Voor de S.D.A.P. en de
heeren Van Weizen, Manders en Beeken
kamp).
Het geheele Reglement van Orde wordt
daarna z.h.st. vastgesteld met aanteeke-
ning. dat de heer Van Weizen er tegen
is. omdat hij in dit reglement een actie
ziet om de rechten van de vertegenwoor
digers in het parlement te beknotten.
Hierna te 5 uur 40 schorsing tot 8 uur.
DE DEMPING VAN HET LEVENDAAL.
De VOORZITTER heropent te ruim 8
uur de vergadering en stelt aan de orde de
voortzetting van de behandeling van
het voorstel in zake het dempen van het
Levendaal c.a., het doortrekken van de
Oegstgeesterlaan en de Mariënpoelstraat
c.a., alsmede tot het vaststellen van de
desbetreffende begrootingsregelingen en
van verordeningen resp. op de heffing en
de invordering van een belasting onder
den naam van „Baatbelasting Levendaal"
te Leiden en van de daarbij te houden
interpellatie van den heer Van Stralen
inzake de demping van het Levendaal en
de doortrekking van de Oegstgeesterlaan
en de Mariënpoelstraat.
Wethouder SPLINTER zegt, dat 't voor
stel tot demping van het Levendaal met
gemengde gevoelens is ontvangen: er zijn
daarvoor technische en andere redenen.
Alvorens deze bezwaren te weerleggen,
wil spr. een uiteenzetting geven van de
redenen, waarom de demping zoo lang is
uitgebleven. De raad heeft 11 jaar gele
den een voorstel om tot demping over te
gaan tot tweemaal toe verworpen. De ma
laise was een tweede motief tot uitstel;
de toestand der financiën maakte het
noodzakelijk, dat dit object van het ur
gentieprogramma werd afgevoerd. Het
verwijt, door den heer Schüller aan het
college gericht, dat B en W. deze kwestie
zouden hebben gesaboteerd, wijst spA van
de hand.
Thans de technische bezwaren. Aller
eerst de doorgang bij de Plantage, waar
tegen verschillende raadsleden hebben ge
fulmineerd. B. en W. vinden de oplossing
evenmin ideaal, doch daarin is later altijd
verbetering te brengen. Men moet zich
aan den toestand aanpassen, want de gel
den laten een verder ingrijpen niet toe.
Een dergelijke situatie bestaat op meer
dere plaatsen in de stad en daar gebeuren
toch ook geen ongelukken. Met de betrok
ken huiseigenaren ter weerszijden van den
doorgang is geen overleg gepleegd; dat
was nog niet noodig in het kader van de
plannen van B. en W.
Dan het gedeelte Levendaal tusschen
Barbarabrug en Steenschuur. Spr. had dit
deel ook liever gedempt, doch er is in het
college een compromis getroffen en daar
bij heeft spr. zich neergelegd.
De meerdere kosten zouden f. 39.000
hebben bedragen buiten de vernieuwing
van de Groenebrug. Moet ook deze ver
breed worden, dan zijn de kosten plm.
f. 65.000.
Uit verkeersoogpunt is demping van dit
deel allerminst noodzakelijk; het verkeer
gaat toch via de Korevaarstraat. Of de
tram met dubbel spoor op het Levendaal
zal gaan rijden of met enkel spoor is nog
niet bekend. B. en W. zijn bereid het voor
stel van den heer Schüller (algeheele
demping en verbreeding tot aan de rooi
lijnen bij de Plantage) in prae-advies te
nemen.
T.a.v. de bezwaren, geopperd tegen door
trekking van de Oegstgeesterlaan, merkt
spr. op, dat een gedeelte 25 M. breed wordt
en een deel 15 M. Dat laatste is voor dit
gedeelte van de laan ruimschoots vol
doende. De Lage Rijndijk, een hoofdver
keersweg is even breed! De opzet houdt
wel eenigszins verband met het tunnel
plan, dat overigens nog in een beginsta
dium verkeert. Al zou dit plan (dat
f. 200.000 zal kosten) doorgaan, dan nog
acht spr. een breedte van 15 M. voldoende.
De aesthetlsche bezwaren van den heer
Manders deelt spr. niet; ze zijn trouwens
precies dezelfde bij een breedte van 25
Meter als van 15 M. Doortrekking op de
volle breedte zou een hoogere uitgave vor
deren van enkel f. 25.000 aan bouwgrond
en f. 37.500 in totaal. Hoe de heer Manders
aan f. 5000 kwam. is spr. een raadsel. Bo
vendien zouden dientengevolge de tuinen
veel te ondiep worden. In het uitbrei
dingsplan is een breedte van 15 M. gepro
jecteerd. Spr. eindigt met de opmerking,
dat het betere dikwijls de vijand van het
goede is, zoodat hij het plan van B. en W.
den raad aanbeveelt.
Het voorstel van den heer Schüller
wordt gesteld in handen van B. en W.
voor prae-advies.
Wethouder ROMIJN zegt, dat ook het
colloge niet enthousiast was voor demping
van het Levendaal in werkverschaffing.
Spr. had liever een normale uitvoering
gezien, doch dat was financieel onmoge
lijk. Bleef dus de mogelijkheid van werk
verschaffing, „vervjpekte werkverschaf
fing", zooals de héér Van Eek zich uit
drukte. Teneinde de grieven van de so
ciaal-democraten tegen dit systeem bij het
Departement kenbaar te maken, heeft
spr. een rechtstreeksch contact bewerk
stelligd tusschen de Leidsche S.D.A.P.-
raadsfractie en een hoofdambtenaar. De
resultaten van dat overleg waren voor de
verwezenlijking der plannen van B. en W.
allerminst gunstig. Maar afgezien daar
van, hoopt spr. te hebben aangetoond, dat
hem ten onrechte door den heer Van
Stralen is verweten, dat hij het depar
tement onjuist zou hebben ingelicht over
het standpunt der Leidsche soc.-democra-
tische raadsleden. Het Inzicht in de kwes
tie van werkverschaffing is echter sinds
dien gewijzigd. Spr. heeft vervolgens de
mogelijkheid nagegaan om bij de uitvoe
ring het particulier bedrijf in te schake
len. Het bleek niet wenschelijk om in dat
geval de uitvoering bij aanbesteding te
doen plaats vinden.
Het departement stelde als uitdrukke
lijke voorwaarde voor den rijkssteun, dat
in het bestek een zeer groot loonpercen-
tage zou worden opgenomen. Teneinde dit
zooveel mogelijk te kunnen opvoeren
het is thans 43%, werd dit plan gekop
peld aan het doortrekken van de Oegst
geesterlaan. Uit dezen wensch is ook de
verlaging der kapitaalsuitgaven en de
Baatbelasting geboren. De inschakeling
van een aannemer kostte heel wat hoofd
brekens en werd slechts schoorvoetend
door het departement aanvaard.
Bedroeg het uurloon bij den aanleg van
den Leidschen Hout 42 cent, thans is dit
bepaald door het departement op 40 cent.
Het gemeentebestuur had gevraagd 42 cent
voor de geschoolde en 37 cent voor de on
geschoolde arbeiders.
Een uurloon van 40 cent is inderdaad
laag, doch 't is niet juist om zich, zooals
de heer van Stralen doet op het stand
punt te stellen van een collectief arbeids
contract. Men moet dit beschouwen als
een soort steunverleening en dan gaat het
weekloon ver uit boven de steunnorm. Het
bedraagt dan pl.m. f. 19, wat inderdaad
ongeveer overeenkomt met de hoogste
uitkeeringen. Spr. wil voor die categorie,
die dus met werken minder zou verdienen
dan met nietsdoen, een andere regeling
trachten te vinden, b.v. door verhooging
van den kindertoeslag.
Het idee werkverschaffing met een aan
nemer heeft weinig bestrijding gevonden;
het is per saldo een proef, die niet al te
gewaagd lijkt.
Men wil de verbouwing der Utrechtsche
brug op normale wijze uitvoeren, doch
spr. ontraadt dit voorstel. Als die moge
lijkheid bestaat zullen B. en W. zelf een
daartoe strekkend voorstel doen.
Maar ook hier ls het gemeentebestuur
afhankelijk van het departement, zoodat
het voor dit onderdeel het geheele plan
niet in de waagschaal wil stellen.
De aanwijzing der werkloozen, die voor
plaatsing in aanmerking komen, geschiedt
door den dienst voor Sociale Zaken in
overleg met een inspecteur voor de Werk-
loozenzorg; dus niet door den aannemer.
Spr. beveelt dit plan bij den raad aan.
Wethouder GOSLINGA herinnert eraan,
dat B. en W. reeds bij de begrooting 1932
hun standpunt t.o.v. de fnianciering van
het dempingsplan hebben kenbaar ge
maakt. Uitvoering op de normale wijze,
zooals de heer van Stralen wil, beteekent
voor het plan weinig minder dan de dood
steek. De heer Manders heeft voor het
eerst het denkbeeld van werkverschaffing
ter sprake gebracht en het huidige plan
is het resultaat van de nadere uitwerking
daarvan door het college.
De drie peilers van dit plan zijn werk
verschaffing, baatbelasting en combinatie
met het Oestgeesterlaanplan. De uitvoe
ring van werken in geworie aanbesteding
heeft, zooals de praktijk heeft uitgewezen,
weinig invloed op de post van steunuit-
keering. Dat wordt heel anders bij uit
voering in werkverschaffing. Mede door
invoering der baatbelasting worden de
kapitaallasten teruggebracht tot f. 183.000
en de combinatie met het Oegstgeester-
laan-plan kan nog aanmerkelijke verlich
ting opleveren. Spr. is daarom sterk tegen
het voorstel van den heer Manders. Bij
aanneming van het plan van B. en W. be
staat er een redelijke kans op uitvoering.
Ook de baatbelasting heeft bestrijding ge
vonden. De heer Coster was hier het felste.
Spr. voelt allerminst de verplichting om
bewoners van de Hoogewoerd schadeloos
te stellen. Bovendien, hoe wil men die
schadevergoeding bepalen?
De rechtsgrond van de baatbelasting is
gelegen in het feit. dat een bepaalde cate
gorie voordeel van dezen kostbaren over
heidsmaatregel ondervindt. De heffing is
daarenboven uitermate zachtzinnig en soe
pel (hilariteit), daar alleen de demping van
het Levendaal als grondslag ls genomen.
De Utrechtsche brug en de „trechter" ko
men niet ten laste der Levendaal-bewoners.
Bovendien zou het departement zijn goed
keuring nooit aan dit plan hebben gehecht
zonder deze belasting. Dat de Levendaal-
bewoners met demping gebaat zijn. bewijst
wel het feit, dat aan het Levendaal geen
enkele woning te koop is!
De adressen van den Verhuurdersbond
en de Ver. van Leidsche Industrieelen
maken op spr weinig indruk Mag men
laatstgenoemden gelooven, dan is het
Levendaal plotseling een ideaal vaarwater!
(hilariteit)
Slechts enkele industrieën maken van
het Levendaal gebruik voor den aanvoer
van materialen, doch komt er niet een
prachtige autoweg. De loozing van afval
water, welke daardoor bemoeilijkt wordt en
kosten met zich brengt, mag geen over
weging vormen om demping tegen te gaan.
Aan dien toestand van vervuiling zou trou
wens toch een einde moeten worden ge
maakt. Maar ook de industrieëlen zijn ge
baat met demping. Reken alleen maar
eens de waardevermeerdering van den
bouwgrond.
Tegen uitbreiding van het aantal vrij
stellingen heeft spr. ernstig bezwaar; liever
neemt spr. ze alle terug, dan daarna nog
uitbreiding te geven Spr. doet een beroep
op den raad om dit geheele complex aan
te nemen. De S.DAT. zal vermoedelijk wel
tegen stemmen, omdat ze weet. dat het
plan van B. en W. toch wordt aangenomen.
Geroep van links: dat is een insinuatie
en een leugen.
De heer MANDERS bestrijdt verschillen
de cijfers der kostenberekening van het
plan tot algeheele demping, welke z.i. te
hoog zijn. Ten opzichte van de Oegstgees
terlaan maakt hij bezwaar tegen den plot-
selingen overgang van 25 op 15 Meter, zulks
op asthetische gronden. Waarom maakt
men andere wegen en lanen zooveel bree
der, terwijl hier een breedte van 15 meter
verkieslijk zou zijn? Ook uit verkeersoog
punt is spr. daartegen. De meerdere kosten
van ophooging mogen z.i. niet op rekening
van het plan komen, die worden geconver
teerd in den prijs als bouwgrond.
Het tunnelplan zal volgens den wethou
der f. 200 000 kosten, doch voorloopig zou al
een redelijke oplossing te bereiken zijn,
wanneer men aan den tunnel aan den
Maredijk een bedrag van f. 20.000 ten koste
wilde leggen.
Een uurloon van 40 cent acht spr. te
laag; het zal moeite kosten om op die basis
werklieden te vinden. Spr. sluit zich aan
bij de voorstellen van B en W„ doch hand
haaft zijn voorstel om de breedte van de
Oegstgeesterlaan op 25 Meter te bepalen.
De heer VAN STRALEN handhaaft zijn
critiek op de houding van B. en W., die de
demping van het Levendaal z. i. wel dege
lijk hebben tegen gehouden door bij den
raad aan te dringen op verwerping der
daartoe strekkende voorstellen. Blijkbaar
is de raad een standpunt toegedaan t.a.v.
uitvoering in werkverschaffing als vroeger,
toen een voorstel om een werk in werkver
schaffing te doen uitvoeren met groote
meerderheid werd verworpen. Spr. gaat
dan de besprekingen met den door wet
houder Romijn bedoelden regeeringsamb-
tenaar na en verwijt den heer Romijn, dat
deze zijn toezegging nader overleg te ple
gen met de commissie uit de bouwbedrij
ven niet is nagekomen. Van een ernstige
poging om het uurloon op een hooger peil
te brengen dan 40 cent, is spr. niets geble
ken Het argument van steunverleening
gaat z.i. niet op, waar het hier een gewoon
werk betreft, waarvan uitvoering urgent is.
Iets anders ware het, wanneer naar een
werkverschaffingsobject was gezocht. Het
loon van 40 cent is voor een technisch on
derlegd arbeider werkelijk te laag. Het be
vreemdt spr., dat over de gunning van de
vernieuwing der Utrechtsche brug nog
overleg moet worden gepleegd met het de
partement. Het departement vraagt dat
overleg heelemaal niet, doch laat de be
slissing over aan den raad. Spr. vreest, dat
deze verbouwing ook weer in werkver
schaffing zal worden uitgevoerd.
Spr. bestrijdt dan verschillende opmer
kingen door den heer Wilbrink in de
vorige vergadering gemaakt. Spr. vraagt
zich af welke werken wel voor uitvoering
op de normale wijze in aanmerking komen.
Als de raad dit voorstel aanneemt, is het
hek van den dam, zooals de heer Huurman
terecht zei. Waarom moeten de arbeiders
weer alleen worden gedupeerd; waarom
ook niet de salarissen van wethouders en
ambtenaren verlaagd tot werkverschaf-
fingspeil?
Tenslotte protesteert spr. nog tegen de
insinuatie van wethouder Goslinga en
spreekt zijn teleurstelling uit, dat de raad
aan geen enkelen wensch der S.D.A.P. te
gemoet wil komen.
De heer WILMER stelt vast dat de
demping niet geschieden zal als het werk
niet in werkverschaffing wordt uitgevoerd
of wanneer onderscheid wordt gemaakt
tusschen geschoolde en ongeschoolde ar
beiders. De uitvoering der Utrechtsche
brug op normale wijze is daarop niet van
invloed. In het algemeen meent spr.. dat
de Levendaal-bewoners niet direct gebaat
zijn met demping. Er zijn tal van percee-
len. die daarbij geen baat hebben, bijv. de
fabrieksgebouwen. Eerst als de bestem
ming verandert, .wordt de toestand anders.
En evenals men moeilijk de schadevergoe
ding kan bepalen, kan men een juisteri
maatstaf aanleggen voor de baatbelasting.
Mede namens de heeren Wilbrink en Ber
gers stelt hij voor de fabrieken vrij te stel
len, zoolang ze niet van bestemming ver
anderen.
De heer COSTER zegt, dat bij de dem
ping van Volmolengracht en Zijdgracht
ook geen baatbelasting is geheven. Waar
om nu dan wel?
De heer DE REEDE kwalificeert de voor
stellen inzake de „trechter" en het ge
deelte nabij de Garenmarkt als herstel
bare bezwaren, de heffing der baatbelas
ting daarentegen als onherstelbaar. De:
rechtsgrond daarvoor ontbreekt, want de
categorie van hen, van wien die belasting
zal worden geheven, is niet aanwijsbaar.
Bovendien zijn er bewoners, wier belan
gen worden geschaad bijv. de fabrikanten
en het is dubbel onbillijk van deze groep
bovendien belasting te heffen.
Spr. begrijpt niet, dat de S.D.A.P. thans
belasting wil heffen van menschen, die het
niet hebben en dat is het meerendeel dei-
bewoners. De z.g.n. baat is dood kapitaal
en spr. blijft dan ook een tegenstander van
deze belasting.
De heer ELKERBOUT vraagt zich af
welke de redenen kunnen zijn om het
Oegstgeesterlaan-plan in dit verband op te
nemen. Waarom dan niet het resteerende
deel van het Levendaal? Ook spr. is bang,
dat de Utrechtsche brug in werkverschaf
fing zal worden verbouwd; dat is een
karwei voor uitsluitend geschoolde krach
ten en bovendien acht spr. het van belang,
uit verkeersoogpunt, dat deze werkzaam
heden zoo snel mogelijk vorderen. Dat het
goedkooper zou zijn dan normaal werk,
gelooft spr. trouwens niet. Spr. dient een
motie in. dat deze brug in normaal werk
wordt uitgevoerd.
De heer WILBRINK onderschrijft dë
wenschelijkheid van de strekking van des
heeren Wilmer voorstel. De demping van
het Levendaal is een algemeen belang en
het is dus onbillijk om alleen de omwonen
den extra te belasten. Hun belangen zijn
door het gemeentebestuur jarenlang ver
waarloosd. Tegen den heer van Stralen
zegt spr., dat de SD.A.P. vroeger wel voor
werkverschaffing heeft gestemd, n.l. van'
een werk in de Fruln- en Cobetstraat, zij
het dan ook tegen normale loonen.
Stemmen van links: Dan zijn wij er nu
ook niet tegen.
De heer WILBRINK gelooft niet, dat het
moeite zal kosten arbeiders te vinden op
deze loonbasis. Met het Oegstgeesterlaan-
plan kan spr. met B. en W. meegaan.
De heer KOOLE roept de bescherming
in van den voorzitter tegen insinuaties als
door den heer Goslinga geuit. Spr. wenscht
aan huichel-politiek niet mee te doen; zou
zijn fractie een dergelijke houding hebben
ingenomen, dan zou spr. direct zijn zetel
ter beschikking stellen.
De heer VERWEY is van oordeel, dat dë
perceelen aan het Levendaal wel degelijk
door de demping in waarde stijgen. Hij
acht de baatbelasting daarom billijk. De
sterk veranderde financieele verhouding
tusschen rijk en gemeente maakt dat de
S.D.A.P. ook haar houding eenigszins heeft
moeten wijzigen, doch spr. ontkent, dat
zij daarmede principes prijs geeft. Met het
voorstel van den heer Wilmer c.s. kan spr.
zich niet vereenigen; dan kan men even
goed de geheele baatbelasting afschaffen.
De heer GROENEVELD keert zich even
eens tegen de insinuatie van wethouder
Goslinga en verwijt den voorzitter, dat hij
daartegen niet is opgetreden. Laat de wet
houder zijn beschuldiging waar maken of
ze herroepen.
Wethouder GOSLINGA: U doet nooit
anders dan insinueeren; hoe vaak hebt u
mij in mijn heiligste gevoelens gekrenkt
bij de behandeling der begrooting.
De heer VAN ECK: dat is kwajongens
repliek.
De heer GROENEVELD wil in ieder ge
val de tram van de Hoogewoerd doen ver
dwijnen. Spr. hoopt, dat het prae-advies
op het voorstel van den heer Schüller geen
6 jaar op zich zal laten wachten zooals
over het Levendaal. T.a.v. de Oegstgeester
laan sluit spr. zich aan bij den heer Man
ders. Met het loonpeil gaat spr. natuurlijk
niet accoord. Spr. citeert wat de verschil
lende politieke partijen over den loonstan-
daard voorschrijven. Het standpunt van
wethouder Romijn, die het loon beschouwt
uit e en oogpunt van steunverleening, acht
hij onjuist. f
De heer VAN STRALEN stelt voor om
de loonen te bepalen op de daarvoor con
tractueel geldende bedragen en voorts om
de verbouwing der Utrechtsche brug uit
sluitend als normaal werk te doen uit
voeren.
Wethouder SPLINTER verdedigt nog
maals de voorstellen van het college even
als wethouder ROMIJN, die de voorstellen
van den heer van Stralen ontraadt. Het
college zal werkzaam zijn in de richting
van de motie van den heer Eikerbout.
Wethouder GOSLINGA verdedigt met
kracht de baatbelasting en gaat nader in
op de bezwaren van de heeren de Reede,
Wilmer en Wilbrink. Wat betreft het in
cident met de S.D.A.P., wil hij genoegen
nemen met de verklaring van diverse
fractie-leden en zijn beschuldiging terug
nemen. Eenige reden voor zijn opmerking
was er toch wel, gezien de houding van
de S.D.A.P. elders. Spr. heeft trouwens ook
ernstige bezwaren tegen uitlatingen van
soc.-dem. raadsleden in eigen kring geuit.
De heer VAN DER REYDEN gaat vol
ledig mee met de voorstellen van B. en
W. Beter een half ei dan een leege dop.
De heer BOSMAN zal het complex-voor
stellen n iet in gevaar brengen door zijn
stem te onthouden aan de baatbelasting,
waarvoor hij op zich zelf weinig voelt.
De heer VOS vraagt of verwerping van
onderdeelen inderdaad het geheele voor
stel in gevaar brengt.
De VOORZITTER antwoordt, dat het
college dan zijn houding nader zal bepa
len en wellicht de behandeling van dit
punt zal schorsen.
Voor optreden tegen den heer Goslinga,
zooals de heer Groeneveld wilde, achtte
spr. geen redenen aanwezig. De toon was
niet scherper dan wel eens vaker in den
raad wordt vernomen.
Daarna wordt overgegaan tot de stem
mingen.
Het voorstel van den heer Manders, in
zake t doortrekken van de Oegstgeester
laan wordt verworpen met 20—12 stem
men. Voor de S.D.A.P. en de heeren Man
ders en Coster.
Het voorstel van den heer van Stralen,
luidende als volgt:
Ondergeteekende stelt voor de demping
yan het Levendaal met bijkomende wer*