Rouwbezoek ten Paleize Noordeinde - Nieuwe spoorbrug over den IJsel DE VLUCHTELING 75*te Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad PRIJSVRAAG-FEUILLETON. AMERIKA'S RIJKSTE MAN -» John D. Rockefeller, wordt morgen 96 jaar. NIEUWE MODE VOOR MANNEN gedemonstreerd op een, bijeenkomst van ,,kleeding-hervormers" te Londen. AAN BOORD VAN DEN AMERIKAANSCHEN KRUISER „HOUSTON" maakt president Roosevelt een vacantiereis naar West-Indje en Hawaï. De kruiser voor de wolkenkrabbers van Manhattan. HULDE VAN FRANSOHE EN BELGI SCHE ONDEROFFICIEREN. r-* Depu taties van de bonden van Fransche en Belgische onderofficieren brachten een bezoek van rouwbeklag ten Paleize Noordeinde. IIET TWEEDE GEDEELTE VAN DE NIEUWE SPOORBRUG OVER OEN IJSEL TE ZWOLLE is op de plaats van bestemming aangekomen. Op den voorgrond de oude brug, waarnaast -de nieuwe wordt gebouwd. HANNA REITSCH de Duitsche zweefvliegster, die een nieuw we reldrecord voor vrouwen zweef vliegen vestigde. Roman door IVANS. 40) ,,U wilt 'n beetje Al te gauw vooruit!" zeide hij, tn antwoord op mijn vraag. „Wanneer ik u niet direct onder mijn oogen had, zou ik anders moeten han delen." Dit antwoord viel mij niet meê, hoewel eenig nadenken mij geleerd zou hebben, dat de Polizei-Prasident zijn welwillend heid tegenover mij niet tot in het onrede lijke overdrijven kon. En het zou onredelijk geweest zijn, van hem te verlangen, dat hij nu reeds niet het geringste sprankje wantrouwen meer tegenover mij zou koes teren! Toen wij het polltie-bureau naderden, kreeg ik het doorslaand bewijs ervan, dat hij mij inderdaad nog geen volkomen ver trouwen schenken kon. Want hij deelde mij mede, dat ik gedurende de rest van den dag de straat niet meer mocht betre den. Binnen het .Polizei-Prasidlum" zou ik niet als gevangene behandeld worden; maar daarbuiten mocht ik mij niet wagen, zonder uitdrukkelijke machtiging. Ik stelde daarop voor, dat ik mijn kamer maar niet verlaten zou, want wat moest ik anders in het „Prasidium uitvoeren? Hij vond dit het verstandigste wat ik doen kon, en hij zou mij wat lectuur stu ren om den tijd dóór te komen! Dezelfde politie-agent, die mij den vori- gen avond mijn kamer gewezen had, bracht mij kort daarop een zeer goede Duitsche vertaling van de „Tales of Mystery" van Edgar Allen Poe. Om half twee werd mij een overvloedigen maaltijd opgedischt, alsook des avonds even na acht uur. Ik had mij over niets te bekla gen, zelfs niet over gebrek aan gezelschap! Want herhaaldelijk kwam deze of geene Inspecteur een praatje met mij maken, naar het heette om den tijd voor mij te korten, in werkelijkheid (zooals ik aan nam! om een oogje op mij te houden. Vóór het avondmaal had de .Pollzei- Prasident" mij nog een kort bezoek ge bracht om mij te zeggen, dat ik vroeg naar bed moest om geen herhaling te krijgen van den zwakte-toestand waarin ik den vorlgen dag verkeerd had. De man zorgde bijna als 'n vader voor mij Nog steeds was ik op de den lezer be kende wijze vermomd. Den volgenden och tend moest ik mij immers aan den „Haus- meister" vertoonen in de gedaante van Inspecteur Schmidt. Ik waagde nog een poging om Dr. Von Gabler te bewegen, mij niet alleen te laten gaan, want er waren complicaties mogelijk, waarin zijn rijpe ervaring op het gebied van de criminali teit goed te pas zou kunnen komen. Hij verklaarde echter, dat hij den volgenden ochtend elders te doen had en zich trou wens niet uitsluitend aan mijn zaak wijden kon; hij had ook andere dingen aan zijn hoofd! Dit laatste scheen weer een uiting te zijn van het slechte humeur, waaraan hij. sedert onze vergeefsche huiszoeking, lij dende was. Ik vergeteerde dus dien dag zoo'n beetje en volgde den raad van Dr. Von Gabler, door vroeg naar bed te gaan. Toen, om elf uur den volgenden ochtend, ik bij den Polizei-Prasident ontboden werd, was zijn eerste vraag; „Hebt u goed geslapen?..Is u in goede conditie Gelukkig kon ik in bevestigenden zin antwoorden. „In die vermomming kan ik over uw uitzien moeilijk oordeelen, maar de oogen bevallen mij nog niet" vervolgde hij. „Intusschen, wij zullen zien, hoe u het eraf brengt. En nu heb ik u iets te zeggen, dat mij onaangenaam is, omdat ik op het omgekeerde gerekend had: zooeven heb ik bericht ontvangen, dat de „Hausmeister" sedert gisterenmorgen het huis geen oogenblik verlaten heeft." .Daaruit zou men dus afleiden, in ver band met uw opmerking van gisteren (n.l. dat hij dadelijk gesproken zou hebben, als hij den brief niet had), dat die brief ook toen reeds onder zijn berusting was. Maar waarom zou hij dat dan niet dadelijk ge zegd hebben „Vermoedelijk moest hij eerst overleg gen, wat hij doen zou." „Als dat overleg maar niet geleid heeft tot het vernietigen van den brief." „Stellig niet! Hij heeft te goed begrepen, dat hij dan onmiddellijk de tusschenkomst van de politie zou uitlokken. Nu wij echter weten, dat hij niet uit geweest is, schijnt mij de toestand minder helder geworden. En daarom heb ik besloten, u tóch op uw tocht te vergezellen." Ik begroette dit besluit met groote vreugde, want voor iemand, die zich nooit aan detective-werk bezondigd had, begon mij de ingewikkeldheid van het geval wel wat te benauwen. Even vóór twaalf uur staptea Dr. Von Gabler en ik uit onzen huurauto voor den ingang van het huis. In de portiek stond een Jonge man, met 'n pet op en 'n siga ret in den mond. Wij passeerden hem ra kelings en ik zag meer dan dat ik hoorde, dat hij den .Polizei-Prasident een zacht „niets" toefluisterde. Dit beteekende ver moedelijk, dat de .Hausmeister", ook tus- schen het oogenblik, waarop Dr. Von Ga bler dien ochtend bericht over hem ont vangen had, en thans, niet uit geweest was. 'sMans vrouw had. blijkens den Pre sident ontvangen berichten, het huis even min verlaten Wij vonden den man in zijn woning en hij ontving ons ditmaal, eenigszins tot mijn verwondering, in tegenwoordigheid van zijn vrouw. „Zooals u ziet, ben ik toch maar met den Inspecteur meêgekomen" zei Dr. Von Gabler. „Hebt u den brief?" De ander schudde het hoofd. „Neen!" antwoordde hij kort-af. „Waarom niet „Ik heb hem verscheurd, lang gele den ai." „Dat is een leugen, vriend! Ais het geen leugen was, had Je dat gisteren reeds ge zegd. Waaróm je liegt, weet ik niet. Maar wèl weet ik, dat je je laatste kans ver speeld hebt. Je gaat onmiddellijk met ons meê „Ik verzeker u, dat ik de waarheid ge sproken heb" beweerde de man, die nu werkelijk verschrikt was. „Je maakt het nog erger door te blijven liggen!" Op dit oogenblik bemoeide de vrouw zich met de zaak „Ik heb je wel gezegd, dat je de waar heid spreken moest" zei zij op vinnigen toon tot haar man. „Je bent er tóch al ingeloopen en met elke leugen werk je jezelven verder in de modder." „Zwijg, vrouw!" klonk het dreigend van de lippen van den „Hausmeister". En: „Ik zou juist zeggen: „spreek!" zeide Dr. Von Gabler, zich tot de vrouw wendende. „Als hij nu nog eieren voor zijn geld kiest, kunnen wij hem voorloopig nog hier laten. Anders nemen wij hem meê „Zul je spreken, idioot?" liet deze ruwe, verstandige gade zich hooren. „Anders doe ik het!" „Dat zul je wel laten!" zei haar man en trad dreigend op haar toe. „Begrijp je dan nóg niet, dat je verstan dig doet, nu je tóch betrapt bent, alles maar te zeggenvroeg de vrouw. ,,'n Straf ontloop je tóch niet meer. Zorg er dan voor, dat die zoo licht mogelijk uitvalt." „Zich toen plotseling tot den .Polizei- Prasident wendende, vervolgde zij: „Mijn man heeft dien brief aan iemand anders overhandigd en die wil hem niet terug geven." „Hoe weet u dat? U noch uw man is uit het huis geweest, sedert ik hem gezegd heb, dat hij mij dien brief geven moest." „De persoon in kwestie is zelf hier in huis geweest"antwoordde de vrouw. „En wie was dat Man en vrouw keken elkaar aan. Het be slissend oogenblik scheen gekomen te zijn! Maar toen kwam er toch nog een ver rassing. „Ik wil niet, dat je spreekt!" snauwde de man. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1934 | | pagina 5