Rouw in het land wegens het overlijden van Prins Hendrik DE VLUCHTELING 75ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad PRIJSVRAAG-FEUILLETON. GEZANTEN BRENGEN EEN BEZOEK VAN ROUW BEKLAG. R.echtsZ. Exc. graaf von Zech Burkers- rode, de Duitsche gezant, links: Z. Exc. de Scavenius, de Deensche gezant. DE GEMEENTERAAD VAN 's-GRAVENHAGE IN EEN BUITENGEWONE ZITTING BIJEEN GEROEPEN IN VERBAND MET 'T OVERLIJDEN VAN PRINS HENDRIK. Burgemeester "de MoncEy (3e van links) 'doet me'dedeelïng van 't droevig gebeuren. DE BELANGSTELLING VOOR HET PALEIS IN HET NOORDEINDE BIJ 'T OVERLIJDEN VAN PRINS HENDRIK. RomaD door IVANS. 37) Hij opende de kist en wees op het nog juist leesbare adres „Die muzikant is de voortvluchtige stief zoon geweest en eerst gisterochtend is deze vertrokken, naar Weenen, zooals hij ge zegd heeft. Het is duidelijk, dat hij dit huis betreden zal, om zijn moeder te bezoeken, die natuurlijk onder één doekje ligt met haar zoon." Hij keek rond met een triomfantelijke uitdrukking op zijn gezicht. „De heeren kunnen met dit alles hun voordeel doen" zeide hij daarop, ,JDe kist is te hunner beschikking. En ik ver trouw, dat, als mijn aanwijzing de arresta tie van den schurk ten gevolge heeft, de uitgeloofde belooning mij zal worden toe gewezen!" Op deze zonderlinge wijze vernam ik voor het eerst, dat er een prijs op mijn hoofd was gesteld! Men had dit op de hof stede misschien niet geweten, althans er nooit over gesproken Mijn eigen vioolkist werd aldus edelmoe- diglijk te mijner beschikking gesteld, met het doel, dat ik mijzelven arresteeren zou én om Franz Kessel geld in den zak te spelen! Niettegenstaande den ernst van den toestand, kreeg ik een aanvechting tot lachen. De „Polizei-Prasident" deed nog één vraag. „Hebt u dien boer, Georg Bonner, van uw ontdekking in kennis gesteld" vroeg hü. „Natuurlijk!" luidde het antwoord. „Gisteravond nog, vóórdat ik naar huis ging. Het maakte op mij den indruk, dat mijn ontdekking geen verrassing voor hem was." .Als dat waar is, zou het ernstige gevol gen voor hem kunnen hebben" merkte Dr. Von Gabler op. „Juist!" stemde de jonge boer toe en het was onmiskenbaar, dat er uit dit ééne woord voldoening sprak! De wraak voor de manier, waarop Georg Bonner hem terechtgewezen had en voor de afwijzende houding van Else! Deze Franz Kessel was een groorer scha vuit dan ik ooit had kunnen vermoeden! Van wat er bij den „Polizei-Prasident" omging, stond op zijn gezicht niets te lezen. Hij bedankte den jongeman met 'n paar formeele woorden voor zijn medewer king. Maar over de uitgeloofde belooning sprak hij niet. Dit noopte Franz Kessel tot de opmer king dat hi.t op de belooning rekende. ..Natuurlijk!" zeide Dr. Von Gabler. „Wanneer wij ingevolge uwe inlichtingen den moordenaar gevangen nemen, hebt u daarop aanspraak. „Ik reken natuurlijk op een verhoogde activiteit van de politie" merkte de jonge boer nog op. „De politie is actief" antwoordde de ander. „Véél activer dan u denkt. Maak u daarover niet ongerust." Er had in den toon, waarop hij gespro ken had, een scherp sarcasme gelegen, maar dit ging voor Franz Kessel verloren. JS onderstel, dat uwe mededeelingen nu afgeloopen zijn" hernam Dr. Von Ga bler. „Wees zoo goed, mij nog uw juisten naam en adres op te geven: voor de beloo ning, weet u!" Met een verheugd gezicht voldeed Franz aan dit verzoek. En daarop verzocht de Polizei-Prasi dent" hem, vrij kort af. ons nu met den „Hausmeister" alleen te laten. Laatstgenoemde stond op om den jonge man uitgeleide te doen, maar een kort: „u blijft hier" van Dr. Von Gabler hield hem terug. „Herr Schmidt!" zeide deze. „Wilt u zien. dat Herr Kassier inderdaad dit huis verlaat?" Zonder twijfel, deze Polizei-Prasident had gevoel voor humor. Want het had wer kelijk iets humoristisch, dat de man, dien Kessler zooeven had aangeklaagd, de op dracht kreeg en uitvoerde om hem veilig uit het huls te expedieeren! Dit geschiedde met den noodigen spoed, waarbij ik op 'smans pogingen om een praatje te maken niet inging, evenmin als op zijn vraag, waarom ik eigenlijk de be doelde opdracht gekregen had. Na enkele minuten was ik terug in de woning van den „Hausmeister", waar ik dezen en Dr. Von Gabler zwijgend tegenover elkander vond zitten. „Wij hebben op uw terugkomst gewacht" zeide laatstgenoemde. En ik nam weer plaats op den stoel, dien ik zooeven ver laten had. HOOFDSTUK XX. De „Hausmeister". De Polizei-Prasident" richtte zich nu, met een niet zeer vriendelijk gezicht, tot don „Hausmeister". „Daarjuist, toen die jonge boer ons zijn ontdekking meedeelde, keek u erg vroolijk. Blijkbaar deed het u genoegen, dat de stiefzoon van Leopold Reiner er tegenaan zou loopen. U schijnt geen vriend van dien stiefzoon te zijn." „De vriend van 'n moordenaar De klank, die de man in deze woorden wist te leggen, was van dien aard, dat ik hem stellig in het gezicht geslagen zou hebben, als ik niet Herr Schmidt, de detec tive, maar Albert Fransen geweest was! „Maar vóórdat hij een moordenaar werd, was u met hem bevriend „In het geheel niet: ik heb hem altijd 'n onmogelijken aansteller gevonden, 'n quasi-artiest, maar in den grond een luiaard!" Hiermee kon ik het doen, voorloopig! „U stondt dus vijandig tegenover hem „Ik had 't land aan hem." Vroeger had ik daarvan nooit iets ge merkt; maar de man verbeeldde zich thans op „de politie" een hoogst gunstigen indruk te zullen maken, wanneer hij zich den vijand van een voortvluchtig misdadi ger noemde. Ongelukkig voor hem sprong de bom anders dan hij verwacht had „Dat is jammer!" zeide Dr. Von Ga bler rustig. „Want dan krijgt de beschuldi ging, die tegen u uitgesproken is, meer grond van waarschijnlijkheid." Het gezicht van den „Hausmeister" drukte de grootste verbazing uit. „Een beschuldiging? Tegen mij vroeg hij. half stotterend. „De politie is erachter gekomen" her nam. Dr. v. Gabler, steeds even bedaard, dat u een brief, die u ter bezorging door den heer Albert Fransen ter hand was gesteld, niet aan het adres van dit huis hebt afge geven." Het gezicht van den man was nu op zichzelf een bewijs van schuld. Maar.... hij ontkende „Een brief?" vroeg hij. „Ik weet niets van 'n brief af „Weet u dat wel zeker De ondervraagde man werd zenuw achtiger en zenuwachtiger. „Natuurlijk! Ik héb zoo'n brief niet. „En hebt u hem ook niet gehad „Neen!" „Heeft Albert Fransen u op den ochtend, toen hij dit buis verliet, niet een brief voor zijn moeder gegeven Plotseling zag ik op het gezicht van den „Hausmeister" een triomfantelijke uit drukking verschijnen. „Dat kan hij u alleen zélf verteld heb ben!" riep hij. „Dan hebt u tegenover den jongen boer, die zooeven hier was, een rol gespeeld!" Het aangename gevoel, dat hij op deze wijze de politie in de kaart had gezien, maakte hem er volkomen blind voor, dat hij zichzelven ven-aden had ..Als hij mij dat. naar uw eigen oordeel, alleen zelf verteld kan hebben, zult u moeilijk langer kunnen volhouden, dat hij u geen brief gegeven heeft. Want anders was er niets te vertellen geweest" zeide Dr. Von Gabler. Nu eerst zag de man ln, hoe leelijk hij zich verpraat had. Hij wist niet, hoe hij zich uit de situatie redden moest en het was niet te ontkennen, dat dit moeilijk, zoo niet onmogelijk voor hem was. .(Wordt vervolgd). HET OVERLIJDEN VAN PRINS HENDRIK. I>e vlag op het paleis aan het Koordeinde halfstok. HET ROODE KRUIS IN ROUW. De vlag op het gebouw van het Roode Kruis aan de Princessegracht in 'de residentie halfstok. TERUGKOMST VAN PRINSES JULIANA. Prinses Juliana kwam hedenmorgen met 'de Batavier II uit Engeland terug en werd door H. M. de Koningin te Hoek van Holland begroet.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1934 | | pagina 9