Z.K.H. PRINS HENDRIK
OVERLEDEN.
Een nieuwe zware slag heeft ons land en het Koninklijk Huis
getroffen - Hedenmiddag te ruim twee uur is Z.KH.
Prins Hendrik op 58-jarigen leeftijd overleden.
75sle Jaargang
DINSDAG 3 JULI 1934
No. 22785
H
1
LEIDSCH
DAGBLAD
DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN
PRIJS DER ADVERTENTIEN
30 Cts. per regel voor advertentlën uit Leiden en plaatsen
waar agentschappen van ons Blad gevestigd zijn. Voor alle
andere advertentlën 35 Cts. per regel. Kleine advertentlën
uitsluitend bij vooruitbetaling Woensdags en Zaterdags 50 Cts.
bij een maximum aantal woorden van 30.
Incasso volgens postrecht. Voor eventueele opzending van
brieven 10 Cts. porto te betalen. Bewijsnummer 5 Cts.
Bureau Noordeindsplein Telefoonnummers voor
Directie en Administratie 2500 Redactie 1507.
Postcheque- en Girodienst No. 57055 - Postbus No. 54.
PRIJS DEZER COURANTj
Voor Lelden per 3 maanden f.2.35; per week f.0.13
Bulten Lelden, waar agenten gevestigd rijn, per week 0.18
Franco per post 1. 2.35 portokoeten.
Z. K. H. Hendrik Wladimir Albrecht
Ernst, Prins der Nederlanden, Hertog van
Mecklenburg-Schwerln werd 19 April 1816
ln Schwerin geboren als zoon van groot
hertog Frederik Franz II en diens tweede
gemalin, de 1922 in Den Haag overleden
prinses Marie von Schwarzburg. Hij werd
officier in het Duitsche leger, doch zijn
verloving met Koningin Wilhelmina op
23 Jan. 1901 naturaliseerde hem tot Neder
lander. Het huwelijk had plaats op 7 Febr.
1901. Hem werd de titel van Prins der
Nederlanden verleend.
Nog rouwt een Vorstin om het heengaan
van een diepbetreurde Moeder, een Prin
ses om een wel zeer geliefde Grootmoe
der, of wederom wordt het Oranjehuis en
daarmede het Nederlandsche Volk getrof
fen door een smartelijk verlies, dat alom
in den lande met groote verslagenheid zal
worden vernomen.
Prins Hendrik der Nederlanden, de ge
maal van onze geliefde Vorstin, de vader
van onze Prinses is heden in het Paleis
Noordeinde overleden.
Plotseling is hij op 58-jarigen leeftijd
uit het volle leven weggerukt. Zeker zal
hij niet vermoed hebben, toen hij Woens
dag 27 Juni aanwezig was bij de begra
fenis van G. G D. d'Aumale baron van
Hardenbroek, dat hij den volgenden dag
reeds op een ziekbed zou zijn geworpen,
waarvan hij niet meer zou opstaan.
In de vele jaren van zijn verblijf in ons
land heeft hij niet alleen veler harten en
sympathie gewonnen, door zijn hartelijk
heid en innemendheid, ln dien tijd zijn
wij hem grooten dank verschuldigd ge
worden voor al het vele, wat hij gedaan
heeft voor de lijdende menschheid.
Want evenals onze onvergetelijke Ko
ningin-Moeder, bewoog ook Prins Hendrik
zich op het gebied van Maatschappelijk
Hulpbetoon.
Toen in het jaar 1901 de mare verkon-
m
*«v»:
'Vv'< üi
:r,l
t:
"y ,v"> j- -
'V-f
WULEN DE PRINS IN ADMIRAALSUNIFORM.
digd werd, dat de jeugdige Koningin Wil
helmina in het huwelijk zou treden met
een jongen Duitschen vorst, vroeg me
nigeen zich af welke positie de Prins niet
alleen bij het Hol zou innemen, doch ook
zijn houding zou zijn, tegenover een hem
vreemd, dus .onbekend en niet vertrouwd
volk.
Zeker, men verheugde zich op het hu
welijk. Immers men was te zeer verknocht
aan het Huls van Oranje, dan dat men
het zou kunnen verdragen, dat er eens een
ander vorstenhuis over het Nederlandsche
volk zou regeeren. Groot was daarom de
vreugde, dat de dynastie der Oranjes zou
worden voortgezet.
Zijn huwelijk.
Het was 7 Februari 1901 toen te 's Gra-
venhage door den toenmallgen minister
van justitie Cort van der Linden, als
ambtenaar van den burgerlijken stand
het huwelijk werd voltrokken tusschen de
20-jarige Koningin Wilhelmina en den
24-jarlgen Heinrich Wladimir Albrecht
Ernst. Hertog van Mecklenburg, Vorst
van Wenden, Schwerin en Ratzeburg,
graaf van Schwerin, Heer van de landen
Rostock en Stargard. Door ds. van der
Flier, den Hofprediker, werd dit huwelijk
in de Groote Kerk ingezegend.
De positie van den Prins-Gemaal was
wel een zeer delicate. Immers, de Prins
stond naast den troon, aan de Koningin
moest steeds de eerste eer betoond worden.
Hem paste daarom 'n houding van terughou
dendheid, een positie welke moeilijk is om
in te nemen, doch welke hij in vol ver
trouwen heeft aanvaard. In dit opzicht
heeft Prins Hendrik zich een meester ge
toond, hetgeen hü voornamelijk te danken
heeft gehad aan zijn eenvoudig, beminne
lijk en hartelijk karakter.
Men vroeg zich af. wat de Prins-Gemaal
zich als levenstaak zou stellen Men had
nog herinneringen aan den gel'ijknamigen
broeder van den Koning Prins Hendrik,
die zich den bijnaam van Hendrik den
Zeevaarder had verworven. De Prins-Ge
maal was de man er niet naar om para
des te houden of legers te schouwen, doch
spoedig zou zich de gelegenheid voordoen
zich op maritiem gebied te onderscheiden.
Het waren geen verrichtingen bij de ma
rine, waarmede hij het hart van het gan-
sche volk heeft gewonnen, doch die van
opofferende menschenliefde. het verleenen
van hulp aan schipbreukelingen.
De ramp van de „Berlin".
In den onvergetelijken stormnacht van
21 Februari 1907, welke Nederlander zal
dezen dag ooit vergeten, sloeg de Harwich-
liner ,3erlin" met honderden passagiers
aan boord, in stukken op de pier te Hoek
van Holland. Van den wal uit kon men de
handenwringende passagiers zich zien be
wegen op de resten van wat Kort daarvoor
nog een trotsch stoomschip was.
Nauwelijks had het bericht van de vree-
selijke ramp, die zich afspeelde daar in den
stormnacht het Koninklijke Paleis bereikt,
of de Prins spoedde zich in admiraals-
uniform naar den Hoek en nam daadwer
kelijk aan de redding van schipbreuke
lingen deel.
Wij laten hierover onzen verslaggever uit
die dagen aan het woord:
Met de boot ..Jan Spanjaard" maakte de
Prins twee tochten mee naar het wrak en
besloot om 2 uur weer te gaan. vast over
tuigd dat hij was, dat er om hulp geroe
pen werd.
In den namiddag van 24 Februari ging
wederom een viertal booten uit om
te trachten de Pier te bereiken. Hierbij
was de loodsboot „Hellevoetsluis" met
den Prins aan boord.
De schipper van de „Hellevoetsluis" ver
telde het volgende:
„Ik was uit zee binnengekomen, omdat
ik een signaal van het loodswezen had
gekregen. Toen ik in de Berghaven aan
lag, kwam daar niemand minder dan
Prins Hendrik aan boord en aanstonds
op de brug staan, waar hij niet af ging,
al zetten de sneeuwvlagen ook nog zoo
fel op en al was net buiten ook nog zoo
bruin, een onverschrokkenheid voor een
vorst, die daar niet aan gewend is, waar
voor wij allen den grootsten eerbied heb
ben. Dapper bleef hij tot het einde toe
staan en goed in orde, want de Prins
rookte nog smakelijk zijn sigaar.
De bedoeling was. dat de Prins bij ons
de stoomreddingboot zou volgen, die ge
lijktijdig uitging om een nieuwe poging
te wagen. En zoo gebeurde het.
't Was zulk vervaarlijk slecht weer.
„Uwe Hoogheid moet naar beneden gaan,
zal een ziekte oploopen" zei telkens
bezorgd 's Prinsen adjudant. Maar dan
glimlachte Prins Hendrik even en schudde
manhaftig van neentot hij eindelijk
kon helpen om de schipbreukelingen warm
te wrijven.
Een mooi moment was het, toen de
Prins, zelf heelemaal onder de sneeuw, de
acht matrozen van het loodswezen, die de
redding hadden verricht, liet aantreden om
ze rondweg te bedanken en hun ieder de
hand toe te steken. Tegen mij zei Zijne
Hoogheid: „Kapitein, die 22e Februari zal
mij lang heugen."
Eerst toen de Prins aan wal stapte, brak
het gejuich los, moest het zich uiting geven
en nooit is de Prins zoo toegejubeld, als
toen hij door de menigte heen naar de
auto schreed."
Deze ramp is voor het verdere leven van
Prins Hendrik van groote beteekenis ge
wéést. Hij had kennis gemaakt met het
reddingswezen op onze kust en ook de ge
breken er van leeren kennen. Zijn gansche
aandacht was daar thans op gericht. Hij
kwam tot het inzicht dat er hier iets ge
daan moest worden, en nam het initiatief
tot reorganisatie van het reddingswezen,
dat hij concentreerde in het Oranje Kruis.
Dit toch was het fundament van zijn
levenswerk, waaraan hij steeds verder heeft
gewerkt en gebouwd met groote plichts
betrachting.
Hier trok hij den band, die tusschen hem
en het Nederlandsche volk was gelegd,
steeds nauwer samen. Hij, die voor het Ne
derlandsche volk een vreemdeling was, was
geworden een Nederlander, zooals hij dat
ook wenschte, een wensch, dien hij tot
uiting bracht, toen hij, voor den eersten
keer Amsterdam bezoekende, zeide: „Ik wil
mijn best doen, spoedig een Nederlander te
worden".
Het Roode Kruis.
Vol toewijding heeft de Prins ook steeds
zijn taak vervuld a,s voorzitter van het
Roode Kruis waarioe hij op voordracht
van de Regeering op 16 December 19C8
werd benoemd. Het Roode Kruis is een
semi-ofifcieele instelling, waaraan op 2
April 1909 werd opgedragen in vredestijd
maatschappelijk werk te verrichten. Vol
plichtsbetrachting heeft de Prins dit voor
zitterschap steeds waargenomen Hii nam
steeds een persoonlijk aandeel aan de be
stuursvergaderingen welke hij steeds een
maal per week presideerde. Op het bureau
van het Roode Kruis was Prins Hendrik
dan ook een zeer beminde figuur, die voor
iedereen, van hoog tot laag. die zijn taak
nauwgezet opnam, een vriendelijk woord
overhad.
Ter gelegenheid van zijn 25-jarig voor-