De Prins üan Luik gedoopt - Opening tentoonstelling „Stad Tilburg
DE VLUCHTELING
75ste Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
PRIJSVRAAG-FEUILLETON.
De doop van Prins Albert te Brussel.
De koninklijke familie op de trappen van de kerk, waar de doopplechtigheid- plaats von'd
Het prinsje wordt gedragen door gravin de Lantsheere. Achter haar de Koning en de Koningin.
NEDERLANDSCH VLAGVERTOON IN HET BUITENLAND. Het pantserschip Hertog
Hendrik", de torpedobootjager Z. 5 en de onderzeeer K 16 zijn te Koningsbergen aangekomen.
De schepen in de haven van Koningsbergen.
DE TENTOONSTELLING „STAD TILBURG" is gisteren door
minister Steenberghe geopend. De minister wordt door den
kleinsten standhouder verwelkomd.
DE BURGEMEESTER VAN APELDOORN nam afscheid van zijn gemeente. Door een haag
yan padvinders komt de burgemeester de eierha-1 binnen, waar een afscheidsreceptie
gehouden werd.
IN DEN HAAGSCHEN DIERENTUIN -
staat een Agave" in bloei. Deze plant
bloeit slechts eens in de 40 jaar.
DE BEY VAN TUNIS brengt een bezoek aan Parijs. De hooge
gast (tweede van links) legt een krans neer op het graf van den
Onbekenden Soldaat.
.Roman door IVANS.
83)
Daar ik niets te verbergen had, verliep
deze scherpe ondervraging evenwel zeer
vlot. Het pijnlijkst voor mij waren na
tuurlijk de vragen (die niet uitblijven kon
den!) omtrent de oorzaak van de on
vriendschappelijke verhouding, die er
tusschen mijn stiefvader en mij bestaan
had en waarover ik niet had kunnen en
willen zwijgen. Zoodoende kwam ook de
verhouding tusschen mijn moeder en mijn
stiefvader ter sprake. Ook daaromtrent
was ik volkomen openhartig, maar maakte
daarbij de opmerking, dat ik mij in de be
oordeeling van den toestand vergissen kon.
Ik sprak mij in dezen zin uit, dat mijn
moeder zich als kunstenares om zoo
te zeggen had laten plat drukken door het
overwicht, dat mijn stiefvader op kunst
gebied op haar uitoefende; maar dat zij
later haar zelfstandigheid wat meèr her
nomen had.
Of daarvan botsingen het gevolg ge
weest waren
Ik herinner mij er één: op den dag, voor
afgaande aan den moord.
Welke daartoe de directe aanleiding was
geweest
Hier werd ik (voor het eerst) in verle
genheid gebracht. Want over het deel
nemen van mijn moeder aan de groote
prijsvraag moest ik het stilzwijgen bewa
ren: daarvan mocht niets naar bulten
uitlekken. Ik zeide dus eenvoudig, dat zij
een compositie gemaakt had en dat daar
over harde woorden gevallen waren.
„Ben aanleiding dus, die in hun gemeen
schappelijke kunst wortelde" consta
teerde de „Poiizei-Prasident" en ik knikte
toestemmend.
Terwijl mij dit verhoor werd afgenomen,
kon ik mijn ondervrager mijn bewondering
niet onthouden. De snelheid en het logi
sche van zijn vraag-methode waren inder
daad verrassend, en ik begon te begrijpen,
waaraan hij zijn grooten naam als cröhi-
nalist te danken had.
Eindelijk het had meer dan een uur
geduurd was het verhoor afgeloopen.
Het had mij vermoeid, zooals onvermijde
lijk was, en dit moest ook mijn ondervra
ger wel opvallen.
,Als u te vermoeid is, wil ik wat ik u
verder nog te zeggen heb, wel uitstellen"
zeide hij, daarmede blijk gevende van
een dergelijke goedhartigheid als ook de
gezant reeds tegenover mij getoond had.
Ik gaf echter te kennen, dat het mij
liever was, het verdere gesprek tusschen
ons niet uit te stellen.
„U zult begrijpen" —zeide ik, „dat een
beslissing in dezen of genen zin mi] wat
meer kalmte geven zou
„Een beslissing....?" vroeg Dr. Von
Gabler. „Ik kan geen beslissingen nemen,
zoolang u mij niets gevraagd hebt."
En zoo werd ik er vanzelf toe gebracht,
hem mede te deelen, hoe ik mij voorgesteld
had, zélf liefst zonder dat iemand het
vermoedde aan het onderzoek deel te
nemen.
Nu moet ik er aan herinneren, dat het
onderzoek, zooals dat tot dusverre gevoerd
was, vrijwel was dood geloopen. Er waren
geen nieuwe sporen, die gevolgd konden
worden, en tegen de personen, die dien
nacht mét mijn stiefvader in de woning
overnacht hadden, waren niet voldoende
bewijzen aan te voeren geweest om een
arrestatie te bewerkstelligen.
De politie verkeerde in groote verlegen
heid en op den keeper beschouwd
redde mijn plotseling opduiken den
Poiizei-Prasident", die zich ongemeen
geërgerd had aan het uitblijven van bruik
bare resultaten van het onderzoek, uit een
groote moeilijkheid. Dit begreep ik toen
natuurlijk nog niet, maar later heb ik het
ingezien. Het verklaart voor een deel de
wijze, waarop Dr. Von Gabler toen en later
tegenover mij optrad.
„Verdenkt u iemandDeze vraag
stelde hij mij plotseling en op zeer scher
pen toon.
„Niemand!" antwoordde ik met
nadruk.
„Is er voor zooverre u bekend iets
in deze zaak gedaan of nagelaten, dat u
vreemd voorkomt?"
Hier dacht ik aan het verdwijnen van
den brief, dien ik voor mijn moeder aan de
„Hausmeister" ter hand gesteld had. Ik
liet daarop dus nog eens het licht vallen:
vroeger had ik het reeds terloops vermeld.
Nu maakte ik de opmerking, dat er in de
handelwijze van dezen man iets lag, dat ik
niet begreep en dat ik, ware ik vrij om te
doen en te laten wat ik wilde, op hém
zeker bijzonder letten zou.
Waarom.vroeg Dr. Von Gabler.
„Ik kan bijna niet aannemen, dat hij
het vergeten zou hebben den brief te be
zorgen" antwoordde ik. Die brief zou
mijn onschuld aan den dag gebracht of
althans twijfel aan mijn schuld gewekt
hebben. Is hij opzettelijk achtergehouden,
dan moet dat dus gebeurd zijn door
iemand, die mij vijandig gezind is, in diV
geval door den „Hausmeister".
„Hebt u ooit onaangenaamheden met
hem gehad?"
„Nooit!"
„U verdenkt dus eigenlijk wél iemand:
den „Hausmeister"!"
Ik schudde het hoofd.
„Zóó ver ga ik niet" antwoordde ik.
„Het staat immers niet eens vast, of hij
den brief gelezen heeft. Zoo niet, hoe zou
hij dan kunnen weten, dat de inhoud daar
van in mijn voordeel sprak
De .Poiizei-Prasident" dacht eenige
oogenbiifcken na.
„Het is in ieder geval de moeite waard,
dien man nog eens in het verhoor te
nemen" verklaarde hij toen, „en dat wél
in uw tegenwoordigheid."
„Maar hij zal mij misschien herkennen!"
„Niet als u vermomd is, Hen- Fransen!"
zeide Dr. Von Gabler, terwijl hij mij
toeknikte.
HOOFDSTUK XVIII.
Een operatie-plan.
Bij de laatste woorden van den Poiizei-
Prasident" moet ik wel zéér verwonderd
gekeken hebben, want, hoewel deze anders
niet gul met zijn lachen was, kon hij toch
nu een glimlach niet weerhouden.
Dét ik mij verwonderde, zal voor ieder
een duidelijk zijn. Immers wat Dr. Von
Gabler gezegd had, liet geen andere uit
legging toe, dan dat hij mij thans tot op
zekere hoogte ais medewerker beschouwde
in dezelfde zaak, waarin ik officieel als de
verdachte gold en reeds een bevel tot
arrestatie tegen mij was uitgevaardigd!
„Herr Fransen!" zeide hij, mij door
zijn groote brilleglazen scherp aankijken
de. „U is blijkbaar zeer verwonderd over
wat ik u daar gezegd heb. Maar het is
noodig, dat wij elkander goed begrijpen.
Wat ik hier vanmiddag gehoord heb, heeft
mij 'n eenigszins anderen kijk op het geval
gegeven, maar toch nog niet in die mate,
dat ik elke verdenking tegenover u nu
maar ineens kan afleggen. Aan den ande
ren kant: zoo u te goeder trouw is (iets,
dat mij niet onwaarschijnlijk voorkomt),
hebt u er belang bü het allergrootst
denkbare belang! om den waren schul
dige te ontdekken."
„Dat is zoo!" kon ik hier niet nalaten
te zeggen. „De ontdekking zou, zooals de
zaken nu staan, voor mij het eenige mid
del zijn om mij volkomen te rehabili-
teeren."
„Tua res agitur" i) zeiden wij inder
tijd aan de Universiteit hernam Dr. Von
Gabler. ,,En het is in deze onvolmaakte
wereld nog altijd een waarheid, dat het
beste werk door de meeste menschen ge
leverd wordt, wanneer zij meenen, dat zij
in hun eigen belang werken."
„Het is ook in het belang van mijn moe
der. dat ik werken zou" zeide ik.
„Wat ervan zij" hernam de ander,
zonder op deze opmerking in te gaan, „ik
ben besloten van die medewerking ge
bruik te maken. Evenwel, niemand buiten
ons drieën mag daarvan iets weten; en ik
moet u uitdrukkelijk verklaren, dat het
bevel tot arrestatie nog niet kan worden
ingetrokken."
1) a Het geldt uw eigen zaak.
(Wordt vervolgd), t