Oefenreis Nederlandsch eskader - Internationaal concours hippique
DE VLUCHTELING
75*te Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
Nederlandsch eskader voor een oefenreis
naar de Oostzee vertrokken.
PRIJSVRAAG-FEUILLETON.
DE BEKENDE FILMACTRICE LAURA LA PLAN TE is te
Parijs in het huwelijk getreden met den directeur der Londen-
sohe studio's der Warner Brothers mr. Irving Asher. Rechts
Jimmy Walker, die getuige was.
Het vertrek der schepen van den Helder.
IN DEZE PERIODE VAN LAGEN WATERSTAND zien de
automobilisten hum kerend uit naar de vaste verbinding over de
Waafl bij Nijmegen. De eerste spanning voor de nieuwe brug
wordt tusschen twee pijlers gemonteerd.
HET STANDBEELD VAN KAR
DINAAL VAN ROSSUM dat te
den Bosch onthuld zal worden,
wordt op zijn voetstuk geplaatst.
HET INTERNATIONAAL CONCOURS HIPPIQUE IN HET STADION TE
AMSTERDAM. Foto genomen tijdens het concours voor eenspannen.
HET INTERNATIONAAL CONCOURS HIPPIQUE TE AMSTERDAM. De
beide winnaars van het springconcours wenschen elkaar geluk. Links kapt.
Lombardo (Italië) op Rufalina, rechts luit. Groter (Nederland) op Diana.
Roman door IVANS.
26)
Het duurde eenigen tijd, vóórdat Lys-
beth terug kwam. Ik vermoedde, dat mijn
moeder mijn handschrift herkennende
haar de kamer had doen verlaten en
niet eerder had doen terugkeeren, vóórdat
zij haar ontroering meester was.
Op het gezioht van het dienstmeisje
stond de grootste verbazing te lezen, toen
zij mij de bereidwilligheid van de
„Gnadige Frau" om mij te ontvangen aan
kondigde. Later vernam ik, dat mijn moe
der buiten de officieele personen, die
met het onderzoek naar den moord belast
waren, de beambten van de Begrafenis
onderneming en de intiemste vrienden
tot dusverre geen enkelen vreemde ont
vangen had. Er bestond dus zekere reden
voor Lysbeth's verbazing!
Als gevolg daarvan wilde zij mij blijk
baar eens goed opnemen. Maar dit was
niet naar mijn zin. Gemakkelijk was het
echter niet, mijn gezicht aan haar al te
belangstellende blikken zóódanig te ont
trekken, dat er geen gevaar voor een her
kenning zou ontstaan. Het is merkwaar
dig, hoezeer men bij het beramen van
plannen, als Ik ze thans beraamd had,
dingen over het hoofd pleegt te zien, die
schijnbaar slechts kleinigheden zijn, maar
die zich op een kritiek oogenblik plotseling
als ernstige hinderpalen vertoonen op den
weg, dien men volgen wil.
Ditmaal had ik glad vergeten, dat, wan
neer ik jas en hoed aan Lysbeth afgaf (zij
hield haar handen reeds gereed om ze aan
te nemen!), zij deze naar alle waarschijn
lijk hoewel zij sedert ik het huis ver
laten had, er niet beter op geworden
waren herkennen zou. Tegen alle rege
len der conventie in, nam ik dus noch
mijn hoed af, noch trok ik mijn jas uit!
En, aldus, in een natte jas gehuld, open
de ik niettegenstaande Lysbeth's zwak
protest de deur van de muziekkamer,
waar ik wist, dat mijn moeder gewoonlijk
bezoekers ontving. Die deur sloot ik on
middellijk achter mij
HOOFDSTUK XIV.
Moeder en zoon.
Vóórdat ik thans naar Weenen was ge
komen, had ik mij dikwijls voorgesteld,
hoe Ik mijn moeder terugvinden zou. En
ik had dikwijls gevreesd, dat zij door de
vreeslijke gebeurtenis, die had plaats ge
had, in haar vroegere apathie terug
gezonken zou zijn. Zeker daarover stond ik
een oogenblik als versteend, toen ik haar
thans terug zag.
Zij was een andere vrouw geworden!
Wel zag ik in haar oogen nog dezelfde
uitdrukking van groote liefde, die daarin
altijd gelegen had, wanneer zij mij aanzag,
maar het passieve in gelaat en houding,
dat mij in de laatste jaren zoo bezorgd had
gemaakt, was geheel verdwenen. Zij
maakte volstrekt niet den indruk van een
vrouw, die onder een ongegronde verden
king gebukt ging zij: was een vrouw, ge
reed om tegen de wereld te vechten, wan
neer de wereld haar daartoe dwingen
mocht. En toen dit tot mij dóórdrong,
kwam er een gevoel van groote dankbaar
heid óver mij....
Volgens het bij zulk een ontmoeting ge
bruikelijke romanrecept hadden wij ons
nu in de armen moeten vliegen Maar
daartegen verzette zich.... mijn natte
jas! Ik wierp jas en hoed op een stoel,
zonder te denken aan de noodlottige ge
volgen daarvan voor dat onschuldige meu
bel en trad op mijn moeder toe.
Geen van beiden hadden wij nog een
woord gesproken. Toen stak zij mij beide
handen toe en trok mij naar zich toe.
.Albert, m'n jongen!"
Het volgende oogenblik had ik mijn
armen om haar heen geslagen en ik
schaam mij er niet voor ik verloor mijn
zelfbeheersching en schreide. Maar haar
oogen bleven droog en, In plaats dat ik
haar troostte en beschermde, zooals ik mij
voorgenomen had te doen, streelde zij
zaciht mijn wangen en sprak zij woorden
van troost en berusting
Wij zaten nu in de muziek-kamer tegen
over elkander.
Het was noodig, dat wij snel tot het een
of ander besluit kwamen, want ik kon
mijn bezoek niet al te lang rekken, wilde
het niet opvallen.
Ik begon met mijn moeder te vragen, of
de brief, dien ik haar door bemiddeling
van den „Hausmeister" had doen ter hand
stellen, de politie niet had kunnen over
tuigen van mijn onschuld. Toen wachtte
mij een groote verrassing: dien brief had
zij nooit ontvangen! Men zal zich her
inneren, dat ik, toen ik dezen ter bezor
ging aan den „Hausmeister" gegeven had,
daarover onmiddellijk spijt had gevoeld,
omdat het mogelijk was. dat Glazer den
brief aan mijn moeder, in tegenwoordig
heid van haar man, ter hand stellen zou.
Maar ik had er geen oogenblik aan ge- I
dacht, dat hij haar den brief in het geheel
niet zou bezorgen!
Waar was die brief gebleven.
Dit was de eerste vraag, die ik mij
stelde. En het antwoord daarop hing
samen met die andere, gewiohtigen vraag
wat er in den nacht van den moord pre
cies gebeurd was, voor zooverre dit was na
te gaan. Daaromtrent stelde ik eenige vra
gen aan mijn moeder. En deze was in
staat, mij daarop vrij volledige antwoor
den te geven, vooral ook omdat zij tegen
woordig geweest was bij de verhooren, die
den „Hausmeister" waren afgenomen.
Mijn stiefvader was dien nacht thuis
gekomen ongeveer twee uur vóórdat ik het
huis verlaten had. Hij was in gezelschap
geweest van twee vrienden, met wie hij
waarschijnlijk op zijn werkkamer had zit
ten praten. En later was hij met die twee
meê naar beneden gekomen om ze aan de
voordeur van het huis vaarwel te zeggen,
toen zij door den „Hausmeister" naar bui
ten gelaten werden. Dat was geschied
ongeveer een uur voordat ik was wegge
gaan. Ik had dus gelegenheid genoeg ge
had de misdaad te plegen en de politie
nam aan, dat dit gebeurd was na een
woordenwisseling, kort nadat mijn stief
vader opnieuw naar boven was gegaan.
Nu hadden zich evenwel een paar vreem
de omstandigheden voorgedaan. Voor
eerst waren de beide vrienden, van wie
zooeven sprake was, niet te vinden. De
„Hausmeister" was slaperig geweest en be
weerde, dat hij niet op ze gelet had en ze
niet zou terugkennen. Op de vraag, of hij
ze vroeger nooit gezien had, antwoordde
hij, dat hij dat immers niet zeggen kon,
omdat hij niet op ze gelet had Maar het
vreemdste was, dat, toen de politie langs
allerlei wegen en door middel van vele op
roepen trachtte achter de indentiteit van
die twee vrienden te komen, geen van
beiden te vinden was of zich aanmeldde.
Dit was des te onbegrijpelijker, omdat op
hen immers niet de minste verdenking
rusten kon, daar mijn stiefvader nog leef
de, toen zij het huis verlieten. Men zocht
hen eenvoudig, ten einde inlichtingen te
krijgen omtrent de laatste uren van den
vermoorden man. In die uren had iets
kunnen gebeurd zijn, dat de verdenking in
een bepaalde richting stuurde.
Zonderlinger dan dit alles echter scheen
mij de vergeetachtigheid van den „Haus
meister", die mijn briefje niet had afge
geven. Daar voor kon ik geen verklaring
vinden, want de man was anders de stipt
heid zelve.
Er was nóg iets, dat mij verwonderde. Ik
zelf had, toen mijn stiefvader met zijn
vrienden naar boven gegaan was en deze
in zijn woning ontvangen had, daarvan
niets gehoord, want ik had toen immers
geslapen. Lysbeth had evenmin iets ge
hoord, maar die sliep in een kleine achter
kamer achter in de woning en wij wisten,
dat haar slaap zeer vast was. Mijn moeder
echter sliep het lichtst en had dien nacht
langen tijd wakker gelegen. Zij had wel
eenig gestommel gehoord in de werkkamer
van haar man, waaruit zij opmaakte, dat
hij thuis gekomen was, maar zij kon zich
maar niet begrijpen, dat drie personen in
de woning gekomen zouden zijn, dat deze
die daarop zouden hebben verlaten en dat
haar man toen alleen weer teruggekeerd
zou zijn. Toch was het getuigenis van den
„Hausmeister" op dit punt zeer beslist, al
thans wat aangaat het in- en uitgaan door
de straatdeur.
(Wordt vervolgd).