De aanhoudende droogte - De races te Ascot - Gele Rijders te Amsterdam
w
m
DE VLUCHTELING
75»tc Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
PRIJSVRAAG-FEUILLETON.
NJEUWSTE MODE bij
fie Ascot-races gedemon
streerd.
IN EMPEL BIJ DEN BOSCH brak brand uit in enkele hooibergen, waarvan dank zij het op
treden van de dorpsbrandweer, een groot gedeelte gespaard bleef. Vrouwen hléjpen mede als
spuitgasten.
HET EERSTE KAMERLID MR. KNOTTENBELT is per s.s. „Stuyvesant"
naar West-Indié vertrokken, ter bijwoning van de eeuwfeesten van Curasao.
Mr. Knottenbelt (midden) met enkele familieleden.
DE AANHOUDENDE DROOGTE. LinksIn Noord-Beveland moeten de be
woners acrobatische toeren doen om nog wat water uit de regenbakken te kunnen
scheppen. RechtsIn Hiel besproeien de bewoners, daar de gemeente geen sproei
wagen bezit, zelf de stoffige straat.
Roman door IVANS.
25)
„Als u maar terugkomt!"
Vermoedelijk was het Poldi's bedoeling
alleen om uiting te geven aan zijn vrees,
dat ik eens niet zou terugkomen. Maar ik
dacht een oogenblik, dat hij op iets anders
doelde en dat hij iets wist van de verden
king, die op mij rustte.
Het was het eerste, maar helaas!
niet het laatste geval, waarin een, overi
gens in mijn positie natuurlijk wantrou
wen mij meer deed zoeken in de woorden
ol gedragingen van de personen, met wie
ik in aanraking kwam, dan deze zeiven
daarin hadden willen leggen. Ik zou een
dergelijk wantrouwen den vloek in het
leven van eiken vluchteling willen noe
men: hij vermoedt overal gevaar en meent
dus telkens ontdekkingen te doen, die op
dat gevaar wijzen. En op die wijze leeft
hij in voortdurende opwinding, die hem
is hij daarvoor vatbaar tot waanzin
brengen kan.
Nu was ik op het oogenblik inderdaad
een vluchteling voor politie en justitie; en
dit maakte in den eersten tijd telkens, dat
ik spoken zag, waar geen spoken waren..
Het was met een zonderling gevoel, dat
ik over den Hermannskogel den weg naar
Ginzling en vervolgens dat voorstadje zelf
bereikte.
Het was daar op dit uur vrij druk en mij
overviel een groote schuwheid, voort
spruitende uit de vrees, dat iemand mij
herkennen zou. Als die vrees mij nu al be
kroop, hier, aan den rand van de voor
stad, hoe zou het mij dan straks, in Wee-
nen zelf, gaan
Ik begreep, dat ik aan dit gevoel niet
toegeven mocht. Ik ging er dan ook met
energie tegenin, daarbij vooral vertrou
wende op mijn tengevolge van mijn ziekte
vermagerd gezicht enop mijn baard!
Zooals in dergelijke gevallen meer gebeurt,
sloeg ik van het eene uiterste in het
andere over: van schuw werd ik roekeloos.
Er werd mij een gelegenheid geboden om
de verandering in mijn uiterlijk aan het
oordeel van een ander te toetsen en deze
gelegenheid greep ik overmoedig aan.
Op dezelfde plaats, waar ik bijna drie
maanden vroeger aangehouden was door
een politie-agent en verantwoording had
moeten afleggen over het bezit van mijn
vioolkist, stond diezelfde dienaar der
Gerechtigheid ook thans: had den schijn,
alsof hij in dien tijd zijn post niet ver
laten had!
De bedoelde post was vlak in de nabij
heid van het eindpunt van de „Elec-
trische" 1) naar Weenen. Het had dus
niets opvallends, dat ik, in afwachting van
het vertrek van den gereedstaanden wa
gen, daar wat heen-en-weer liep. En
evenmin, dat ik in de buurt van deil
agent gekomen een kort praatje maakte
over het weêr.
De man antwoordde mij op de echt-
gemoedelijke Weensche wijzen in het
echt-gemoedelijke Weensche dialect.
Niets in zijn gezicht of houding verried,
dat hij zich herinnerde, mij vroeger gezien
of gesproken te hebben.
Nu begreep ik zeer goed, dat het heel
iets anders is, wanneer iemand, die u ééns
gezien en gesproken heeft, u na enkele
maanden niet herkent, dan niet herkend
te worden door mensohen. die u vroeger
dikwijls zagen. Toch gaf het experiment,
waaraan ik mij thans gewaagd had, mij
den moed om den tocht naar Weenen
voort te zetten.
Men zal zich herinneren, dat vroeger de
gedachte wel eens bij mij was opgekomen,
om de eerste ontmoeting met mijn moeder
buiten Weenen te hebben.
Van dit plan was ik sedert geheel terug
gekomen, voornamelijk omdat wij dan
samen gezien zouden kunnen worden en
dit voor mijn moeder onaangename gevol
gen zou kunnen hebben. Met alles reke
ning houdende, had ik het minder ge
waagd gevonden, wanneer ik trachtte haar
in onze woning te spreken te krijgen. En,
van het oogenblik af, waarop ik Ginzling
verliet, soheen het noodlot zich te
beijveren mij in de kaart te spelen.
In de eerste plaats begon het flink te
regenen. Dit zou mij de gelegenheid geven,
te Weenen de kraag van mijn Jas hoog op
te zetten en mijn slappen hoed diep in het
gezicht te trekken. Wanneer onder deze
rooverachtige aankleeding dan mijn
zwarte baard zou uitkomen, zou het niet
zoo heel gemakkelijk zijn mij te herken
nen, zelfs niet voor personen, die mij her
haaldelijk ontmoet hadden.
In de tweede plaats stond ik op het
vóórbalcon en daardoor had het. toen de
regen toenam, niets opvallends, dat ik mij
reeds aanstonds op de beschreven manier
onkenbaar maakte, hetgeen van beteeke-
nis was, omdat, voor het geval het toeval
mocht willen, dat een kennis van denzelf
den wagen gebruik zou maken, ik, naar
alle waarschijnlijkheid, aan een herken
ning ontsnappen zou.
In de derde plaats waren er overal, ten
gevolge van het slechte weèr, weinig men-
schen op straat.
Ik stapte op den Ring uit, niet ver van
onze woning. Ik had het huis, midden-In
den nacht verlaten, alsof ik een dief was.
Nu kwam ik in den morgen maanden
later! terug als een inderdaad door
politie en justitie vervolgde misdadiger.
Althans zoo beschouwden vele men-
schen mij, daarbij aannemende, dat ik
niet gezocht zou worden, als ik onschuldig
was. Aan deze misvatting, die aan de ver
volging reeds de beteekenis van een ver
oordeeling hecht, houden vele vooral
eenvoudige menschen nog steeds vast.
Tot aan den ingang van het huis had ik
hoogstens vijftig schreden te gaan. Mid
den-in de ingangspoort, die open stond,
zag ik onzen „Hausmeister" staan, den
zelfde met wien ik in den nacht van
mijn vertrek een paar woorden gewisseld
had. Met den kraag óp en den hoed in de
oogen getrokken, ging ik hem voorbij en
wenschte hem daarbij goeden morgen. Hij
gaf geen enkel teeken, dat hij mij her
kende, en de zekerheid, waarmede ik de
bestijging van de breede, steenen trap be
gon, maakte de vraag, bij wien ik zijn
moest in zijn oogen blijkbaar overbodig.
Trouwens had hij niet in de deur gestaan,
dan zou ik immers ook binnengekomen
zijn, zonder dat iemand mij vroeg, wien ik
in het huis bezoeken kwam.
Zoo gelukte het mij, zonder iemands
aandacht te trekken, de deur van onze
woning te bereiken. Ik drukte op den elec-
triscfhen schelknop en wachtte in niet ge
ringe spanning. De deur werd geopend
door cms dienstmeisje Lysbeth. Zooals ik
daar stond, diep gedoken in mijn jas, her
kende zij mij in het geheel niet. Op mijn
vraag, of ik Frau Reiner een oogenblik
spreken kon, antwoordde zij, dat de
„gnadige Frau" niemand ontving.
Ik had voor mijzelven besloten, dat het
in alle opzichten wenschelijk was, mij zoo
mogelijk uitsluitend aan mijn moeder be
kend te maken. Want alleen op haar stil
zwijgendheid kon ik bouwen. Aan den
anderen kant, had ik begrepen, dat zoo
ik mij als vreemde aanmeldde ik niet
toegelaten zou worden. Het gevolg van
deze overwegingen was geweest, dat ik een
kort briefje geschreven had om haar dit
eventueel te doen terhand stellen. Ik her
inner mij den inhoud daarvan niet pre
cies meer; maar hij kwam hierop neer, dat
ik het was, die zich aan de deur had aan
gemeld; dat ik haar smeekte bedaard te
blijven en mij in tegenwoordigheid van
anderen als vreemdeling te behande
len; en, ten slotte, dat mijn uiterlijk der
mate veranderd was, dat ik, naar alle
waarschijnlijkheid, onherkend tot haar
zou kunnen doordringen.
Dit briefje, dat ik voor dit doel gereed
gehouden had, stelde ik aan Lysbeth ter
hand, met verzoek het aan Frau Reiner te
overhandigen. Zij wierp mij een wantrou
wenden blik toe, en, nadat zij mij beloofd
had onmiddellijk aan mijn verzoek te zul
len voldoen, sloot zij mij de deur voor den
neus toe. Ik moest buiten, op de galerij,
wachten. Trouwens dit was nu wat er in
deze woning was voorgevallen, niet meer
dan begrijpelijk. Eiken onbekende vrees
de men.
1) de electrisohe tram.
.(Wordt vervolgd).
DE AANKOMST DER
GELE RIJDERS te
Amsterdam in verband
met de hippische feeeten
in het Stadion.
DE ENGELSOHE KONING EN DE KONINGIN woonden de races te Ascot bij. Het
koninklijk rijtuig rijdt over de baan. De hooge bezoekers worden door het puhliek
enthousiast begroet.