De brand in de slachterijen van Chicago - Vliegtuigongeval DE VLUCHTELING '5'" Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad PRIJSVRAAG-FEUILLETON. s* Roman door IVANS. 10 Voor het eerst van mijn leven was ik I Aldus in de vrije natuur getuige van het I >anbreken van den dag. Het was voor mij 1 geheel nieuwe sensatiede morgen wind in het bosch. En ik herinner mij, hoe het vooral het langzaam ontwaken 'm het dierlijk leven was. dat mij belang stelling inboezemde. Bij die gelegen heid woonde ik voor het eerst het bijna Mrverdoovende, jubelende concert van de 1 tegels bij, even vóór zonsopgang, dat jju tnet een tooverslag ophield, zoodra f zon haar eerste stralen op aarde vallen ■tal... zat onbeweeglijk, zóó onbeweeglijk, er, op een afstand van slechts enkele ®eters, een haas kwam zitten, met recht opstaande ooren, die mij met belangstel- scheen te observeeren en blijkbaar jj» zeer bijzonders in mij zag. Maar toen wij even bewoog, was het beest verdwe- teJ in minder dan een seconde, zoo wachte ik den morgen af, den mor- van den 26en Maart. .Het was nu zoo licht, dat ik om mij heen J® zien. Er stonden hier veel struiken «der de hoogere boomen en het was ge- wtkkelljk mijn vioolkist daarin te verber- Ik deed dit dan ook en nam de om- «ving gQgfj 0pt voor jje{ gevai it de kist rv wilde halen. be lucht was vol van frissche geuren en "opgewekte stemjnihg. warin ik, wagens het veroveren van mijn vrijheid, den ge- heelen nacht verkeerd had, nam eer toe dan af. Ik kreeg een gevoel van dankbaar heid over mij en ik gevoelde mij trots mijn armoede aan geld en goed rijk, omdat ik genieten mocht van de Natuur.. En toen (het geschiedde bijna zonder dat ik mij er rekenschap van gaf) greep ik naar mijn viool en.... speelde. Voor het eerst, sinds langen tijd, gaf ik mij aan mijn kunst, zonder kwellende bij gedachten. Alleen, in de morgenkoelte van het bosch, dat prijkte in den tooi van het vroege voorjaar. Ik liet mij gaan en speelde, wat het hart mij ingaf. Er kwamen een paar kleine vogels aangevlogen, die op den tak van een boom in de nabijheid zitten gingen, en met schuine kopjes, schenen te luisteren „Orpheus!" dacht ik. En lachte even om dezen dwazen inval. Op dit oogenblik klonk er plotseling een stem in mijn nabijheid. „Goed zoo! Vroolijkheid op den vroegen morgen wijst op 'n goed geweten. Zeg eens, maat, je speelt wonderbaarlijk. Zoo iets heb ik nog nooit gehoord. Wie ben je eigenlijk en waar komt je vandaan.. Ik keerde mij om en zag een forsche ge stalte op den weg naderen, 'n boer in een mooi boerencostuum, blijkbaar een feest gewaad. Het oogenblik scheen gekomen om mij, in mijn nieuwe kwaliteit voor te stellen. „Ik kom uit de stad" antwoordde ik. „Maar de stadslucht slaat niet bij mij aan. Mét mijn kunst" (hier hield ik mijn viool op) „hoor ik thuis in de velden en op de bergen!" Het had bijna geklonken als een frase uit een roman. Maar het scheen, dat ik den juisten toon had aangeslagen. „Goed zoo, m'n, jongen!" zei de boer, terwijl hij nader trad. „Menschen, die graag in de bergen zijn, zijn altijd goede menschen." Ik was op het punt mijn instemming met deze gewaagde bewering te betuigen, toen ik zag. dat het gezicht van den boer plotseling betrok. „Je bent toch geen Zigeuner vroeg hij. „Aan je Duitsch zou ik het niet zeggen, maar aan je uiterlijk Nu had ik een donker uiterlijk: zwarte haren en een zwarte snor. De man. die mij zoo plotseling aangesproken had, moest daardoor zeker op het denkbeeld gekomen zijn, dat ik 'n Zigeuner zijn kon. „Als ik 'n Zigeuner ben, is u er ook een" antwoordde ik lachend. Hij lachte nu ook. „Ik moet niets hebben van die kerels, die wij uit Hongarije hier krijgen: 'n dieven- pak, méér niet." Hij zweeg even en keek mij daarbij aan, mij opnemende van het hoofd tot de voeten. Mijnerzijds had ik daardoor gelegenheid, ook hém beter op te nemen dan tot dus verre. Hij had een hooge, breed geschouderde gestalte, een door weêr en wind gebruind, regelmatig gezicht, omgeven door een donkeren baard, die reeds begon te grijzen, en een paar doordringende, bruine oogen, die een ernstige, maar niet onvriendelijke uitdrukking hadden. Hij droeg zooals ik reeds zeide het statie-pak van den rijken boer. Buiten Oostenrijk is men ge woon aan te nemen, dat alleen Tirol der gelijke typen kent. Inderdaad zal de klee ding van dezen man in verschillende onderdeelen ook wel verschillend geweest zijn van die van den Tiroolschen boer. Maar over het geheel genomen was de indruk toch dezelfde. Het uiterlijk van dezen boer was impo sant, in hooge mate. Hij miste het ruwe en onbeholpene, dat zijn standgenooten elders soms kenmerkt. Blijkbaar stond ik tegenover een van de in Oostenrijk niet talrijke heerenboeren, die al waren zij aristocraten trotsch op hun afstamming zijn en op him grondbezit, dat sinds eeuwen van vader op zoon is overgegaan. Daaraan was zeker ook te wijten het on willekeurige gevoel van superioriteit, dat hij tegenover mij aan den dag legde en dat zijn uiting vond in de omstandigheid, dat hij mij onmiddellijk tutoyeerde, terwijl ik daaraan tegenover hém niet gedacht zou hebben. Trouwens, ik poseerde nu immers als eenvoudig straat-muzikant. De wederzijdsche inspectie was nu afge- loopen. „Je hebt tenminste eerlijke oogen in je hoofd" zei de boer. „Ben je ergens heen op weg Ik veroorloofde mij nu een discreet leugentje. „Ik heb den nacht in het bosch door gebracht" zei ik. „En nu ben ik op weg naar de plaats, waar ik met mijn muziek wat verdienen kan." „Naar wélke plaats dan. ,Dat zal nog moeten blijken" ant woordde ik en gaf hem een knipooogje. Hij lachte luidruchtig. „Jongen!" zei hij. „Je bevalt me. Mis schien kan ik je een handje helpen. Hoe heet je „Albert?" „En verder?" Het toeval wil. dat ik thans eerst den lezer mijn familienaam zal mededeelen, juist op het oogenblik, waarop ik vertellen zal hoe ik dien verloochende. Tot dus verre vond ik nog geen gelegenheid mjj in optima forma voor te stellen. Mijn naam Is Albert Eduard Fransen. Ik vond het evenwel gewenscht dezen naam, die een Hollandschen klank heeft, thans niet te gebruiken. Daarom antwoordde ik: „Albert Lagermann", daarbij een naam opgevende, die mij op het oogenblik zelf inviel. „Goed dan, Albert Lagermann" zeide de boer. „Mijn naam is Georg Bonner. In het Wiener Wald noemen ze mij den rijken Georg, niet omdat ik zoo rijk bén, maar omdat ze dénken, dat ik het ben. Mijn hofsteê ligt 'n half uur hier vandaan ln de bergen." „En wat doet u zoo vroeg op het pad. „Dat staat in verband met familie- gebruik" zeide hij. Tot mijn spijt zweeg hij erover, wélk gebruik dit was. Waar schijnlijk zag hij aan de uitdrukking van mijn gezicht, dót mij dit speet. Want plotseling begon hij te lachen. „Je bent nog al nieuwsgierig uitgeval len, jongeman!" zeide hij. „Maar waar om zou ik het je niet zeggen? Het is wel goed, dat de tegenwoordige jeugd inziet, dat er nog eerbied voor onze godsdienstige gebruiken in de wereld is. Als je nog 'n kwartiertje doorgeloopen was, zou je, mid den-in het bosch bij een heel kleine en heel oude kapel gekomen zijn. In mijn ge slacht" (hü sprak hier werkelijk, alsof hij 'n vorst was!) „is het sinds eeuwen ge bruikelijk, dat op den trouwdag van een dochter des huizes, het hoofd van het gezin bloemen neerlegt op het kleine al taar in die kapel en daar zijn gebeden verricht: en dat wel bij zonsopgang. Ik heb mij aan dat oude en goede gebruik gehouden." .(Wordt vervolgd). DE WATERPARTIJ IN DE SCHEVENINGSCHE BOSCH- JES kreeg een onvrijwillig bezoek van een personen auto. De inzittenden kregen geen letsel, 'de auto moest naar boven worden getakeld. OUDE KLEEDERDRACHT OP HET STOCKHOLM» SC'flE STUDENTENFEEST. Drie meisjes studenten yerschenen in de kleederdracht van 1690 op het zomer feest van de Zweedsche studenten te Stockholm. VLIEGTUIGONGEVAL IN ENGELAND. Een Fransch vliegtuig kwam in botsing met DE EERSTE JEUGDHERBERG IN DEN WIERINGER- een huis te Croydon. De piloot en zijn assistent werden gedood. MEERPOLDER - waartoe gebruikt wordt de directiekeet van de Zuiderzeewerken. DE GROOTE PINKSTERBRAND VAN CHICAGO. De eerste in Europa aange komen opname. Twee en veertig huizenblokken in het district van de slachterijen werden door het vuur vernield. Het vee kwam grootendeels oni. De schade bedraagt 10 millioen dollar. MINISTER SLOTEHAKER DE BRUïNE opende Don derdag te Heemstede de Koningin Emma-kliniek. De minister op de kinderzaal.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1934 | | pagina 5