ZOMERTIJD
J. A. DIEBEN
Als jong meisje
reeds charmant!
PALMOLIVE
ONDERNEMERSRAAD
VOOR NEDERLANDSCH-INDIË
~.de 2Mp dwfeugd
75«te Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Donderdag 3 Mei 1934
Derde Blad
No. 22735
Jaarrede van den heer Weiter
HAM MET ASPERGES
Burgerlijke Stand v. Leiden
Chaotische overgang tot een nieuwe periode in de economie?
Er heeft ook in Indië een wederzijd-
sche toenadering plaats gevonden, geba
seerd op het inzicht, dat ln het wezen der
zaak het bedrijfsbelang een onderdeel is
van het algemeen belang en dat dus
principieele tegenstelhngen niet aanwezig
kunnen zijn. Spr. ziet in dit opzicht een
merkwaardige parallel met de verhouding
tusschen werkgevers en werknemers. Ook
deze zijn door den gemeenschappelijken
nood overal ter wereld nader tot elkaar
gekomen, met het gevolg, dat het waan
denkbeeld van den klassenstrijd, dat de
verhouding tusschen werkgevers en werk
nemers reeds te lang vergiftigde, alom
aan het vervagen is.
Thans moet in de eerste plaats ernstig
worden gewaakt tegen verdere belemme
ringen van het bedrijfsleven, wijl dit zóó
breekbaar is dat het uiterst voorzichtig
moet worden behandeld.
Inzake de financiën van Indië moet wor
den opgemerkt, dat een sluitend budget
nog niet is bereikt. Men zal dus nog ver
der moeten gaan bezuinigen, maar ook
daaraan is ten slotte een grens, welke
wordt bepaald door het feit, dat Indië
Nederlandsch-Indië is. Dit impliceert, dat
ons Bestuur daar blijvend moet voldoen
aan zekere normen van doelmatigheid,
beneden welke het niet kan dalen, omdat
dan de ratio van ons gezag zou worden
aangetast.
Maar ook al komt door een verbetering
van de conjunctuur in de eerstvolgende
jaren het evenwicht in het Indische bud
get tot stand, dan is het duidelijk, dat
daarmede nog slechts de eerste stap tot
oplossing van het probleem der Indische
financiën is gedaan. Daarnaast ziet spr.
nog twee belangrijke punten, welke het
innerlijk evenwicht van de Indische finan-
cieele structuur verstoren, t. w. de zware
lasten voor rente en aflossing van de
schuld en de overmatige druk der belas
tingen. Tusschen beide bestaat eenrecht-
streeksch verband.
De op Indië rustende schuldenlast staat
buiten verhouding tot de intrensieke
draagkracht des Lands, zooals die in en
door de crisis is geworden. Rente en af
lossing eischten in 1933 een bedrag van
85 millioen gulden, de rechtstreeks uit de
begrooting betaalde pensioenen 57 mil
lioen gulden, bij een totaal aan zuivere
ontvangsten van 242 millioen gulden. Ook
al wordt deze verhouding tengevolge van
conversie en een gewijzigde financiering
van den pensioenslast wat gunstiger, een
onevenredig groot deel van de inkomsten
wordt door deze lasten geabsorbeerd, en
eventueel ruimer vloeiende middelen zul
len voor afzienbaren tijd door den fiscus
voor deze doeleinden worden weggezogen.
Hier treedt het verband naar voren
tusschen de Indische schuld en den be
lastingdruk, want het is duidelijk, dat een
toekomstbeeld als zooeven aangeduid geen
aannemelijk perspectief kan zijn voor een
land als Indië, dat voor zijn herstel en
zijn ontwikkeling dringend kapitaal be
hoevend en dat zelf niet bezittend, het
van elders moet aantrekken door gunstige
voorwaarden te bieden voor deelneming
aan de ontginning van zijn natuurlijke
rijkdommen.
Beziet men het vraagstuk der Indische
financiën ln dit licht, dan dringt zich als
vanzelf de noodzakelijkheid op het te
brengen uit de engere Indische sfeer in de
wijdere sfeer van het algemeen belang van
het Koninkrijk. Het is een nationaal be
lang van de eerste orde, dat de Indische
financiën weer op een zoodanige basis
komen te berusten, dat het economisch
herstel en de verdere ontwikkeling er niet
door wordt belemmerd.
De heer Ch. J. I. M. Weiter.
Sdemniddag vond in het Hotel Witte
K te 's-Gravenhage de jaarlijksche al-
ccne ledenvergadering van den Onder-
ersraad voor Nederlandsch-Indië
:ts.
De datum van deze vergadering valt
ien met het 12'/i-Jarlg bestaan dezer
inisatie.
Hadat het jaarverslag over het 12de ver
ingsjaar door de vergadering was
rigekeurd, hield de voorzitter, de heer
J I. M. Weiter, de gebruikelijke jaar-
e, waaruit wij het volgende aantee-
nen:
In verband met het jubileum van den
dememersraad ging de voorzitter aller-
■st terug tot den tijd van de oprichting
n den Raad, herinnerde aan de verschil
de besprekingen, welke daaraan waren
rafgegaan en noemde de namen van
ea, die tot de oprichting hadden mede
werkt en waarvan spr. tot zijn genoegen
- nog eenigen ter vergadering aan
zag. Vervolgens gaf spr. zeer in het
een overzicht van het terrein, waar-
r de werkzaamheden van den Raad
in de afgeloopen jaren en meer in
bijzonder onder het voorzitterschap
wijlen prof. mr. H. W. F. Treub, had-
uitgestrekt en noemde als zoodanig
het bijzonder het Indische belasting-
Isel, de kwestie van de poenale sanctie,
.'wettelijke regeling van het arbeidscon-
cht, de winstaandeelkassen, de Kamers
n Landbouw, het goederengeld, de reor-
anisatie der bergcultures.
Spr. meent dat het Indische bedrijfs-
«en met gerechte voldoening zijn kope-
en bruiloft met den Ondernemersraad
berdenken.
Vervolgens komende tot zijn eigenlijke
iirrede, zeide spr. dat er in de na-oor-
isjaren van '25 en '26 niets was, dat er
P wees, dat een zóó geweldige inzinking
sedert 1929 heeft plaats gehad, nabij
is.
Men kon en behoorde te rekenen met
en downs, maar redelijkerwijs kan
iemand worden verweten, dat hij de
éhacle der laatste jaren niet heeft vooruit
ezien.
Het bedrijfsleven in Nederlandsch-Indië
as op hechte grondslagen gevestigd.
Er was geen reden om te vreezen voor
lijvende overproductie, wijl immers de
;dische producten bijna zonder uitzonde-
"8 de goedkoopste waren en andere dus
"teler moesten wegvallen dan de onze en
«t scheen volstrekt ondenkbaar, dat men
«grenzen zou sluiten voor deze producten
n detrimente van de eigen consumenten
a in strijd met gezonde begrippen van
caliteit.
Het ongelooflijke is nochtans gebeurd;
me consequente politiek van de open deur
door het buitenland ten aanzien van
"schillende onzer Indische producten
'intwoord met het opwerpen van tarief-
men en zelfs het zooveel mogelijk weren
arvan, en, door den nood gedwongen,
wen ook wij den Koninklijken weg der
ndeur-politiek verlaten en ons. begeven
de zijpaden en sloppen der contingen-
óngen en invoerverboden, paden waar
leder weet, dat zij bij het huidig eco-
isch stelsel moeten doodloopen,
Ve algemeenheid van dit verschijnsel
■t intusschen, naar het spr. voorkomt,
Kdachte oproepen of men niet te sim-
tisch handelt door het te beschouwen
een verdwazing waarvan de wereld on-
'•'wijfeld zal terugkomen. Er is ruimte
JM de opvatting dat het den eenigszins
otischen overgang vormt tot een
Jeuwe periode in de economie, waarbij de
1«, maar ongeordende productie, langs
«8en, die wij nu nog niet kunnen bevroe
dt wordt omgezet in een productie, op
"Ser ordening door organen, welke een
meer nationale gemeenschappen verte-
jiwoordigen, invloed wordt uitgeoefend.
komt, dat de mededinging van
=1 Oosten op industrieel gebied reeds
1 geleid, en dat in de toekomst nog
t?a' doen, tot verschuivingen in het
«wicht op economisch gebied, waar-
jfnover men hulpeloos staat met de toe-
at)3 van wat tot dusver gold als een
Sn?e?e ec°domie.
«ton t 4 lliervan melding gemaakt om
Eo«io wÜzen. dat naar zijn meening de
M»L?ude van vrije productie en vrij
"keer niet zal terugkeeren.
T
heeïwV6™01? va" zÜn rede noemt de
Eit.- ^wr als een van de merkwaardigste
ö«tiii2 Van den nieuwen tijd de toena-
cojjt?; Welke men overal ter wereld kan
tabetoyj1] tusschen de Regeeringen en
Wat den druk der belastingen betreft
wees spr. er op. dat de N.V.'s in totaal on
geveer 30 °/o van haar winst moeten op
brengen aan vennootschapsbelasting, ver
ponding en dividend- en tantièmebelasting
ongerekend nog allerlei andere heffingen
van algemeen en plaatselijken aard. als
statistiekrecht. goederengeld, couponbelas
ting, automobiel- en wegenbelasting,
straatgelden enz. Hlebij komen dan nog de
verplichtingen en lasten, welke allerlei so
ciale maatregelen op de bedrijven leggen,
alsmede de 9 ton 's jaars, die de Indische
ondernemingen tot dusver bijdroegen aan
de leniging van den nood der werkloozen,
Spr. meende dat men niet. ver van de waar
heid is. als men zegt, dat het bedrijfsleven
in Indië ongeveer drie maal zoo zwaar be
last is als dat in Nederland. Het is wel
duidelijk, dat hierdoor het herstel van het
bedrijfsleven in de eerste plaats, maar ook
de investeering van nieuw kapitaal in
hooge mate wordt belemmerd. Toch is zoo
wel het een als het ander hoog noodig;
immers, indien de crisis ons één groote les
heeft geleerd, dan is het wel deze. dat
Indië's welvaart staat en valt met de groote
op export gerichte bedrijven.
Met de verlagingen van de belastingen
over de geheele linie zijn dan ook zeer
groote belangen van Moederland en Indië
beide gemoeid. Gedachtig aan het woord,
dat ..de cost voor de baet uitgaet". zou het
spr. raadzaam voorkomen om aan com
missie van deskundigen en belanghebben
den op te dragen op korten termijn voor
stellen voor te bereiden voor de verlaging
van de belastingen.
Spr. komt dan tot het vraagstuk der
dubbele belasting. Ondernemingen, die in
Nederland en in Indië haar arbeidsveld
hebben, hebben te doen zoowel met den
Indischen fiscus als met den Nederland-
schen, die zich VTijwel niets van elkaar
aantrekken, evenmin als de beroepsinstan
ties, in Indië de Raad van Beroep, in
Nederland de Hooge Raad De dupe is
steeds de betrokken belastingplichtige die
in vele gevallen zoowel in Nederland als in
Indië moet betalen. Het gaat. hier om mil-
lioenen welke dubbel en dus ln elk geval
te veel zijn betaald.
Ongeveer een jaar geleden heeft de re
geering een commissie ingesteld om haar
van voorlichting te dienen.
Deze commissie heeft thans één proef-
geval onder handen, maar er zijn tientallen
gevallen, die alle van elkaar afwijken Het
is duidelijk, dat op deze wijze geen oplos
sing voor het ernstig euvel der dubbele be
lasting kon worden gevonden. Het Ugt dan
ook in sprekers voornemen het daarheen
te lelden, dat een andere oplossing, welke
thans in voorbereiding is, aan het oordeel
der regeering wordt onderworpen.
Komende tot een bespreking van den
huldigen toestand van het Indische be
drijfsleven noemde spr. eenige cijfers,
waaruit blijkt, dat zoowel de uitvoer als de
invoer in 1933 tot ongeveer 1/3 van de
waarde, welke deze in 1928 hadden, waren
teruggeloopen. Het indexcijfer van aan-
deelen in Nederlandsch-Indische onder
nemingen is in vergelijking met 1928 tot
op ongeveer 1/4 gedaald.
Dat het Indische bedrijfsleven een zoo
geweldigen schok, als welken deze cijfers
weergeven, nog zoo goed heeft weerstaan,
is in de eerste plaats te danken aan het
feit, dat men in Indië zich veel eerder en
sneller dan b.v. in Nederland heeft aan
gepast aan de gewijzigde omstandigheden.
In den tijd, dat men hier te lande nog
heftig streed om loonsverlagingen van 4
tot 5°/ci waren loonsverlagingen tot het
vijfvoudige in Indië reeds aan de orde van
den dag. In tegenstelling met Nederland
vertoonen de kosten van het levensonder
houd in Indië een sterk dalenden tendenz.
Die kosten, voor 1913 op 100 gesteld, waren
in 1928 voor een Europeesch gezin 167 en
voor een Inlandsch gezin 148, in begin 1934
resp. 99 en 56.
Het Indische bedrijfsleven heeft het
aanpassingsproces tot stand gebracht ge
heel uit eigen kracht, zonder hulp van
wien ook, als men de cement- en biercon-
tmgenteeringen uitsluit. De tin-, thee-,
kina- en rubberrestrictie mogen hier
dankbaar worden gememoreerd, maar ook
zij zijn ontsproten aan het initiatief der
belanghebbenden en kosten het land
niets. Spr. wilde niet nalaten, in verband
hiermede melding te maken van de groote
medewerking, welke het bedrijfsleven bij
zijn streven naar aanpassing in verreweg
de meeste gevallen heeft ondervonden van
de Europeesche en Inlandsche werknemers
die, begrijpend de moeilijkheden, welke
hun werkgevers ondervonden, loonsverla
gingen en versoberingen hebben aanvaard
waarbij die welke hier te lande zijn be
reikt, schril afsteken.
De tweede oorzaak van het standhou
den van het bedrijfsleven in den cycloon
van de crisis, is, volgens spr. gelegen in
de soliede financieele basis, waarop verre
weg de meeste bedrijven berusten.
Spr. vroeg zich af of niet het tijdstip is
gekomen, waarop een contactcommissie
op algemeene basis, waarin dus zoowel het
Nederlandsche als het Indische bedrijfs
leven vertegenwoordigd is, goede diensten
kan bewijzen aan de regeering, die z.i.
steeds meer gedwongen zal worden een
werkelijk imperiale handelspolitiek te vol
gen. Moederland en Indië moeten zich in
den economischen strijd nauw aan elkaar
aansluiten.
Wat de toekomst van Indië betreft,
merkte spr. op dat er voor de groote meer
derheid der ondernemingen een zekere
stabilisatie is ingetreden, welke het uit
gangspunt kan vormen voor een herstel,
indien de omstandigheden zich eeniger-
mate ten gunste keeren.
Het eenmaal trotsche gebouw van het
Indische bedrijfsleven is in den storm ge
scheurd en gehavend, maar het staat
overeind. En het zal overeind blijven.
Want wat teloor moge zijn gegaan, be
staan is gebleven de taaie vasthoudend
heid, het voornaamste kenmerk van ons
ras, welke in het verleden een zoo groot-
schen bouw stichtte en die hij ons allen
leeft in de onuitgesproken gedachte: Wij
zullen het tóch houden.
RECLAME-
4fS
Gebraden Banketbam (met been)
Gebraden Ham
Rauwe Ardenner Ham
Rauwe Westphaalsche Ham
Gekookte Beenham (met de hand gesneden)
Gekookte Geldersche Ham.
NOORDEINDE 29 TELEFOON 947
GEBOREN.
Johanna, d. van A. Filippo en M. Ouds
hoorn Cornelia Jacoba, d. van J. I.
Erades en M. de Boer Bertus Leonar-
dus, z. van L. C. S. v. d. Willik en M. v. d.
IJssel Joop, z. van H. de Cler en S. C.
v. Weeren Neeltje Jacoba, d. van H. v.
Groningen en E. Kolijn Susanna Elisa
beth Maria, d. van J. J. J. v. Giezen en P.
M. C. v. Fessum.
ONDERTROUWD.
G. Spruit jm. 22 j. en J. Sari jd. 19 j.
A. M. v .Zandwijk jm. 21 j. en M. H. v.
Dinten jd. 22 j.
GEHUWD.
A. Arbouw jm. en D. C. Kok jd. H.
Lennhoff jm .en M. Bander jd. J. E.
Roggeveen jm. en G. J. P. v. d. Broek jd.
P. Masurel jm. en I. v. Riet jd. D. v.
Beek jm en C. Vermond jd.
RECLAME.
7040
En als zij verstandig is, zal zij diezelfde
charme bezitten wanneer zij tot vrouw is
opgegroeid. Het is slechts noodig. dat zij
haar frissche, aantrekkelijke teint behoudt
door regelmatige verzorging met een ver
zachtende zeep.
Hiervoor is Palmolive, de zeep der Jeugd,
bij uitnemendheid geschikt. De groote hoe
veelheden olijf- en palmoliën, die in elk stuk
Palmolive verwerkt worden, zijn van on
schatbare waarde als natuurlijke schoon
heidsmiddelen.
Masseer dus eiken dag, 's-morgens en
's-avonds, gelaat en hals twee minuten met
het fluweelzachte, overvloedige schuim van
onze zeep en warm water. Daarna af
spoelen eerst met warm, dan met koud
water. Deze eenvoudige methode houdt
Uw teint jeugdig en frisch!
cent.
JUBILEUM
DR. F. E. POSTHUMA.
36 JAAR BIJ CENTRAAL BEHEER.
Hij wordt 60 jaar op 20 Mei.
Naar wij vernemen hoopt de oud-minis
ter van Landbouw, Handel en Nijverheid
die zich dezer dagen ter bijwoning van
een Congres te Rome bevindt 20 Mei
a.s. zijn zestigsten verjaardag te herden
ken. De jubilaris zal dien dag te Ruurloo
vertoeven.
Waar het 1 Mei 25 jaar geleden was,
dat dr. Posthuma, president-directeur
van Centraal Beheer, aan deze organisatie
verbonden werd, zal in verband met
het verblijf van dr. Posthuma buitens
lands dit jubileum herdacht worden
op Zaterdag 12 Mei a.s. ten hoofdkantore
van Centraal Beheer te Amsterdam.
Folkert Evert Posthuma werd den 20en
Mei 1874 te Leeuwarden geboren, als zoon
van den aldaar zeer bekenden expediteur
Posthuma. Hij bezocht van 1887 tot 1890
de Rijks-Hoogere-Burgerschool te Leeu
warden en van 1890 tot 1893 de aldeeling
B van de toenmalige Rijkslandbouwschool
te Wageningen. In 1893 verwierf hij het
diploma van Landbouwkundige en in 1896
de acte van bekwaamheid voor Middel
baar Onderwijs voor het geven van on
derwijs in landbouwkunde. Daarna be
zocht hij gedurende 1897 tot 1898 de col-
OVERLEDEN.
P. W. Hartwljk d. 23 mnd. J. M. v.
Rijn d. 13 mnd. J. Plug z. 28 j. B. V.
d. Brink—Schledon vr. 55 j.
Dr. Posthuma.
leges aan het „Landwirtschaftliche Insti-
tut" der universiteit te Halle a. d. Saaie.
In 1898 werd hij benoemd tot secretaris
van den Bond van Coöperatieve Zuivel
fabrieken in de provincie Friesland en in
1899 tot zuivelconsulent in de provincie
Drenthe, welke betrekking hij tot 1905
waarnam.. In 1900 was hij bij de oprich
ting van den Algemeenen Nederlandschen
Zuiveibond (F.N.Z.) benoemd tot secreta
ris, welke betrekking hij bekleedde tot
1909. Van 1909 tot 1914 was hij directeur
van de Coöperatieve Vereeniging „Cen
traal Beheer" te Amsterdam, waarbij in
dien tijd waren aangesloten de Centrale
Werkgevers-Risico-bank. de Centrale
Landbouw-Onderlinge, de Tuinbouw-On-
derlinge en de Vereeniging Wet-Risico.
Ten tijde van den wereldoorlog was hij
van 19 November 1914 tot 9 September
1918 Minister van Landbouw. Nijverheid
en Handel Hoewel zijn beleid tot veel cri-
tiek aanleiding heeft gegeven, kan niet
ontkend worden, dat hij in buitengewoon
moeilijke omstandigheden vele en gewich
tige diensten aan den lande bewezen
heeft. Na zijn aftreden hervatte dr. Pos
thuma zijn werkzaamheden als directeur
van de Coöperatieve Vereeniging „Cen
traal Beheer" en werd aangewezen als
president-directeur dier organisatie. Den
16en December 1918 werd hem door den
senaat der Landbouwhoogeschool te Wa
geningen het eere-doctoraat verleend.
In 1919 werd hij benoemd tot voorzitter
van de Maatschappij voor Nijverheid en
Handel welke functie hij 8 jaar heeft
waargenomen.
Op 6 Sept. '21 volgde de heer Posthuma
den heer Everwijn als voorzitter van den
Nijverheidsraad op. Hij bleef deze functie
vervullen tot 1933. toen hij voor vele open
bare functies bedankte. Op 15 Januari '21
kwam hij weer terug in den Algemeenen
Nederlandschen Zuiveibond. De vereeni
ging, die hij eerst als secretaris gediend
had en waarvan hij daarna bestuurslid was
geweest (19091914), deed opnieuw een
beroep op hem, nu om de leiding als voor
zitter op zich te nemen. Ook deze functie
vervulde hij tot midden 1933. Evenals in
den Algemeenen Nederlandschen Zuivei
bond volgde hij den heer baron Collot
d'Escury na diens overlijden op als
voorzitter van het Nationaal Comité, van
den Internationalen Zuiveibond, hetgeen
hem als onder-voorzitter van den Inter
nationalen Zuiveibond de gelegenheid ver
schafte zijn talenten op internationaal
gebied te ontplooien. Zoo bezocht hij na
1924 alle internationale zuivelcongressen
als gedelegeerde der Regeering en op al
deze Congressen was Posthuma een per
soonlijkheid. waarnaar geluisterd werd. In
den Internationalen Zuiveibond heeft hij
als onder-voorzitter een belangrijk deel
van de leiding. Dit kwam vooral tot uiting
op het in 1931 te Kopenhagen gehouden
congres, waar hem en daarmede Neder
land openlijk hulde werd gebracht. De
Regeering deed ook overigens vaak een
beroep op zijn diensten bij internationale
conferenties.
Hij was verder geruimen tijd voorz. van
de Federatie van Nederlandsche Kamers
van Koophandel in het buitenland. In
1927 werd hij door de regeering aange
zocht, de leiding op zich te nemen van
een commissie, die een onderzoek had in,
te stellen naar de meest gewenschte orga
nisatie van den economischen voorlich
tingsdienst. Hoewel men het door deze
commissie ontworpen plan niet heeft aan
vaard, heeft men er in de later uitge
voerde meer ambtelijke regeling, toch vele
onderdeelen van overgenomen. Toen in het
eind van 1931 de crisis in het veehouders-
bedrijf zich begon af te teekenen en ver
schillende importlanden onzer zuivelpro
ducten contingenteeringen van den invoer
begonnen toe te passen, werd onder zijn
voorzitterschap een samenwerking tus
schen de drie zuivelorganisaties in Ne
derland tot stand gebracht. Het Crisis-
Zuivel-Bureau werd opgericht en de heer
Posthuma werd er voorzitter van. Tevens
werd hij voorzitter der verschillende com
missies voor den uitvoer van zuivelpro
ducten ingevolge de Crisis-uitvoerwet en
de gemachtigde der Regeering om de uit-
voercertificaten voor den gecontingen-
teerden uitvoer van zuivelproducten af te
geven.
In 1933 kwam aan dit alles een einde,
toen hij het besluit nam om van de vele
functies, die hij bekleedde, er niet minder
dan 24 neer te leggen. Zijn eigenlijke
functie, n.l. die van president-directeur
van Centraal Beheer- eischte in verband
met de tijdsomstandigheden meer van
hem, en zijn gezin, dat onder al deze
openbare plichten ongetwijfeld aan hem
was té kort gekomen, deed zijn recht
matige eischen gelden. Toch bleef hij nog
eenige belangrijke functies vervullen. Aan
één daarvan dient te worden genoemd het
voorzitterschap van het Centraal Insti
tuut ter bevordering van het normale han
delsverkeer met het buitenland. Het Cen
traal Instituut zorgt voor het contact tus
schen regeering en bedrijfsleven en speelt
dientengevolge een belangrijke rol bij de
handelspolitieke onderhandelingen welke
thans met zooveel landen gevoerd moeten
worden.
In laatstgenoemde functie komt ook het
karakter van al het werk, dat de heer
Posthuma in de laatste 25 jaar gedaan
heeft, op merkwaardige wijze tot uiting:
samenwerking van landbouw en industrie
in de groote lijn en ter ondersteuning van
eikaars belangen. Ligt dit ook niet reeds
in Centraal Beheer opgesloten' Waren de
Centrale Werkgevers—Risico-Bank en de
Centrale Landbouw-Onderlinge niet de be
langrijkste vereenigingen, door wier sa
menwerking men tot de oprichting dezer
verzekeringscoöperatie kwam? Door zijn
heele verdere werk loopt deze groote lijn.
Hij was minister van landbouw, nijverheid
en handel. Nadien werd hij voorzitter van
de Maatschappij van Nijverheid en Han
del en tevens voorzitter van den F.N.Z.
Velen vroegen zich af, hoe deze combinatie
mogelijk was. Industrie en landbouw kon
den toch niet samen gaan. Posthuma zag
het anders, hij zag de lijn beter en grooter.
Door van beide groepen de leider te zijn,
kon hij verhelderend en voorlichtend op
treden, hetgeen niet anders dan in het
belang van beide kon zijn. Zoowel land
bouw als Industrie zijn aan den heer Post
huma grooten dank verschuldigd voor de
breede wijze, waarop hij deze beide groe
pen heeft geleid en tot elkaar gebracht.