ZOMERTIJD J. A. DIEBEN Als jong meisje reeds charmant! PALMOLIVE ONDERNEMERSRAAD VOOR NEDERLANDSCH-INDIË ~.de 2Mp dwfeugd 75«te Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Donderdag 3 Mei 1934 Derde Blad No. 22735 Jaarrede van den heer Weiter HAM MET ASPERGES Burgerlijke Stand v. Leiden Chaotische overgang tot een nieuwe periode in de economie? Er heeft ook in Indië een wederzijd- sche toenadering plaats gevonden, geba seerd op het inzicht, dat ln het wezen der zaak het bedrijfsbelang een onderdeel is van het algemeen belang en dat dus principieele tegenstelhngen niet aanwezig kunnen zijn. Spr. ziet in dit opzicht een merkwaardige parallel met de verhouding tusschen werkgevers en werknemers. Ook deze zijn door den gemeenschappelijken nood overal ter wereld nader tot elkaar gekomen, met het gevolg, dat het waan denkbeeld van den klassenstrijd, dat de verhouding tusschen werkgevers en werk nemers reeds te lang vergiftigde, alom aan het vervagen is. Thans moet in de eerste plaats ernstig worden gewaakt tegen verdere belemme ringen van het bedrijfsleven, wijl dit zóó breekbaar is dat het uiterst voorzichtig moet worden behandeld. Inzake de financiën van Indië moet wor den opgemerkt, dat een sluitend budget nog niet is bereikt. Men zal dus nog ver der moeten gaan bezuinigen, maar ook daaraan is ten slotte een grens, welke wordt bepaald door het feit, dat Indië Nederlandsch-Indië is. Dit impliceert, dat ons Bestuur daar blijvend moet voldoen aan zekere normen van doelmatigheid, beneden welke het niet kan dalen, omdat dan de ratio van ons gezag zou worden aangetast. Maar ook al komt door een verbetering van de conjunctuur in de eerstvolgende jaren het evenwicht in het Indische bud get tot stand, dan is het duidelijk, dat daarmede nog slechts de eerste stap tot oplossing van het probleem der Indische financiën is gedaan. Daarnaast ziet spr. nog twee belangrijke punten, welke het innerlijk evenwicht van de Indische finan- cieele structuur verstoren, t. w. de zware lasten voor rente en aflossing van de schuld en de overmatige druk der belas tingen. Tusschen beide bestaat eenrecht- streeksch verband. De op Indië rustende schuldenlast staat buiten verhouding tot de intrensieke draagkracht des Lands, zooals die in en door de crisis is geworden. Rente en af lossing eischten in 1933 een bedrag van 85 millioen gulden, de rechtstreeks uit de begrooting betaalde pensioenen 57 mil lioen gulden, bij een totaal aan zuivere ontvangsten van 242 millioen gulden. Ook al wordt deze verhouding tengevolge van conversie en een gewijzigde financiering van den pensioenslast wat gunstiger, een onevenredig groot deel van de inkomsten wordt door deze lasten geabsorbeerd, en eventueel ruimer vloeiende middelen zul len voor afzienbaren tijd door den fiscus voor deze doeleinden worden weggezogen. Hier treedt het verband naar voren tusschen de Indische schuld en den be lastingdruk, want het is duidelijk, dat een toekomstbeeld als zooeven aangeduid geen aannemelijk perspectief kan zijn voor een land als Indië, dat voor zijn herstel en zijn ontwikkeling dringend kapitaal be hoevend en dat zelf niet bezittend, het van elders moet aantrekken door gunstige voorwaarden te bieden voor deelneming aan de ontginning van zijn natuurlijke rijkdommen. Beziet men het vraagstuk der Indische financiën ln dit licht, dan dringt zich als vanzelf de noodzakelijkheid op het te brengen uit de engere Indische sfeer in de wijdere sfeer van het algemeen belang van het Koninkrijk. Het is een nationaal be lang van de eerste orde, dat de Indische financiën weer op een zoodanige basis komen te berusten, dat het economisch herstel en de verdere ontwikkeling er niet door wordt belemmerd. De heer Ch. J. I. M. Weiter. Sdemniddag vond in het Hotel Witte K te 's-Gravenhage de jaarlijksche al- ccne ledenvergadering van den Onder- ersraad voor Nederlandsch-Indië :ts. De datum van deze vergadering valt ien met het 12'/i-Jarlg bestaan dezer inisatie. Hadat het jaarverslag over het 12de ver ingsjaar door de vergadering was rigekeurd, hield de voorzitter, de heer J I. M. Weiter, de gebruikelijke jaar- e, waaruit wij het volgende aantee- nen: In verband met het jubileum van den dememersraad ging de voorzitter aller- ■st terug tot den tijd van de oprichting n den Raad, herinnerde aan de verschil de besprekingen, welke daaraan waren rafgegaan en noemde de namen van ea, die tot de oprichting hadden mede werkt en waarvan spr. tot zijn genoegen - nog eenigen ter vergadering aan zag. Vervolgens gaf spr. zeer in het een overzicht van het terrein, waar- r de werkzaamheden van den Raad in de afgeloopen jaren en meer in bijzonder onder het voorzitterschap wijlen prof. mr. H. W. F. Treub, had- uitgestrekt en noemde als zoodanig het bijzonder het Indische belasting- Isel, de kwestie van de poenale sanctie, .'wettelijke regeling van het arbeidscon- cht, de winstaandeelkassen, de Kamers n Landbouw, het goederengeld, de reor- anisatie der bergcultures. Spr. meent dat het Indische bedrijfs- «en met gerechte voldoening zijn kope- en bruiloft met den Ondernemersraad berdenken. Vervolgens komende tot zijn eigenlijke iirrede, zeide spr. dat er in de na-oor- isjaren van '25 en '26 niets was, dat er P wees, dat een zóó geweldige inzinking sedert 1929 heeft plaats gehad, nabij is. Men kon en behoorde te rekenen met en downs, maar redelijkerwijs kan iemand worden verweten, dat hij de éhacle der laatste jaren niet heeft vooruit ezien. Het bedrijfsleven in Nederlandsch-Indië as op hechte grondslagen gevestigd. Er was geen reden om te vreezen voor lijvende overproductie, wijl immers de ;dische producten bijna zonder uitzonde- "8 de goedkoopste waren en andere dus "teler moesten wegvallen dan de onze en «t scheen volstrekt ondenkbaar, dat men «grenzen zou sluiten voor deze producten n detrimente van de eigen consumenten a in strijd met gezonde begrippen van caliteit. Het ongelooflijke is nochtans gebeurd; me consequente politiek van de open deur door het buitenland ten aanzien van "schillende onzer Indische producten 'intwoord met het opwerpen van tarief- men en zelfs het zooveel mogelijk weren arvan, en, door den nood gedwongen, wen ook wij den Koninklijken weg der ndeur-politiek verlaten en ons. begeven de zijpaden en sloppen der contingen- óngen en invoerverboden, paden waar leder weet, dat zij bij het huidig eco- isch stelsel moeten doodloopen, Ve algemeenheid van dit verschijnsel ■t intusschen, naar het spr. voorkomt, Kdachte oproepen of men niet te sim- tisch handelt door het te beschouwen een verdwazing waarvan de wereld on- '•'wijfeld zal terugkomen. Er is ruimte JM de opvatting dat het den eenigszins otischen overgang vormt tot een Jeuwe periode in de economie, waarbij de 1«, maar ongeordende productie, langs «8en, die wij nu nog niet kunnen bevroe dt wordt omgezet in een productie, op "Ser ordening door organen, welke een meer nationale gemeenschappen verte- jiwoordigen, invloed wordt uitgeoefend. komt, dat de mededinging van =1 Oosten op industrieel gebied reeds 1 geleid, en dat in de toekomst nog t?a' doen, tot verschuivingen in het «wicht op economisch gebied, waar- jfnover men hulpeloos staat met de toe- at)3 van wat tot dusver gold als een Sn?e?e ec°domie. «ton t 4 lliervan melding gemaakt om Eo«io wÜzen. dat naar zijn meening de M»L?ude van vrije productie en vrij "keer niet zal terugkeeren. T heeïwV6™01? va" zÜn rede noemt de Eit.- ^wr als een van de merkwaardigste ö«tiii2 Van den nieuwen tijd de toena- cojjt?; Welke men overal ter wereld kan tabetoyj1] tusschen de Regeeringen en Wat den druk der belastingen betreft wees spr. er op. dat de N.V.'s in totaal on geveer 30 °/o van haar winst moeten op brengen aan vennootschapsbelasting, ver ponding en dividend- en tantièmebelasting ongerekend nog allerlei andere heffingen van algemeen en plaatselijken aard. als statistiekrecht. goederengeld, couponbelas ting, automobiel- en wegenbelasting, straatgelden enz. Hlebij komen dan nog de verplichtingen en lasten, welke allerlei so ciale maatregelen op de bedrijven leggen, alsmede de 9 ton 's jaars, die de Indische ondernemingen tot dusver bijdroegen aan de leniging van den nood der werkloozen, Spr. meende dat men niet. ver van de waar heid is. als men zegt, dat het bedrijfsleven in Indië ongeveer drie maal zoo zwaar be last is als dat in Nederland. Het is wel duidelijk, dat hierdoor het herstel van het bedrijfsleven in de eerste plaats, maar ook de investeering van nieuw kapitaal in hooge mate wordt belemmerd. Toch is zoo wel het een als het ander hoog noodig; immers, indien de crisis ons één groote les heeft geleerd, dan is het wel deze. dat Indië's welvaart staat en valt met de groote op export gerichte bedrijven. Met de verlagingen van de belastingen over de geheele linie zijn dan ook zeer groote belangen van Moederland en Indië beide gemoeid. Gedachtig aan het woord, dat ..de cost voor de baet uitgaet". zou het spr. raadzaam voorkomen om aan com missie van deskundigen en belanghebben den op te dragen op korten termijn voor stellen voor te bereiden voor de verlaging van de belastingen. Spr. komt dan tot het vraagstuk der dubbele belasting. Ondernemingen, die in Nederland en in Indië haar arbeidsveld hebben, hebben te doen zoowel met den Indischen fiscus als met den Nederland- schen, die zich VTijwel niets van elkaar aantrekken, evenmin als de beroepsinstan ties, in Indië de Raad van Beroep, in Nederland de Hooge Raad De dupe is steeds de betrokken belastingplichtige die in vele gevallen zoowel in Nederland als in Indië moet betalen. Het gaat. hier om mil- lioenen welke dubbel en dus ln elk geval te veel zijn betaald. Ongeveer een jaar geleden heeft de re geering een commissie ingesteld om haar van voorlichting te dienen. Deze commissie heeft thans één proef- geval onder handen, maar er zijn tientallen gevallen, die alle van elkaar afwijken Het is duidelijk, dat op deze wijze geen oplos sing voor het ernstig euvel der dubbele be lasting kon worden gevonden. Het Ugt dan ook in sprekers voornemen het daarheen te lelden, dat een andere oplossing, welke thans in voorbereiding is, aan het oordeel der regeering wordt onderworpen. Komende tot een bespreking van den huldigen toestand van het Indische be drijfsleven noemde spr. eenige cijfers, waaruit blijkt, dat zoowel de uitvoer als de invoer in 1933 tot ongeveer 1/3 van de waarde, welke deze in 1928 hadden, waren teruggeloopen. Het indexcijfer van aan- deelen in Nederlandsch-Indische onder nemingen is in vergelijking met 1928 tot op ongeveer 1/4 gedaald. Dat het Indische bedrijfsleven een zoo geweldigen schok, als welken deze cijfers weergeven, nog zoo goed heeft weerstaan, is in de eerste plaats te danken aan het feit, dat men in Indië zich veel eerder en sneller dan b.v. in Nederland heeft aan gepast aan de gewijzigde omstandigheden. In den tijd, dat men hier te lande nog heftig streed om loonsverlagingen van 4 tot 5°/ci waren loonsverlagingen tot het vijfvoudige in Indië reeds aan de orde van den dag. In tegenstelling met Nederland vertoonen de kosten van het levensonder houd in Indië een sterk dalenden tendenz. Die kosten, voor 1913 op 100 gesteld, waren in 1928 voor een Europeesch gezin 167 en voor een Inlandsch gezin 148, in begin 1934 resp. 99 en 56. Het Indische bedrijfsleven heeft het aanpassingsproces tot stand gebracht ge heel uit eigen kracht, zonder hulp van wien ook, als men de cement- en biercon- tmgenteeringen uitsluit. De tin-, thee-, kina- en rubberrestrictie mogen hier dankbaar worden gememoreerd, maar ook zij zijn ontsproten aan het initiatief der belanghebbenden en kosten het land niets. Spr. wilde niet nalaten, in verband hiermede melding te maken van de groote medewerking, welke het bedrijfsleven bij zijn streven naar aanpassing in verreweg de meeste gevallen heeft ondervonden van de Europeesche en Inlandsche werknemers die, begrijpend de moeilijkheden, welke hun werkgevers ondervonden, loonsverla gingen en versoberingen hebben aanvaard waarbij die welke hier te lande zijn be reikt, schril afsteken. De tweede oorzaak van het standhou den van het bedrijfsleven in den cycloon van de crisis, is, volgens spr. gelegen in de soliede financieele basis, waarop verre weg de meeste bedrijven berusten. Spr. vroeg zich af of niet het tijdstip is gekomen, waarop een contactcommissie op algemeene basis, waarin dus zoowel het Nederlandsche als het Indische bedrijfs leven vertegenwoordigd is, goede diensten kan bewijzen aan de regeering, die z.i. steeds meer gedwongen zal worden een werkelijk imperiale handelspolitiek te vol gen. Moederland en Indië moeten zich in den economischen strijd nauw aan elkaar aansluiten. Wat de toekomst van Indië betreft, merkte spr. op dat er voor de groote meer derheid der ondernemingen een zekere stabilisatie is ingetreden, welke het uit gangspunt kan vormen voor een herstel, indien de omstandigheden zich eeniger- mate ten gunste keeren. Het eenmaal trotsche gebouw van het Indische bedrijfsleven is in den storm ge scheurd en gehavend, maar het staat overeind. En het zal overeind blijven. Want wat teloor moge zijn gegaan, be staan is gebleven de taaie vasthoudend heid, het voornaamste kenmerk van ons ras, welke in het verleden een zoo groot- schen bouw stichtte en die hij ons allen leeft in de onuitgesproken gedachte: Wij zullen het tóch houden. RECLAME- 4fS Gebraden Banketbam (met been) Gebraden Ham Rauwe Ardenner Ham Rauwe Westphaalsche Ham Gekookte Beenham (met de hand gesneden) Gekookte Geldersche Ham. NOORDEINDE 29 TELEFOON 947 GEBOREN. Johanna, d. van A. Filippo en M. Ouds hoorn Cornelia Jacoba, d. van J. I. Erades en M. de Boer Bertus Leonar- dus, z. van L. C. S. v. d. Willik en M. v. d. IJssel Joop, z. van H. de Cler en S. C. v. Weeren Neeltje Jacoba, d. van H. v. Groningen en E. Kolijn Susanna Elisa beth Maria, d. van J. J. J. v. Giezen en P. M. C. v. Fessum. ONDERTROUWD. G. Spruit jm. 22 j. en J. Sari jd. 19 j. A. M. v .Zandwijk jm. 21 j. en M. H. v. Dinten jd. 22 j. GEHUWD. A. Arbouw jm. en D. C. Kok jd. H. Lennhoff jm .en M. Bander jd. J. E. Roggeveen jm. en G. J. P. v. d. Broek jd. P. Masurel jm. en I. v. Riet jd. D. v. Beek jm en C. Vermond jd. RECLAME. 7040 En als zij verstandig is, zal zij diezelfde charme bezitten wanneer zij tot vrouw is opgegroeid. Het is slechts noodig. dat zij haar frissche, aantrekkelijke teint behoudt door regelmatige verzorging met een ver zachtende zeep. Hiervoor is Palmolive, de zeep der Jeugd, bij uitnemendheid geschikt. De groote hoe veelheden olijf- en palmoliën, die in elk stuk Palmolive verwerkt worden, zijn van on schatbare waarde als natuurlijke schoon heidsmiddelen. Masseer dus eiken dag, 's-morgens en 's-avonds, gelaat en hals twee minuten met het fluweelzachte, overvloedige schuim van onze zeep en warm water. Daarna af spoelen eerst met warm, dan met koud water. Deze eenvoudige methode houdt Uw teint jeugdig en frisch! cent. JUBILEUM DR. F. E. POSTHUMA. 36 JAAR BIJ CENTRAAL BEHEER. Hij wordt 60 jaar op 20 Mei. Naar wij vernemen hoopt de oud-minis ter van Landbouw, Handel en Nijverheid die zich dezer dagen ter bijwoning van een Congres te Rome bevindt 20 Mei a.s. zijn zestigsten verjaardag te herden ken. De jubilaris zal dien dag te Ruurloo vertoeven. Waar het 1 Mei 25 jaar geleden was, dat dr. Posthuma, president-directeur van Centraal Beheer, aan deze organisatie verbonden werd, zal in verband met het verblijf van dr. Posthuma buitens lands dit jubileum herdacht worden op Zaterdag 12 Mei a.s. ten hoofdkantore van Centraal Beheer te Amsterdam. Folkert Evert Posthuma werd den 20en Mei 1874 te Leeuwarden geboren, als zoon van den aldaar zeer bekenden expediteur Posthuma. Hij bezocht van 1887 tot 1890 de Rijks-Hoogere-Burgerschool te Leeu warden en van 1890 tot 1893 de aldeeling B van de toenmalige Rijkslandbouwschool te Wageningen. In 1893 verwierf hij het diploma van Landbouwkundige en in 1896 de acte van bekwaamheid voor Middel baar Onderwijs voor het geven van on derwijs in landbouwkunde. Daarna be zocht hij gedurende 1897 tot 1898 de col- OVERLEDEN. P. W. Hartwljk d. 23 mnd. J. M. v. Rijn d. 13 mnd. J. Plug z. 28 j. B. V. d. Brink—Schledon vr. 55 j. Dr. Posthuma. leges aan het „Landwirtschaftliche Insti- tut" der universiteit te Halle a. d. Saaie. In 1898 werd hij benoemd tot secretaris van den Bond van Coöperatieve Zuivel fabrieken in de provincie Friesland en in 1899 tot zuivelconsulent in de provincie Drenthe, welke betrekking hij tot 1905 waarnam.. In 1900 was hij bij de oprich ting van den Algemeenen Nederlandschen Zuiveibond (F.N.Z.) benoemd tot secreta ris, welke betrekking hij bekleedde tot 1909. Van 1909 tot 1914 was hij directeur van de Coöperatieve Vereeniging „Cen traal Beheer" te Amsterdam, waarbij in dien tijd waren aangesloten de Centrale Werkgevers-Risico-bank. de Centrale Landbouw-Onderlinge, de Tuinbouw-On- derlinge en de Vereeniging Wet-Risico. Ten tijde van den wereldoorlog was hij van 19 November 1914 tot 9 September 1918 Minister van Landbouw. Nijverheid en Handel Hoewel zijn beleid tot veel cri- tiek aanleiding heeft gegeven, kan niet ontkend worden, dat hij in buitengewoon moeilijke omstandigheden vele en gewich tige diensten aan den lande bewezen heeft. Na zijn aftreden hervatte dr. Pos thuma zijn werkzaamheden als directeur van de Coöperatieve Vereeniging „Cen traal Beheer" en werd aangewezen als president-directeur dier organisatie. Den 16en December 1918 werd hem door den senaat der Landbouwhoogeschool te Wa geningen het eere-doctoraat verleend. In 1919 werd hij benoemd tot voorzitter van de Maatschappij voor Nijverheid en Handel welke functie hij 8 jaar heeft waargenomen. Op 6 Sept. '21 volgde de heer Posthuma den heer Everwijn als voorzitter van den Nijverheidsraad op. Hij bleef deze functie vervullen tot 1933. toen hij voor vele open bare functies bedankte. Op 15 Januari '21 kwam hij weer terug in den Algemeenen Nederlandschen Zuiveibond. De vereeni ging, die hij eerst als secretaris gediend had en waarvan hij daarna bestuurslid was geweest (19091914), deed opnieuw een beroep op hem, nu om de leiding als voor zitter op zich te nemen. Ook deze functie vervulde hij tot midden 1933. Evenals in den Algemeenen Nederlandschen Zuivei bond volgde hij den heer baron Collot d'Escury na diens overlijden op als voorzitter van het Nationaal Comité, van den Internationalen Zuiveibond, hetgeen hem als onder-voorzitter van den Inter nationalen Zuiveibond de gelegenheid ver schafte zijn talenten op internationaal gebied te ontplooien. Zoo bezocht hij na 1924 alle internationale zuivelcongressen als gedelegeerde der Regeering en op al deze Congressen was Posthuma een per soonlijkheid. waarnaar geluisterd werd. In den Internationalen Zuiveibond heeft hij als onder-voorzitter een belangrijk deel van de leiding. Dit kwam vooral tot uiting op het in 1931 te Kopenhagen gehouden congres, waar hem en daarmede Neder land openlijk hulde werd gebracht. De Regeering deed ook overigens vaak een beroep op zijn diensten bij internationale conferenties. Hij was verder geruimen tijd voorz. van de Federatie van Nederlandsche Kamers van Koophandel in het buitenland. In 1927 werd hij door de regeering aange zocht, de leiding op zich te nemen van een commissie, die een onderzoek had in, te stellen naar de meest gewenschte orga nisatie van den economischen voorlich tingsdienst. Hoewel men het door deze commissie ontworpen plan niet heeft aan vaard, heeft men er in de later uitge voerde meer ambtelijke regeling, toch vele onderdeelen van overgenomen. Toen in het eind van 1931 de crisis in het veehouders- bedrijf zich begon af te teekenen en ver schillende importlanden onzer zuivelpro ducten contingenteeringen van den invoer begonnen toe te passen, werd onder zijn voorzitterschap een samenwerking tus schen de drie zuivelorganisaties in Ne derland tot stand gebracht. Het Crisis- Zuivel-Bureau werd opgericht en de heer Posthuma werd er voorzitter van. Tevens werd hij voorzitter der verschillende com missies voor den uitvoer van zuivelpro ducten ingevolge de Crisis-uitvoerwet en de gemachtigde der Regeering om de uit- voercertificaten voor den gecontingen- teerden uitvoer van zuivelproducten af te geven. In 1933 kwam aan dit alles een einde, toen hij het besluit nam om van de vele functies, die hij bekleedde, er niet minder dan 24 neer te leggen. Zijn eigenlijke functie, n.l. die van president-directeur van Centraal Beheer- eischte in verband met de tijdsomstandigheden meer van hem, en zijn gezin, dat onder al deze openbare plichten ongetwijfeld aan hem was té kort gekomen, deed zijn recht matige eischen gelden. Toch bleef hij nog eenige belangrijke functies vervullen. Aan één daarvan dient te worden genoemd het voorzitterschap van het Centraal Insti tuut ter bevordering van het normale han delsverkeer met het buitenland. Het Cen traal Instituut zorgt voor het contact tus schen regeering en bedrijfsleven en speelt dientengevolge een belangrijke rol bij de handelspolitieke onderhandelingen welke thans met zooveel landen gevoerd moeten worden. In laatstgenoemde functie komt ook het karakter van al het werk, dat de heer Posthuma in de laatste 25 jaar gedaan heeft, op merkwaardige wijze tot uiting: samenwerking van landbouw en industrie in de groote lijn en ter ondersteuning van eikaars belangen. Ligt dit ook niet reeds in Centraal Beheer opgesloten' Waren de Centrale Werkgevers—Risico-Bank en de Centrale Landbouw-Onderlinge niet de be langrijkste vereenigingen, door wier sa menwerking men tot de oprichting dezer verzekeringscoöperatie kwam? Door zijn heele verdere werk loopt deze groote lijn. Hij was minister van landbouw, nijverheid en handel. Nadien werd hij voorzitter van de Maatschappij van Nijverheid en Han del en tevens voorzitter van den F.N.Z. Velen vroegen zich af, hoe deze combinatie mogelijk was. Industrie en landbouw kon den toch niet samen gaan. Posthuma zag het anders, hij zag de lijn beter en grooter. Door van beide groepen de leider te zijn, kon hij verhelderend en voorlichtend op treden, hetgeen niet anders dan in het belang van beide kon zijn. Zoowel land bouw als Industrie zijn aan den heer Post huma grooten dank verschuldigd voor de breede wijze, waarop hij deze beide groe pen heeft geleid en tot elkaar gebracht.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1934 | | pagina 9