Het Meifeest der Nazi's - Minister te Emm en
VEILIGE HAVENS
T5ste Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
FEUILLETON.
£W<K4ti yejsoled).
Het Mei-feest der Nazi's in Berlijn.
Volgens de berichten nit Duitschlan'd waren meer dan. een millioen personen aanwezig op het uitgestrekte Tempelhoferveld bij Berlijn waar
Rijkskanselier Hitier de onmetelijke schare toesprak. Driehonderd vijftig luidsprekers zorgden voor verspreiding van zijn stem.
MINISTER MARCHANT ACHTER HET FORNUIS na de
opening der landbouw- en huishoudschool te Emmen.
DE ZEE-LEEUW IN DEN LONDENSCHEN
ZOO poseert voor een jeugdige artiste.
DIAMANTEN ECHTPAAR TE ZUNDERT. Het echtpaar Marijnissen-Haest te Zundert
vierde zijn diamanten huwelijksfeest. Aan de zijde van overgrootvader zitten grootvader, vader
en zoon, aan de zijde van overgrootmoeder, de grootmoeder, moeder en dochter.
door BASIL KING.
(Uit het Engelsch).
611
j Mevrouw Ansley was dapperder. „We
moeten dat maar aanvaarden als een deel
«n hetgeen we aan de goede zaak offer-
oen. We gaven ons dierbaarste bezit, en
otewel ons dat niet ontnomen is, zouden
niet gemord hebben, als dat wel was
gebeurd."
Gebruik makende van deze wending
rin het gesprek, begon hij zijn aanzoek te
ooen. Hij hoopte dat dit de laatste maal
mjn leven zou zijn, dat hij de geschie-
™us van zijn moeder moest vertellen.
!™enals hij die aan Hlldred en aan Henry
"nitelaw had verteld, deed hij dit nu aan
riuiip en Sunshine Ansley. Hij deed het
wet tegenzin, maar beet door den zuren
iWoi heen, omdat hij nu wist, dat ieder-
die recht had die geschiedenis te ken-
5'er nu mee bekend was.
«ij eindigde toen hij gekomen was aan
S ï^iblik, waarop Guy voor het eerst
hem had gesproken. Vanaf dat tijd-
"P, waren zij in de gelegenheid geweest
hjn levensloop te volgen. Zij hadden
'Olfs in zekere mate aan deelgenomen
hu P» voortgeholpen. Daarvoor betuigde
owa'm dank. maar achtte thans het
S* gekomen om, alvorens hun goed-
^heid opnieuw aan te nemen, hen
nauwkeurig op de hoogte te stellen van
zijn leven als kind. Hij had het Hildred
verteld; zij kende zijn levensgeschiedenis
al j aren lang. Voor haar had het geen ver
schil gemaakt, en hij hoopte dat dit door
zijn toekomstige leven bij hen evenmin
het geval zou zijn.
Zij luisterden aandachtig toe en toonden
zich niet geërgerd. Nu en dan, bijvoor
beeld toen hij den diefstal van het boek,
en de arrestatie vertelde; mompelde de
een of de ander; „goeie hemel!" Maar
duidelijk legden zij hun sympathie en
mededeelingen aan den dag. Zij veroor
deelden hem niet, vonden zijn gedrag zelfs
niet laakbaar. Hij was een ongelukkig
kind geweest. Dat was de eenige conclusie,
waartoe zij kwamen.
Nadat hij met zijn verhaal klaar was,
trad er een nog al lang stilzwijgen in.
Ansley zat aan zijn schrijftafel en leunde
achterover in zijn draaistoel. Mevrouw
Ansley stond bij een raam, waar zij. door
naar buiten te kijken, zic-h eenigszins af
zijdig kon houden; haar man moest maar
het eerste woord zeggen.
„Alles hangt er van af, mijn beste jon
gen, of je door Henry Whitelaw als zoon
zult worden erkend."
Wederom een stilte. „Is dit uw laatste
woord, mijnheer Ansley?"
„Ik vrees van wel."
„Is er geen weg te vinden, die er toe
leidt, dat u mij aanneemt om mij zelf?"
Mevrouw eindigde met kijken naar den
leeuw en den eenhoorn van het Old State
House, en draaide zich om „Niemand
wordt aangenomen alleen om hem zelf;
zijn antecedenten kunnen nooit van rijn
persoon worden gescheiden."
Ansley, die zat te spelen met een presse-
papler, dikte, hetgeen zijn vrouw had ge
zegd, nog wat aan. „Zij heeft gelijk. Nie
mand in de wereld is de mensch, zooals hij
zonder meer is. Hij is de mensch die hij is,
plus de omstandigheden, die hein verder
zullen brengen. Wanneer je de zoon bent
van Henry Whitelaw, het kind dat ont
voerd werd, onverschillig in welke armoe
dige omstandigheden het heeft geleefd,
onverschillig of het in misdaad werd opge
voed, dan sta je op een heel andere plaats
in de maatschappij, dan wanneer je de
zoon van die van die vrouw, die ik niet
zal veroordeelen, evenmin als ik het ge
beurde ongedaan kan maken. Dat begrijp
je zelf toch wel, niet waar?"
„Kan ik dan niet rijn wat ik van me
zelf heb gemaakt?"
Je kunt van je zelf niet anders maken
dan wat je van den aanvang af bent ge
weest. Je kunt je zelf wat corrigeeren, wat
wijzigen, maar je heelemaal veranderen,
dat kun je niet."
„Dus, als ik de zoon ben van van
die vrouw, dan moet u niets van me heb
ben. Komt het daarop neer?"
„Wat zouden we anders kunnen doen?"
vroeg mevrouw Ansley. „maar ik weet van
mijnheer Whitelaw zelf, dat
Ansley glimlachte vaderlijk. „Als we het
daarbij eens lieten. Tenslotte is het laatste
woord aan mijnheer Whitelaw."
„Dat ben ik niet met u eens, mijnheer
Ansley. 't Laatste woord is aan mij."
„Jawel, in zeker opzicht. Ze kunnen je
niet dwingen. Maar wanneer zij er genoe
gen mee nemen, dat je
„En als ik daarmee nu eens geen genoe
gen nam?"
„Maar, mijn beste jongen, je zoudt, wat
dat betreft, het hun toch niet lastig willen
maken?"
„Het is geen kwestie van lastig maken;
het gaat om hetgeen ik doen kan."
Verder kwamen ze niet. Het viel hun
moeilijk Tom's afkeer om de vrouw te ver
loochenen, die hij altijd als zijn moeder
had beschouwd, te begrijpen, en het was
Tom even moeilijk hun dat uit te leggen.
Hij kon hun niet aan het verstand bren
gen, dat de vrouw, die in hun oogen eën
gewone wmkeldievegge was, voor hem de
bron was van dierbare en heilige herin
neringen. Haar te beschuldigen van iets,
dat nog veel slechter was dan winkel
dieverij, zou gelijk staan met het altaar,
dat hij zelf had opgebouwd van liefde en
medelijden, te ontheiligen. Maar dat kon
hij niet, onder woorden brengen, en rij
konden het niet vatten. Hij bracht het zöb
goed als hij kon, onder woorden, door, op
staande, te zeggen: „Dus, ik heb te kiezen
tusschen verloochenen van mijn moeder,
en afstand te doen van Hildred."
Ook mijnheer Ansley stond op. „Dit is
niet de juiste manier om de zaak uit te
drukken. Indien zij inderdaad je moeder
is, kan er geen sprake van zijn haar te
verloochenen. Maar dan zou er ook verder
geen sprake kunnen zijn van van Hil
dred. Ik ben er van overtuigd, dat je dat
zelf ook begrijpt."
„Maar aangenomen dat ik het zelf be
greep, zou Hildred er ook zoo overdenken?"
Toen verliet mevrouw Ansley haar raam
en hobbelde een paar pas naar voren:
„Dat moeten we aan je eigen begrip van
eer overlaten. In zeker opzicht rijn we aan
je overgeleverd, zoodat je de macht hebt
ons verdriet te doen."
„Dat, zou ik nooit doen," verzekerde hij
haar dadelijk. „Hildred zou dat ook niet
van mij verlangen. Na alles wat u beiden
voor me hebt gedaan, zou noch rij;
noch ik
„Juist, mijn jongen, heel juist." Ansley
stak hem de hand toe. „We hebben in
jullie beiden vertrouwen. De zaak zelf is,
meen ik, duidelijk genoeg. Als je weer bij
ons terugkomt als Harry Whitelaw. zal je
ons hartelijk welkom zijn. Lukt dat niet,
of wil je niet
Een handbeweging en het ophalen der
schouders verving de rest van den zin,
zoodat Tom niet anders kon doen dan met
een buiging afscheid te nemen.
HOOFDSTUK XLUL
Het vertrouwen van Philip en Sunshire
Ansley was van dien aard, dat zij Hildred
toestonden met Tom een wandeling te
gaan doen voordat hij naar New York
vertrok.
„We zijn niet geëngageerd," bracht Hil
dred hem over als een der voorwaarden,
die haar moeder had gesteld, „en dat kun
nen we niet zijn, voordat bewezen is, dat
je Harry Whitelaw bent. Moeder is van
oordeel, dat je dat wel zult worden. Klaar
blijkelijk wordt zoodoende de zaak terug
gebracht tot de vraag: wil je me hebben
of niet?"
„Neen, dat is het niet. Ik hen dol op je,
meer dan ik je zeggen kan."