De Ontwapeningsconferentie.
TOM DE NEGERJONGEN,
Neem 'n "AKKERTJE"
fcEIDSCH DAGBLAD - Derde Blad
Donderdag 19 Aprfl 1934
STEUN AAN LANDBOUW
EN INDUSTRIE.
RECHTZAKEN.
LAND- EN TUINBOUW.
O
Een nieuwe stap der „Kleinen" Een nieuwe aandrang voor een
conventie, die niet slechts stabiliseering der bewapening der sterk-
bewapende staten, doch een wezenlijke bewapeningsvermindering
althans met betrekking tot de landmacht zal brengen Zulten de
„Kleinen" Engeland van de noodzakelijkheid van grootere
veiligheidswaarborgen overtuigd hebben
memorie van antwoord inzake
i het landbouw crisis-fonds.
Verschenen ls de memorie van antwoord
san de Tweede Kamer over de begrootin
gen 1933 en 1934 van het Landbouwcrisis-
llonds.
De late Indiening der begrootingen ls
veroorzaakt door het feit, dat de instelling
van het Landbouwcrisisfonds het depar
tement voor geheel nieuwe problemen
stelde, waarvan de bestudeering en uitwer
king veel tijd vorderden. Er zal echter
naar gestreefd worden de begrooting voor
1935 tegelijk met de rijksbegrootlng ln te
dienen.
Op twee hoofdbezwaren tegen de land-
bouwcrisispolitiek der regeering gaat de
minister uitvoerig ln, t.w. het verwijt, dat
de consumenten de lasten van deze poli
tiek dragen in den vorm van verhooging
der prijzen van levensmiddelen, en het
verwilt, dat de regeering voor de industrie
In vergelijking met den landbouw te weinig
doet.
Over het eerste punt zegt de minister,
dat men ongetwijfeld bezijden de waarheid
zou zijn, Indien men de lasten, gelegd op
de consumenten, eenvoudig zou willen be
palen uit de heffingen etc. welke momen
teel moeten worden betaald. Een juiste
bepaling van den last, welke op de consu
menten wordt gelegd, zou slechts te berei
ken zijn. indien men daarbij o.a. een ver
gelijking kon maken tusschen de prijzen,
welke de consument momenteel betaalt en
die, welke zouden zijn betaald, indien geen
steunmaatregelen voor den landbouw zou
den zijn getroffen.
Over het onderscheid tusschen de crisis-
litiek met betrekking tot den landbouw
nerzljds en industrie scheepvaart en an
dere takken van bedrijf anderzijds, wordt
eregd. dat dit onderscheid zijn natuur
de verklaring vindt, in het verschil van
nomlsch karakter der genoemde be
stakken, ln de verschillende omstan-
'gheden, waarin zij verkeeren en vooral
de verschillende mogelijkheden van
eeringshulp, welke zich te hunnen op-
'chte openen. Zoo hangt met het ver-
hil in karakter tusschen landbouw en
dustrie samen, dat een prijsdaling, zooals
de wereld thans teistert, eerstgenoemde
„edrijfstafc veel zwaarder treft dan laatst-
enoemden. Het landbouwbedrijf kan zich
eel minder dan het lndustrieele bedrijf
oor interne aanpassing aan de nadeelige
evolgen van een prljsval onttrekken. -
Het ligt dan ook wel eenlgszins voor de
and, dat de regeering evenals in de
eeste landen, den landbouw in de eerste
plaats tracht te steunen door dezen be
drijfstak voor zijn producten een hoogeren
prijs te bezorgen, terwijl zij het voor de
lndustrieele producten vooral in een ver
betering van den afzet zoekt. Dit is dus
veel meer een verschil in mogelijkheden en
ethode dan een verschil in beginsel.
Maar evenmin als de regeering land- en
tuinbouw laat ten onder gaan, zoo min
beeft zij ook andere onmisbare gedeelten
ran ons productie-apparaat aan den on
dergang prijsgegeven.
De werkzaamheid der regeering ten be
hoeve van de nijverheid beperkt zich
geenszins tot contingenteerlng en propa
ganda voor Nederlandsch Fabrikaat. Het
ligt echter in het wezen der zaak, dat de
afzetvermeerdering, welke de industrie be
hoeft, in hoofdzaak slechts langs indirec-
ten weg zal kunnen worden bevorderd,
rijzen kan men desnoods garandeeren,
een verzekerden afzet niet.
Eerste voorwaarde voor industrieel her
stel is verlaging van kosten- en prijspeil
en de regeering is ten volle bereid daartoe
mede te werken. Inderdaad legt de regee
ring daarbij naast versobering op ander
gebied, ook op de noodzakelijkheid van
loonsverlaging den nadruk. Doch zij zal
niet nalaten, te doen wat in haar vermo
gen ligt om het dragen dezer offers zoo
veel mogelijk te verlichten, in de eerste
plaats door maatregelen tot vermindering
der kosten van levensonderhoud.
Dat de landbouwsteun de dalende bewe
ging, welke deze kosten vertoonden, tijde
lijk onderbroken en een geringe stijging
veroorzaakt heeft, is niet te wijten aan een
innerlijke tegenstrijdigheid in het regee-
ringsbeleid, maar aan een noodzakelijke
correctie op de onevenredige daling, waar
aan de prijzen van de inheemsche voe
dingsmiddelen, vergeleken met de prijzen
yan andere goederen (en diensten), welke
ia het budget voorkomen, onderhevig wa
ren. Nu deze correctie is aangebracht, zal
aan een verdere, zooveel mogelijke even
redige daling alle aandacht worden gewijd.
Het vraagstuk van credietverleening aan
de industrie heeft 's ministers aandacht.
De gewestelijke pogingen in die richting
worden door hem met sympathie gevolgd.
Daar ook hij het gevaar voor een zeker
Provincialisme niet denkbeeldig acht, zal
Ui gaarne overwegen of en zoo ja op
welke wijze de regeering voor de noodige
coördinatie zou kunnen zorgdragen.
Het opleggen van een verplichting aan
gesteunde landbouwbedrijven om hun be
hoefte aan gereedschappen en machines
uitsluitend bij de Nederlandsche industrie
te dekken, gaat den minister te ver.
Ook de minister is van meening, dat de
tijd voor de opheffing der steunmaat
regelen nog niet gekomen is. Dit beteekent
echter niet, dat de landbouw blijvend op
den huidlgen steun zou kunnen blijven re
kenen. De tendenz naar een lager levens
niveau zal ook de landbouw moeten volgen.
Dat de landbouw nog steeds een kwijnend
bestaan lijdt kan de minister niet toe
geven Het landbouwbedrijf heeft volgens
de laatste gegevens weer een. zij het krap,
sluitende rekening. Dit kan helaas nog
biet worden gezegd van het tuinbouwbe
drijf. hetgeen voornamelijk te wijten is aan
het feit, dat dit zulk een groote en veels
zins kostbare expansie achter Zich heeft,
"'er klemt de noodzaak van aanpassing
dan ook wel het meest.
uaarvan heeft de minister meer ver
wachting dan van vermeerdering van di
kten steun, waartoe de regeering niet bij
machte is.
Het bezwaar is naar voren gebracht, dat
net aanpassingsproces in den landbouw
hlet snel genoeg voltrekt. Eenerzijds
wordt aanpassing bepleit aan het prijs-
h'eau °P de wereldmarkt, anderzijds
"drot als norm voor steunverleening een
hiTan'Ee s^un genoemd, dat de onmis-
"eprpductiekosten worden vergoed. Deze
conclusies zijn momenteel onvereenigbaar.
ecart tusschen den prijs op de wereld-
DE MUITERIJ AAN BOORD VAN
DE „DE ZEVEN PROVINCIËN".
DE OFFICIEREN
VOOR DEN ZEEKRIJGSRAAD.
SOERABAJA, 18 April (Aneta) Na de
pauze in de zitting van den Zeekrijgs
raad ter behandeling van de zaken der 16
officieren aan boord van de „De Zeven
Provinciën", volgde het verhoor van den
beklaagde den officier van den Marine
Stoomvaartdienst der tweede klasse C. M.
W. van Balkom.
Uit de voorlezing van dit verhoor blijkt
dat beklaagde de tijding omtrent het uit
breken van muiterij ontving toen hij met
de heeren Beets, Pekker en Bos aan het
bridgen was.
Daar elk oogenblik een aanval van de
muiters werd verwacht werd besloten bij
een te blijven, vooral in verband met de
mogelijkheid, dat vanaf den wal hulp zou
worden verleend.
Beklaagde vernam van den officier van
den Marine Stoomvaart-Dienst Beets, die
getracht had de achterplaat te bereiken,
dat het nutteloos was om te trachten door
te dringen tot de machine-kamer in ver
band met de nauwe doorgangen en de af
wezigheid van handgranaten.
Hij kon zich volkomen vereenigen met
het beleid van den luitenant ter zee Van
Boven.
Het verhoor memoreert verder het door
den officier van den Marine Stoomvaart-
Dienst der tweede klasse Smits ontworpen
uitvalsplan, de door den officier van den
Marine Stoomvaart Dienst Beets aan den
dag gelegde vechtlust en de vechtlust van
den luitenant ter zee der derde klasse
Reynierse.
Beklaagde was van oordeel, dat t weder
inkoppelen van de stuur-inrichting niet
vreemd was, daar dit blijkbaar geschiedde
ln ruil voor het loslaten van de van hun
bed gelichte luitenants ter zee der derde
klasse P. Cool en J. G. Stegeman.
Vervolgens wordt een aanvang gemaakt
met de voorlezing van het verhoor van den
beklaagde den officier van gezondheid der
tweede klasse H. C. Bos.
Beklaagde vertoefde drie Jaar in Ned -
Indlë en was eerst zes weken aan boord
van de „De Zeven Provinciën".
Tijdens zijn verhoor heeft hij, tenminste
ln hoofdzaak, het hem ten laste gelegde
ontkend.
Het verhoor memoreert de opgewonden
heid van Boshart, diens getier tegen den
luitenant ter zee der eerste klasse Fels en
tegen den uitleg door den eommandant der
Marine te Soerabaja gegeven aan het tele
gram inzake de korting en diens gezanik
om een injectie, waarop hem een zenuw-
stillend middel werd toegediend.
Beklaagde zal het volkomen nutteloozo
in van het optreden tegen een overmacht.
De conferentie met de muiters leverde de
mededeellng door korporaal Boshart op,
dat de actie niet ging tegen de officieren,
doch dat hij bij het gebruiken van geweld
door de officieren een gevecht op leven en
dood verwachtte, terwijl de zich in het
INSTALLATIE PROV.
LANDBOUWCRISIS-ORGANISATIES.
Op het departement van Economische
Zaken werden gisteren de voorzitters en
secretarissen van de nieuwe provinciale
landbouw-crisisorganjsaties geïnstalleerd.
De installatie geschiedde namens den Mi
nister van Economische Zaken door den
secretaris-generaal, mr. dr. A. A. van
Rhijn.
RECLAME- 9622
uil zoo'n nieuw handig zakdoosje
bij Gevalle kou, Griep, Influenza.
markt en den productieprijs hier te lande
ls voor de meeste gesteunde producten zoo
groot, dat zelfs een benadering van de
vervulling van beide desiderata tegelijker
tijd practisch onmogelijk is.
Ten aanzien van de stijging van de kos
ten van levensonderhoud heeft de minister
vroeger een percentage van 3.2 pCt. ge
noemd. In aanmerking nemende, dat se
dert Oct. 1933. enkele nieuwe maatregelen
noodzakelijk bleken en reeds bestaande
verder hebben doorgewerkt, ls de minister
geneigd het percentage thans wel iets
hooger te schatten.
Overigens werd er in het voorloopig ver
slag terecht op gewezen, dat het hooge
peil, waarop de kosten van levensonder
houd zich in ons land nog bevinden, veel
meer dan in de prijzen der levensmiddelen
in de te geringe daling der overige kosten
zijn voornaamste oorzaak vindt. Met name
geldt dit voor de hooge prijzen in de be
schutte bedrijven en voor de distributie-
kosten.
De minister kan geenszins instemmen
met de gedachte, dat bij de steunverlee
ning aan land- en tuinbouwers rekening
gehouden moet worden met de draag
kracht der gesteunden. Bij het doel, dat bij
de steunmaatregelen wordt beoogd, is geen
plaats voor individueelen steun, doch
slechts voor steun aan de landbouwers in
het algemeen.
De minister kan niet ontkennen, dat in
het algemeen de ioonen der landarbeiders
geenszins hoog zijn. Na lijp beraad heeft
hij besloten een poging te doen om ern
stige onbillijkheden tegen te gaan. Maat
regelen zijn daartoe in voorbereiding,
waarbij aan de gesteunde landbouwbe
drijven de verplichting wordt opgelegd,
om, door den minister nader te bepalen,
voorwaarden betreffende de verhouding
tusschen werkgever en weknemer in acht
te nemen.
Het ligt in de bedoeling van den minis
ter, in het algemeen drie voorwaarden voor
te schrijven en wel:
le. dat door hem aan te wijzen organi
saties van werknemers moeten worden er
kend;
2e. dat gesloten collectieve arbeidsover
eenkomsten getrouwelijk moeten worden
nageleefd;
I 3e. dat arbitrage moet worden aanvaard
lp de nader door hem te bepalen gevallen.
vooruit bevindende loyale elementen zou
den worden afgemaakt.
Beklaagde ging dagelijks naar den zie
kenboeg om de patiënten te behandelen.
Hiertoe vroegen de schildwachten permis
sie aan de leiders der muiters. Aldus ver
vulde beklaagde zijn medische plicht door
het verleenen van deskundige hulp.
De voorlezing levert geen nieuws op be
halve een aanmerking op het verhoor van
korporaal Boshart als zou hij gezegd heb
ben: „Ik ben een man des vredes", het
geen beklaagde onwaarschijnlijk acht,
In hét verhoor van den beklaagde den
luitenant ter zee der derde klasse P. Cool
wordt schuld ontkend.
Beklaagde ging te 9.16 naar kooi, hij
sliep onmiddellijk in en ontwaakte door
het lawaai. Hij zag voor zijn hut Inland-
sche schepelingen met de bajonet op het
geweer. Beklaagde hoorde den ln de boven
kooi slapenden luitenant ter zee der derde
klasse J. G. Stegeman, waarop het gordijn
van de hut werd geopend en beklaagde
werd gedwongen in pyama en op sloffen
naar het vooruit te gaan. Hij maakte uit
de gesprekken op, dat de andere officieren
zich reeds vooruit in gevangenschap be
vonden en dat alles afgeloopen was.
Tallooze gewapende Inlanders keken met
groote oogen naar den passeerenden stoet
gevangenen.
Tijdens zijn opsluiting vernam beklaagde
dat de gevangenen over boord zouden wor
den gezet Indien de officieren zouden
schieten.
Later werd beklaagde vrijgelaten door
den korporaal Boshart na een conferentie
der muiters.
Hij onderwierp zich aan de leiding van
den luitenant ter zee Van Boven.
Het verhoor memoreert verder de angst
van sommigen en de agressieve houding
van andere officieren.
De positie van den heer Van Boven was
moeilijk, omdat b.v. de officier van den
Marine Stoomvaart Dienst der tweede
klasse L. de Wilde, onmiddellijk begon te
mopperen als er over vechten gesproken
werd, zeggend: „Jullie lijken wel kin
deren, je verliest het toch".
-o-
HAAGSCH GERECHTSHOF.
De 19-jarige M. J. V. uit Noordwijker-
hout. appellant van een vonnis van den
politierechter, waarbij hij wegens diefstal
is veroordeeld tot 3 maanden1 gevange
nisstraf, waarvan 2 mnd. voorwaardelijk
met 3 jaar proeftijd, was aanvankelijk tim
merman, doch heeft zooals uit het ver
hoor van verdachte ter zitting van het hof
bleek dit beroep verwisseld voor dat
van mede-vennoot van een particulieren
nachtveiligheidsdienst te Noordwijkerhout.
Er kwamen heel wat zonderlinge dingen
tijdens dit verhoor aan het licht .Ver-
dachte's broer was directeur der onderne
ming; hijzelf trad als bewaker op. Naar
het politierapport vermeldde was de vei
ligheid ter plaatse er allesbehalve op ver
beterd, want vele bewoners, die voorheen
nooit eenigen hinder ondervonden, kwa
men tot de ontdekking, dat des morgens
hun ramen waren opengeschoven, of wel
dat er gaten bij de sloten waren geboord.
Wielrijders of automobilisten, die zonder
licht reden of op andere wijze de veiligheid
in gevaar brachten, hadden zich tegenover
den bewaker van deze veiligheid te ver
antwoorden. V. had ook op zekeren avond
een wielrijder, die zonder licht reed aan
gehouden en toen bleek, dat de overtreder
niemand minder was dan deburge
meester.
Dit alles waren evenwel bijkomende om
standigheden. Hoofdzaak was, dat V. toen
in den avond van 6 November een vracht
auto in een sloot terecht was gekomen en
hij op zich genomen had deze auto te „he-
waken" daaruit een kaas had weggenomen.
Tegen dit alles had verdachte maar wei
nig in te brengen. Hij merkte slechts op,
dat het niet in zijn bedoeling gelegen had
om deze kaas te stelen.
„Wat dan," informeerde de presiden.t
„Om hem op te eten," luidde het ant
woord.
De president zeide te meenen, dat zulks
bezwaarlijk zou gaan zonder eerst de kaas
te hebben.
De advocaat-generaal, die bovenge
noemde feiten nog eens releveerde, zeide,
dat het vonnis van den politierechter niet
ln stand kon blijven, aangezien dit wat liet
voorwaardelijke gedeelte betreft, onjuist
was gewezen. Spr. zeide van meening te
zijn, dat personen als deze verdachte die
nen tot rede te worden gebracht en dat
hun gelegenheid moet worden gegeven om
te overwegen, dat zij eerst zichzelf moeten
herzien, alvorens zij op de gedragingen
van hun medemenschen zouden gaan let
ten. Mitsdien vroeg spr. vernietiging van
het vonnis en veroordeeling van den ver
dachte tot 6 weken onvoorwaardelijke ge-,
vangenisstraf.
Over 14 dagen zal het hof arrest wijzen.
o
ONJUISTE BELASTINGAANGIFTE.
Een conferencier veroordeeld.
De Vijfde Kamer der Ainsterdamsche
Rechtbank heeft den conferencier C. P„
die terecht heeft gestaan wegens onjuiste
belastingaangifte, veroordeeld tot f. 1000
boete su<bs. 100 dagen hechtenis benevens
drie maanden gevangenisstraf voorwaar
delijk met drie jaar proeftijd.
De veroordeelde, die in 1930 als inko
men f. 3900 had opgegeven, hoewel dat
inkomen f. 25.000 had bedragen en
tevens bleek, hetgeen niet ten laste was
gelegd, dat hij het met de aangifte van de
vermogensbelasting ook al weinig nauw
keurig had genomen is in Januari van
dit jaar bij verstek overeenkomstig den
eisch tot drie maanden gevangenisstraf
veroordeeld. Bij de behandeling van het
verzet heeft de officier van Justitie mr.
Overbosch den conferencier gekenmerkt
als „den knuppel ln het hoenderhok".
Want nadat de veroordeeling tot drie
maanden gevangenisstraf in de kranten
was gepubliceerd is er een stroom geko
men van menschen. die, zonder gevaar
voor strafvervolging, vrijwillig hun op
gaven kwamen verbeteren. De officier
achtte toen den afstand tusschen de
straffeloosheid der anderen en de drie
maanden gevangenisstraf, die den confe
rencier waren opgelegd, wel zeer groot en
heeft bekrachtiging geëischt van het von
nis evenwel met andere strafmaat: f. 3000
boete subs. 100 dagen en drie maanden
gevangenisstrai voorwaardelijk.
0
GENÈVE, 16 April 1934.
De „Kleinen" hebben nogmaals een
initiatief op de Ontwapeningsconferentie
genomen. Het zijn ditmaal niet de „Kleine
Aoht", die vooral in den zomer van 1932
eenige malen op verdienstelijke wijze heb
ben samengewerkt, om 'n zoo goed mogelijk
resultaat der Ontwapeningsconferentie te
bereiken. Het zijn ditmaal slechts de
..Kleine Vijf" of de .Kleine Zes", naar ge
lang men onze eigen regeering. die de
Zweedsche verklaring niet heeft mede-
onderteekend. doch toch wél haar prin-
cipieele instemming ermede heeft betuigd,
als deelnemer aan dit initiatief der .Klei
nen" wil beschouwen. De regeering van
Zweden, die de eerste stappen tot deze ge
meenschappelijke verklaring genomen
heeft, heeft terstond van het beginne af
twee der „Kleine Acht", namelijk België
en Tsjechoslowakije, buiten deze beweging
gelaten. Minister Sandler stelde zich op het
standpunt, dat het een verklaring worden
zou van staten, die geheel buiten het ver
drag van Versailles stonden. Hij vreesde,
dat landen als België en Tsjechoslowakije,
te wier opzichte Duitschland bij het ver
drag van Versailles bepaalde ontwapenings-
verpliehtingen heeft op zieh genomen, niet
met gelijke lankmoedigheid over het feit
van de Duitsche herbewapening zouden
kunnen spreken al3 de Scandinavische
staten, Nederland, Spanje en Zwitserland,
die geheel buiten de vredesverdragen staan.
De regeeringen van Zweden en van de
andere kleinere staten, die zich bij dit land
hebben aangesloten, hopen door dit
initiatief de regeeringen der groote mo
gendheden te elfder ure nog ertoe te be
wegen het oorspronkelijke doel der Ont
wapeningsconferentie. het verwezenlijken
van een aanmerkelijke bewapeningsver
mindering, getrouw te blijven, zooals ook
voorzitter Henderson hi zijn openings
woord verleden week in het Bureau nog
maals met allen aandrang heeft bepleit.
Niet stabillseering van de bewapening der
sterkbewapende staten op het tegenwoor
dige peil en daarnaast een herbewapening
van Duitschland en de andere ontwapende
staten worde het resultaat der Ontwape
ningsconferentie, .doch een belangrijke be
wapeningsvermindering althans op het ge
bied der landmacht van de sterkbewapende
staten en een binnen zeer beperkte gren
zen blijvende herbewapening der ontwa
pende staten! Dit is het doel, dat de „Klei
nen" door hun initiatief hopen te bereiken.
Om dit doel van bewapeningsverminde
ring toch nog te kunnen bereiken, bevelen
de „Kleinen" een overeenkomst aan, die
met de verlangens van de verschillende
groote mogendheden rekening houdt, aan
ieder eenigermate voldoening schenkt,
doch ook van ieder de noodige concessie
ln het algemeen belang vraagt. Het com
promis-programma der "Kleinen" is, in het
kort weergegeven, het volgende: 1. Beper
king der te sluiten ontwapeningseonventie
tot bepalingen inzake de vermindering van
het personeel en het materiaal der land
macht en tot een algemeen verbod van
het luchtbombardement; 2, Onmiddellijke
praktische verwezenlijking in bescheiden
mate van het beginsel der rechtsgelijkheid
voor de ontwapende staten; 3. Versterking
der veiligheidswaarborgen, vooral met be
trekking tot de naleving der te sluiten con
ventie; 4. Terugkeer van Duitschland tot
den Volkenbond.
Het plan der .Kleinen" biedt aan Frank-
ijk dus de zoo vurig begeerde versterking
der veiligheidswaarborgen en den als
veillgheldsfactor ook niet te versmaden
terugkeer van Duitschland tot den Vol
kenbond; daartegenover verlangt het van
247. „Nou", zei Pijl, „daar heb je nu die
aap, die de meloenen gooide, en die praten
kon ook. Leelijke ondeugende praataap!"
Hier kreeg Tom weer een oorveeg. „En",
ging Pijl verder, „hij heeft ook nog meer
gedaan. Hij heeft dat ongeluk met het
hok veroorzaakt, kijk maar, hij heeft het
van onze schouders afgetrokken. Ls het
niet, kwajongen?"
O-
Frankrijk de berusting ln een bescheiden
mate van Duitsche herbewapening en
daarnaast een eigen bewapeningsvermin-
dering vooral in den zin van de zooge
naamde kwalitatieve ontwapening met be
trekking tot de zwaarste kanonnen en
tanks, Engeland zou bij de verwezenlijking
van het plan der .Kleinen" de voldoening
krijgen, dat het plan-MacDonald toch nog
grootendeels als grondslag der conventie
zou blijven bestaan en dat dienovereen
komstig de door Engeland en Amerika
steeds zoo krachtig bepleite „kwalitatieve
ontwapening" verkregen zou worden; ook
Duitschland's terugkeer tot den Volkenbond
zou natuurlijk een vervulling van Enge-
land's wenschen zijn; voor dit alles zouden
de Engelschen echter den prijs van nieuwe
veiligheidswaarborgen te betalen hebben.
Wat Duitschland betreft, het plan der
„Kleinen" houdt de toestemming in tot een
bescheiden herbewapening, biedt aan,
Duitschland bovendien het voordeel der
kwalitatieve ontwapening van Frankrijk en
verlangt daartegenover slechts den terug
keer tot den Volkenbond, dien Hitier steeds
in het uitzicht heeft gesteld, wanneer aan
Duitschland de rechtsgelijkheid zou zijn
toegekend niet slechts in theorie, doch ook
ln de praktijk.
Het plan der „Kleinen" ls ongetwijfeld
weder één dier plannen, waarbij ernstig
naar een voor allen aannemelijk vergelijk
is gestreefd en wier aanneming een zegen
voor de menschheid zou zijn geweest. Wij
hebben tijdens de ruim twee jaren Ont
wapeningsconferentie reeds verschillende
dezer plannen gehad: het plan-Tardieu.
het plan-Litvinow, het plan-Hoover, het
plan-Herriot-Paul Boncour, het plan-Mac
Donald, het plan-Hitler, het plan-Roose
velt. Onverschillig welk dezer plannen zou.
ware het verwezenlijkt, voor de mensch
heid ongetwijfeld oneindig zegenvoller ge
weest zijn dan de aanvaarding van het
plan-Mussoiini, waarheen wij thans wel
licht schrijden, indien niet de volslagen
mislukking der Ontwapeningsconferentie
zal moeten worden uitgesproken, wat na
tuurlijk het allerergste zou zijn. Ook het
plan der „Kleinen" zou de menschheid
ten zegen zijn, Indien het werd aan
genomen.
Helaas moet op grond eener meer dan
tweej arige conferentie-ervaring gevreesd
worden, dat ook het plan der .Kleinen"
begraven zal worden bij alle bovengenoem
de (en nog méér) plannen, die niet ver
wezenlijkt konden worden, omdat géén
regeering den moed had den prijs in den
vorm van eigen concessies te betalen voor
de voordeelen, die leder dier plannen toch
aan Iedere regeering bood! Zou het met
het plan der „Kleinen" thans beter gaan?
Sandler, de Zweedsche minister van bul-
tenlandsche zaken, schijnt tot zijn plan
vooral bewogen te zijn door aandrang van
de zijde van eenige Engelschen, die, zoo
als Henderson en Lord Cecil, Inzien, dat
Engeland een hoogen prijs aan veiligheids
waarborgen zal moeten betalen, om van
Frankrijk zoowel eigen bewapeningsver
minderingen als berusting ln de Duitsche
herbewapening te verkrijgen. Deze Engel-
sche richting hoopte op versterking harer
positie in Engeland, indien de ex-onzijdi-
gen een aandrang in dezelfde richting zou
den uitoefenen. Het is begrijpelijk en te
waardeeren. dat de „Kleinen" voor deze
stemmen van bevriende Engelsche zijde
niet doof wilden blijven Doch helaas, of
de Engelsche regeering tot zulke verster
king der veiligheidswaarborgen bereid zal
worden, dat Frankrijk een eigen bewape
ningsvermindering plus een Duitsche her
bewapening zal aanvaarden, blijft mij
zeer twijfelachtig, om het zacht te zeggen!
248. Tom knikte kleintjes, maar de
mannen begrepen er nog niets van. „Kijk,
ga jullie maar eens met mij mee", vroeg
Pijl, „dan zal ik je het wel eens laten zien.
„En zoo liep hij hun vooruit tot ze bij den
boom waren, waaromheen de kromme tak
en dus ook het touw van het hok zat De
verbaasde mannen keken niet vriendelij kei-
naar Tom dan Pijl al gedaan had, dat
kun je begrijpen.
0—1