OUD BAASJE. 75,te Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 14 April 1934 Derde Blad No. 22719 H. Veldhuyzen van Zanten T INGEZONDEN. BINNENLAND. geacht ingezetene van hillegom heengegaan. tiijieu ue neer H. Veldhuizen van Zamcn Te Hillegom ls overleden de heer H. Veldhuyzen van Zanten, in den ouderdom van 69 jaar. De overledene had in de laatste jaren een wankele gezondheid, wat de oorzaak was, dat deze persoonlijkheid van beteekenis zich uit het maatschap pelijke en vereenigingsleven had terug getrokken, na een zeer actief leven. Hendrik Veldhuyzen van Zanten ls 5 October 1864 te Hillegom geboren. Als candidaat van de A.-R. Kiesvereeniging rerd hij gekozen tot lid van den gemeen teraad en op 10 September 1891 als zoo danig geïnstalleerd. Hij bleef zitting hou den tot in September 1923 of 32 jaar ach tereen. Het 25-jarig jubileum als raadslid is niet herdacht, vermoedelijk niet wegens den ernst van den oorlogstijd. Op 10 Januari 1911 werd hij benoemd als opvolger van den heer G. Veldhuyzen van Zanten Sr. Hij bleef wethouder tot zijn aftreden als raadslid in September 1923. Als wethouder heeft de heer Van Z. in deze 12 jaar zeer veel voor de gemeente gedaan, wat o.a. blijkt uit de opsomming van de door hem vervulde functies. Ambtenaar van den Burgerlijken Stand was hij van September 1903 tot 1 Januari 1929, dus meer dan 25 jaar. Het voorzitterschap van de distributie commissie, van 1916 tot 1922, was geen eere-baantje maar een verantwoordelijke en veel omvattende functie, welke hem veel arbeid bezorgde. De nu overledene is zetter geweest van de Rijks directe belastingen. Als voorzitter der commissie ter voorbe reiding van de electrificatie der ge meente, waaruit het electriciteitsbedrijf H.L. S. is ontstaan, en als voorzitter der commissie voor het stichten van een water leiding heeft zijn arbeid de sporen in de gemeente en daarbuiten nagelaten. Jaren lang was wijlen de heer Van Zanten voorzitter der commissie tot wering van schoolverzuim, en ook was hij voor zitter der permanente commissie voor ambtenaren. Als bloembollenhandelaar was hij na tuurlijk lid der afdeeling Hillegom van de Algem. Ver. voor Bloembollencultuur en door zijn persoonlijkheid aangewezen op het voorzitterschap. In 1909 was hij voor zitter der Vollegrondstentoonstelling. die door de afdeeling in den tuin van 't Hof is gehouden. De leiding der afdeelings- vergadering in zijn handen was steeds correct. Het bijzonder onderwijs is door hem be vorderd in het bestuur der Boaz-School. Zijn liefde voor de muziek bleek 't meest door de bespeling van het orgel in de oude Geref. Kerk sinds vele jaren en het eere voorzitterschap der Chr. Gem. Zangver- eeniging „Asaf". Vele jaren was hij voorzitter der Protes- tantsche Ziekenverpleging tot hij om ge zondheidsredenen aftrad. Aan de politieke actie der A.-R. Kiesver eeniging heeft de nu overledene mede zijn krachten gewijd. Eén zittingsperiode was hij lid der Provinciale Staten van Zuid- Holland. De teraardebestelling vindt Maandag a.s. te Hillegom plaats. (Buiten verantwoordelijkheid der Red.) Copie van de al of niet geplaatste stukken wordt niet teruggegeven. DE ONTEIGENING. Geachte Redactie, Op het ingezonden stuk van Mr. Nord Thomson m Uw blad van 12 dezer, moge ik het volgende opmerken. Mr. Nord Thomson geeft mij op bijna alle punten gelijk; slechts op één punt verschillen wij nog, en dit punt is voor mij juist het zwaarste punt; zijn wij het allen met dit eenige punt eens, dan is mijn systeem in kannen en kruiken. In al. 2 zegt Mr. N. Thomson: zou mijn voorstel volgens Art. 43 van de wet op de rechterlijke organisatie de gelegenheid openstellen enz.; indien partijen samen naar hem (Kantonrechter) toekomen om een beslissing te vragen, als „Vrede rechter". Maar in het laatste van zijn betoog zegt Mr. N. Thomson „ik heb mij tot den Kantonrechter gewend met de vraag om medewerking enz." Hier komt de schrijver lijnrecht in strijd met wat hij schrijft in al. 2: ..dat partijen samen naar den Kantonrechter (Vrede rechter) toekomen om zijn beslissing te vragen. Nu weten alle Leidenaars wel dat onze tegenwoordige hooggeachte en algemeen beminde Kantonrechter, zonder meer geen beslissing op het verzoek van Mr. Thom son zal geven; immers, als onze Vroede Vaderen in de a.s. Raadsvergadering daar voor hun toestemming weigeren, kan van samengaan naar den Vrederechter, geen sprake zijn, en zal Mr. Thomsons effect hul zijn. Wij mogen dan ook verwachten dat de Edelachtbare heer Kantonrechter geen beslissing zal geven op de vraag van Mr. Thomson, alvorens de Raad heeft beslist ?m samen naar den Vrederchter te gaan; m welk geval de kans van slager grooter is. ?m samen naar den Vrederechter te gaan m welk geval de kans van slagen frooter is. J. J. DE CLER. «Wen, 12 April ±934. CRITIEK OP HET RAPPORT-IDENBURG. vergadering van de vereeniging ter beoefening van de krijgswetenschap. Gisteravond heeft in het gebouw der Vrijmetselaarsloge te 's Gravenhage de Vereeniging ter beoefening van de Krijgs wetenschap een zeer druk bezochte verga dering gehouden, gewijd aan een bespre king van het rapport-Idenburg. Allereerst sprak de kapitein van den Generalen Staf van het Kon. Ned. Indisch leger A. Struyvenberg. Spr. geloofde niet te veel te zeggen, wanneer hij constateerde, dat de uitvoe ring van de voorstellen der commissie- Idenburg een voor Ned.-Indië hoogst ge vaarlijken toestand in het leven zal roe pen. De vraag rijst bovendien, of, gelet op hetgeen de Indische krijgsgeschiedenis ons leert, ook deze bezuiniging niet zal blijken een zeer kostbaar experiment ge weest te zijn; immers, zoodra bij het uit breken van onlusten wederom een krach tig beroep op het leger moet worden ge daan, zal géén geld te duur zijn om het geen thans wordt afgebroken, in allerijl te herstellen. En indien, zooals bij de zich steeds meer toespitsende conflicten rond den Pacific binnen afzienbaren tijd te verwachten is, Ned.-Indië te kwader uur betrokken zal worden in een buitenland- schen strijd, dan vreest spr., dat de thans in uitzicht gestelde afbraak van het Indi sche leger zal leiden tot het voor ons ver loren gaan van ons schoone Insulinde. De majoor van den Generalen Staf M. W. L. van Alphen, behandelde het rapport met betrekking tot de landmacht. Hij vestigde er de aandacht op, dat België voor 1934 een buitengewoon crediet van 400 millioen francs bestemt voor vestingwerken, vuurwapenen en vliegtui gen, en Zwitserland een crediet van 82 millioen Zwitsersche franken beschikbaar stelt voor de bewapening en uitrusting van het leger. Spr. behandelde eerst het capitulantenstelsel, d. i. een stelsel, waar bij het legerbestuur kader verkrijgt, door dat personeel een vrijwillige verbintenis sluit, zich daartoe aangetrokken gevoe lende door het vooruitzicht, na afloop van het dienstverband een burgerbetrekking te krijgen. Spr. beval het voorstel tot invoering van een capitulantenstelsel warm aan en onderschreef volkomen de slotconclusie der commissie, dat, zelfs afgezien van de te verwachten aanzienlijke bezuinigingen, de voordeelen van dit stelsel zoo groot zijn dat alleen daarom reeds invoering moet worden aanbevolen. Spr. behandelde vervolgens het voorstel der commissie-Idenburg tot opheffing van het vooroefeningsinstituut. Hij merkte op, dat de hier voorgestelde bezuiniging een zeer groote militaire verbetering beteekent en dat het vooroefeningsinstituut de kan ker is, welke aan het leger knaagt. Het geeft ons n.l. onvoldoende geoefende sol daten en onthoudt ons de stof voor de opleiding en de vorming van het kader. De commissie-Idenburg stelt voor, door een commissie nader te doen onderzoeken en uitwerken een nieuw stelsel van vor ming van onze beroepsofficieren, waarbij dezen uitsluitend zullen worden gerecru- teerd uit hen, die reeds tot reserve-offi cier zijn opgeleid aan de scholen voor reserve-officieren. Spr. zou het toejuichen, wanneer het door de commissie-Idenburg voorgestelde stelsel nader in onderzoek zou worden ge nomen door een commissie, die echter niet alleen de opleiding der beroepsofficieren, maar de geheele officiersopleiding in stu die zou moeten nemen en in het bijzonder na zou moeten gaan, of niet reeds in vredestijd grootere centralisatie van de opleiding zou kunnen worden verkregen, een centralisatie, welke in onze oorlogs organisatie reeds wordt aanvaard, in welk geval de Kon. Militaire Academie in her nieuwden vorm zou kunnen worden geroe- j pen haar taak voort te zetten. Vervolgens wijdde spr. beschouwingen aan de voorgestelde reorganisatie der veld artillerie. Spr. bracht ten slotte aan de commis sie-Idenburg nog lof voor de wijze, waar op zij haar moeilijke opdracht, voor wat de landmacht betreft, heeft vervuld. Tenslotte sprak de luitenant ter zee le klas, R. van Tijen, leeraar aan de Marine Krijgsschool. Hij belichtte de gevolgen van het rapport ten opzichte van de marine. De conclusie van zijn betoog was: De door de commissie-Idenburg ontwor pen vloot volgens het volledige plan I vol doet in geenen deele aan den gestelden eisch van bezuiniging. In stede van 13 is slechts 5 millioen gevonden. Toch is die vloot met haar bemanning te zwak voor de op te dragen taak. De in de grondsla gen genoemde toekomstige uitbreiding en reserve is op den duur voor de vloot niet te ontberen. De commissie heeft haar moe ten laten vallen. Wat betreft de samenstelling, opleiding en oefening van het beroepspersoneel, mede door over en weer dienen van het moderne materiaal, wijst de commissie wegen aan, die een belangrijke verbetering brengen ten opzichte van de huidige om standigheden. Afschaffing evenwel van het korps mariniers moet ten sterkste worden ontraden. Een militie van 14 maanden zou in veel opzichten toe te juichen zijn. Een militie van 2>/i jaar is een experiment waar mogelijk veel in zit, dat zeer voorzichtig zal moeten worden beproefd. Het geheele onderzoek der commissie naar mogelijkheden en daardoor het resul taat heeft sterk den invloed ondergaan van den zeer hoogen, te hoogen bezuini- gingseisch, gesteld ten opzichte van een budget, dat in zich zelf al tot een op den duur onhoudbaar minimum was terugge bracht. de ziekte VAN weid. Voorzorgsmaatregelen hebben veel nut gehad, meent de minister. Naar wij vernemen, heeft de Minister van Sociale Zaken, nu het zwemseizoen nadert, de aandacht van de burgemeesters gevestigd op zijn circulaire van 28 Maart 1933 en in het bijzonder op de daarin aan bevolen voorbehoedende maatregelen. Het is den Minister bekend, dat in sommige gemeenten een verordening is vastgesteld betreffende de eischen, die aan een zwem inrichting te stellen zijn en ook over de wijze, waarop toezicht op zweminrichtin gen en zwemgelegenheden gehouden dient te worden. Dit voorbeeld verdient navol ging. In het jaar 1932 zijn er 207 gevallen van ziekte van Weil aangegeven met 18 sterfgevallen. In het jaar 1933 bedroegen die getallen resp. 150 en 11. De vermin dering van het aantal gevallen is op zich zelf niet zeer belangrijk en zou het ver moeden wettigen, dat de maatregelen, ver leden jaar genomen, weinig effect hadden. Intusschen is er een tweetal omstandig heden, die er op wijzen, dat dit vermoeden onjuist is. Ten eerste zal de ziekte, die niet altijd gemakkelijk te herkennen is, nadat de aandacht erop werd gevestigd en niet het minst door het ophoopen van de ziektegevallen in 1932, meer bekend ge worden zijn. althans minder aan de waar neming van den geneesheer ontsnapt, zoo dat aan te nemen is. dat in 1933 minder gevallen onbekend zijn gebleven en daar door zeker de statistiek van 1933 meer volledig is te achten dan die van 't voor afgaande jaar. Ten tweede mag worden ondersteld, dat een ziekte als deze, wan neer er geen maatregelen tegen- zouden zijn genomen, zich juist niet onbelangrijk zou .hebben uitgebreid. De Minister heeft goede gronden om aan te nemen dat de voorgeschreven maat regelen en zij zijn inderdaad op ruime schaal toegepast van groot nut zijn ge weest. Voortzetting acht de Minister wen- schelijk en hij roept de medewerking in, opdat tijdig en wel voordat het zwem seizoen begint, het noodige worde gedaan, teneinde de in elke gemeente bestaande open zweminrichtingen en ook de zwem gelegenheden in de nabijheid, zooveel mo gelijk vrij van ratten te houden. (Msb.) OPLEIDING VAN MILITAIRE VLIEGERS. Overgang van Soesterberg naar de N.L.S.7 Blijkens voorloopige besprekingen tus- schen het departement ven Defensie en de Nationale Luchtvaartschool te Rotterdam wordt overwogen, in hoeverre het raad zaam en uitvoerbaar zou zijn, dat de op leiding voor militaire vliegers in handen zou komen van de instructeurs van de Nl.S. Dit zou een ontlasting en bezuini ging beteekenen voor Soesterberg, waar de militaire vliegers tot nu toe hun opleiding ontvangen. Zijn wij wel ingelicht, dan zal binnen niet al te langen tijd een proef worden genomen met dezen vorm van op leiding op het vliegveld Waalhaven. Het ligt in de bedoeling wanneer dit systeem levensvatbaarheid blijkt te hebben, den jongen vliegers, behalve te Rotterdam, ook op de andere vliegvelden van de N.L.S., b.v. Schiphol, een opleiding te geven. Tel. OPCENTENVERHOOGING IN DEN HAAG. B. en W. van Den Haag stellen aan den gemeenteraad voor het aantal opcenten op de hoofdsom der gemeentefondsbelasting van 45 tot 65 te verhoogen. CRISIS-GARNALENBESLUIT. Dezer dagen zal worden afgekondigd liet Crisis-Garnalenbesluit 1934 I. Dit besluit is geldig voor het tijdvak aanvangende met den dag van het in werkingtreden (de tweede dag na dien der afkondiging), en eindigende 1 Januari 1935. Volgens dit Besluit is het verwerken van garnalen tot gedroogde garnalen slechts toegestaan aan degenen, die als garnalendroogers zijn erkend door een door den Minister van Economische Zaken aan te wijzen crisis-organisatie. Als zoo danig heeft de minister aangewezen de Neöerlandsche Garnalen-Centrale te Apel doorn. De erkende garnalendroogers mogen de te drogen garnalen slechts betrekken uit eigen vangst en van garnalenvisschers, die als zoodanig door de Centrale zijn erkend. Deze erkende garnalendroogers zijn alleen dan gerechtigd garnalen te verwer ken tot gedroogde garnalen, indien zij alle aangeboden natte, zoowel gekookte als on gekookte garnalen afnemen. Voorts zijn de droogers verplicht aan de visschers een door den Minister van Economische Zaken te bepalen prijs te betalen. De droogers zijn gerechtigd de gedroogde garnalen on der door den Minister van Economische Zaken te bepalen voorwaarden en tegen een door hem te bepalen prijs te leveren aan een door den Minister aan te wijzen Crisis-Organisatie. In de Crisis-Garnalen Beschikking 1934 1 wordt voorts bepaald, dat de prijs, welke de droogers aan de visschers moeten be talen voor gekookte garnalen is vastge steld op 2,10 cent per K.G. en voor onge kookte garnalen op 1,75 cent per K.G. Ook is in deze beschikking de prijs vast gesteld, waartegen de droogers gerechtigd zijn de garnalen aan de Centrale te leve ren. Deze prijs bedraagt f.T2,25 per 100 KG., met dien verstande, dat voor gar nalen, die afwijkend van kleur zijn of te veel vergruisd, of bij chemisch onderzoek blijken te bevatten minder dan 52 °/o eiwit, meer dan 6%> vet, meer dan 4% zout of meer dan 12%> vocht of om andere redenen afwijkend van kwaliteit zijn, een korting op den prijs wordt toegepast. BEZUINIGING BIJ DE SPOORWEGEN. De Minister van Waterstaat, ir. Kalft had een brief aan de Directie der Ned. Spoorwegen gezonden, waarin aangegeven werd bij welke groepen van het personeel aanstonds het meest bezuinigd kon wor den. De Personeelraad gaf echter te ken nen dat op deze wijze de Vakvereenigin- gen tot verder overleg niet bereid zouden zijn. In nader overleg met den Personeel raad besloot daarop de Directie een Com missie te benoemen voor verzameling van gegevens dienstig voor eventueele herzie ning der loonregeling op 1 Jan. 1935. Deze commissie, bestaande uit de heeren A. Bodemeijer, ir Brandt, Heysters, ir. Rovers en Arnolds die namens de Directie, en de heeren Moltmaker, Timmermans, Kete laar. Augusteijn en Zwaan die namens den Personeelraad zitting hebben in deze Commissie is intusschen geïnstalleerd en is heden met haar arbeid begonnen De Minister van Waterstaat heeft intusschen beslist dat 1 Januari 1935, het Spoorweg personeel een nieuwe loonregeling en een nieuw Reglement-dienstvoorwaarden krijgt. Alles ademde naar het verleden! De beide oude menschjes; hij vroolijk en voor zijn 74 jaren kras, maar vol liefderijke zorg voor de iets oudere en hoogst hulp behoevende vrouw, die echter haar lijden met geduld draagt, en het niet ter kerke kunnen gaan het zwaarste deel vindt. De oude tafel, waaromheen jaren terug de geheele familie zich schaarde, stille ge tuige toen van vroolijke en ernstige fa- milietafereelen, een steunpunt in de laat ste levensdagen nu. Het oude fornuis, dat in alles aan betere dagen herinnerde en dat nu het al warme lentezonnetje de donkere en rookerige kamer stoofde de toch al bedompte atmosfeer op een tropi sche hitte deed gelijken, waarvan het restje waschgoed, dat aan het lage pla fond hing als een lichtvlek, de profijten trok. De verbleekte familieportretten aan den valen wand, de als klok dienstdoende, gedeukte wekker; kortom elk onderdeel van het hoogst eenvoudige haast ar melijke meubilair van dat scheefgezakte woninkje ergens in Leiderdorp. m Zooals hij daar in het hoekje naast het fornuis zat, met schitterende oogen onder de borstelige wenkbrauwen zijn portret be kijkend. vergelijkend met een enkele jaren terug naar een meer dan vluchtig schetsje gemaakt borstbeeldje, de vette pet scheef op het oude, diep doorgroefde hoofd, waaromheen de enkele weerbarstige, grijze haren een lichtschijn tooverden, paste hij geenszins in deze zich als-maar voort- haastende wereld. Hij was een levend ge worden herinnering aan lang vervlogen tijden: tijden, waarvan Oltmans ons in zijn „Schaapherder" een beeld geeft Maar eenmaal op zijn praatstoel gezeten, werd het baasje een geheel ander type, het tijdsverschil viel weg en zijn oppervlakkig beschouwd de beeldspraak is minder oneerbiedig dan zij op het eerste gezicht lijkt aan een overwinterde bellefleur herinnerend gelaat teekende elk feit scherp af. Hoe gnuifde hij bij de herin nering aan een bijzonder vrcolijk verloo- nen Lissesche kermis, hoe raak teekende hij de toenmalige arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden af, steeds als het eenigs- zins mogelijk was zijn vrouw in het ge sprek betrekkend. Wat leefden beiden op toen de familieportretten van den wand gehaald werden schichtig schoot zijn zakdoek over de lijst als om zich te ver gewissen of er misschien ook stof op lag felle lichtplekken op het eenkleurige behang achterlatend, en, als was er geen vreemde bij bespraken zij de geschiedenis hieraan verbonden. Precies wisten zij nog wat de vrouw den pater aanbood toen zij ondertrouwden en welk deel van het rem- placantengeld besteed werd aan het koo- pen van het eenvoudige huishoudinkje! Herinneringen en nog eens herinneringen, uit de eigen jeugd en uit de jonge jaren van de nu zelf kinderen opvoedende zoons en dochters. Even dreigde het gesprek .te stokken toen me gevraagd werd of ik bij het por tret ook een lijstje kon leveren en niet dan met groote moeite vèrtelde ik haar, dat amateur-fotograaf zijn niets te ma ken heeft met lijstenverkoop en dat het Journalist zijn niet beteekent het opne men van advertenties. Maar een kop koffie met een brok fleurde het gesprek weer op en gaarne beloofde ik haar nog eens langs te komen en dan een „kiek" van haar te nemen. poes, het vierde levende wezen in dez^fcitzonderlijke om geving, die tot nu toSfckker naast het smoorheete fornuis ham^ïlggen soezen, schrok bij deze belofte op en trok zich loom, maar lenig, terug In de als een af grond gapende bedstee. Als ik tusschen de beide in hun levens avond staande, zoo verschillende, maar tóch een eenheid vormende, ondanks alles hoogst tevreden menschjes heen keek, lokte buiten de frissche lente als een schrille, neen pijnlijke tegenstelling. Bin nen de oudheid, buiten te beginnen met den reeds dikke bloemknoppen vor menden vruchtboom en daarachter de heerlijk groene weide met zijn speenkruid, zeldzaam geurend in den lentezon het jonge leven alom. Ikzelf op een stoel met biezen en gekocht bij den huwelijksuitzet, dus meer dan 40 jaren oud. als schakel tusschen de beide uitersten. Toen ik ten slotte opstond en afscheid nam na een dubbeltje voor een „segaar" van de hand gewezen te hebben wuifden de brave oudjes me nog langen tijd na. BOND VAN VEILINGPERSONEEL. De Bond van veilingspersoneel hield in een der zalen van Hotel Noord-Brabant te Utrecht z'n jaarvergadering. Voor deze vergadering waren ook de veilingleiders uitgenoodigd aangezien de heer Toma, de chef van den Accountantsdienst van het Centraal Bureau van de veilingen in Ne derland en ook belast met uitvoering van het samenstellen van bepalingen en voor schriften betreffende de tuinbouw-steun- wet, een lezing zou houden over de moei lijkheden in de administratie en de uit werking in verband met de verschillende crisismaatregelen. De heer A. Sluy voor zitter opende de vergadering en heette allen welkom inzonderheid den heer Toma Het jaarverslag van den secretaris, den heer A. Hogeweg te Rotterdam vermeldde een toenemend ledental, thans 184. Vol gens het verslag van den penningmees ter was er 'n saldo van f. 81.69. Verzocht werd de volle medewerking inzake de waardeeringslijst van koopers. Een nieuwe lijst zal weer worden samengesteld. Deze lijst bewijst aan de veilingen goede dien sten. De heer Poelman van Beverwijk wenschte niet als bestuurslid herkozen te worden. Het bestuur had een voordracht van twee personen, n.l. de heeren Duve- kot te Goes en J. Huisen te Harlingen. Gekozen werd de heer Duvekot. Ook de voorzitter de heer Sluy werd herkozen. Vervolgens hield de heer Toma zijn lezing over bovengenoemd onderwerp en tevens over de omzetbelasting, welke belasting voor fruitveilingen nogal moeilijkheden en werk geeft. Uitvoerig zette spr. uiteen wat noodig is voor een goede administratie en vlugge afwerking, ook van de steunuit- keeringen te verkrijgen. Een uitvoerige bespreking volgde hieruit en tientallen vragen werden gesteld die zoo goed mo gelijk door den heer Toma werden be antwoord. Ook bij deze besprekingen kwa men de moeilijkheden, voortvloeiend uit de omzetbelastingwet naar voren en bleek dat de uitspraken van de inspecteurs der Accijnzen, nogal verschilden. Getracht zal worden door bemiddeling van het Cen traal Bureau eenheid in alles te krijgen. Van deze besprekingen werd ook nogal gebruik gemaakt door de aanwezige vei lingleiders. Na rondvraag sluiting dezer vergadering. o HERZIENING DER STEUNREGELING. Gistermiddag had de minister van So ciale Zaken op zijn departement een be spreking met de wethouders van Sociaie Zaken en Financiën van de gemeenten Amsterdam, Den Haag. Rotterdam en Utrecht over het vraagstuk van herziening van de steunregeling in verband met den financieelen toestand van Rijk en Ge meenten. De besprekingen droegen wederzijds een informatorisch karakter en zullen in een volgende vergadering worden voortgezet CONTACT COMMISSIE HUIDEN-, LEER- EN SCHOENEN-CENTRALE. Op verzoek van den Minister van Econo mische Zaken heeft prof. H. A. Kaag te Tilburg, zich bereid verklaard tijdelijk op te treden als contact-commissaris voor de Centrale Vereeniging ter behartiging van de belangen van huiden leder, schoenen en aanverwante branches. De Regeering. die steeds met belangstel ling den arbeid van de Centrale heeft ge volgd heeft nu door de benoeming van een contact-commissaris blijk gegeven een nauw contact met de Centrale te willen onderhouden. VERSPREIDE BERICHTEN. De burgemeester van Amsterdam is van zijn buitenlandsch verlof teruggekeerd en heeft gisteren zijn ambtsbezigheden hervat

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1934 | | pagina 9