OUD BAASJE.
75,te Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 14 April 1934
Derde Blad
No. 22719
H. Veldhuyzen van Zanten T
INGEZONDEN.
BINNENLAND.
geacht ingezetene van hillegom
heengegaan.
tiijieu ue neer H. Veldhuizen van Zamcn
Te Hillegom ls overleden de heer H.
Veldhuyzen van Zanten, in den ouderdom
van 69 jaar. De overledene had in de
laatste jaren een wankele gezondheid, wat
de oorzaak was, dat deze persoonlijkheid
van beteekenis zich uit het maatschap
pelijke en vereenigingsleven had terug
getrokken, na een zeer actief leven.
Hendrik Veldhuyzen van Zanten ls 5
October 1864 te Hillegom geboren. Als
candidaat van de A.-R. Kiesvereeniging
rerd hij gekozen tot lid van den gemeen
teraad en op 10 September 1891 als zoo
danig geïnstalleerd. Hij bleef zitting hou
den tot in September 1923 of 32 jaar ach
tereen. Het 25-jarig jubileum als raadslid
is niet herdacht, vermoedelijk niet wegens
den ernst van den oorlogstijd.
Op 10 Januari 1911 werd hij benoemd
als opvolger van den heer G. Veldhuyzen
van Zanten Sr. Hij bleef wethouder tot
zijn aftreden als raadslid in September
1923. Als wethouder heeft de heer Van Z.
in deze 12 jaar zeer veel voor de gemeente
gedaan, wat o.a. blijkt uit de opsomming
van de door hem vervulde functies.
Ambtenaar van den Burgerlijken Stand
was hij van September 1903 tot 1 Januari
1929, dus meer dan 25 jaar.
Het voorzitterschap van de distributie
commissie, van 1916 tot 1922, was geen
eere-baantje maar een verantwoordelijke
en veel omvattende functie, welke hem
veel arbeid bezorgde.
De nu overledene is zetter geweest van
de Rijks directe belastingen.
Als voorzitter der commissie ter voorbe
reiding van de electrificatie der ge
meente, waaruit het electriciteitsbedrijf
H.L. S. is ontstaan, en als voorzitter der
commissie voor het stichten van een water
leiding heeft zijn arbeid de sporen in de
gemeente en daarbuiten nagelaten.
Jaren lang was wijlen de heer Van
Zanten voorzitter der commissie tot wering
van schoolverzuim, en ook was hij voor
zitter der permanente commissie voor
ambtenaren.
Als bloembollenhandelaar was hij na
tuurlijk lid der afdeeling Hillegom van de
Algem. Ver. voor Bloembollencultuur en
door zijn persoonlijkheid aangewezen op
het voorzitterschap. In 1909 was hij voor
zitter der Vollegrondstentoonstelling. die
door de afdeeling in den tuin van 't Hof
is gehouden. De leiding der afdeelings-
vergadering in zijn handen was steeds
correct.
Het bijzonder onderwijs is door hem be
vorderd in het bestuur der Boaz-School.
Zijn liefde voor de muziek bleek 't meest
door de bespeling van het orgel in de oude
Geref. Kerk sinds vele jaren en het eere
voorzitterschap der Chr. Gem. Zangver-
eeniging „Asaf".
Vele jaren was hij voorzitter der Protes-
tantsche Ziekenverpleging tot hij om ge
zondheidsredenen aftrad.
Aan de politieke actie der A.-R. Kiesver
eeniging heeft de nu overledene mede zijn
krachten gewijd. Eén zittingsperiode was
hij lid der Provinciale Staten van Zuid-
Holland.
De teraardebestelling vindt Maandag a.s.
te Hillegom plaats.
(Buiten verantwoordelijkheid der Red.)
Copie van de al of niet geplaatste
stukken wordt niet teruggegeven.
DE ONTEIGENING.
Geachte Redactie,
Op het ingezonden stuk van Mr. Nord
Thomson m Uw blad van 12 dezer, moge
ik het volgende opmerken.
Mr. Nord Thomson geeft mij op bijna
alle punten gelijk; slechts op één punt
verschillen wij nog, en dit punt is voor
mij juist het zwaarste punt; zijn wij het
allen met dit eenige punt eens, dan is
mijn systeem in kannen en kruiken.
In al. 2 zegt Mr. N. Thomson: zou mijn
voorstel volgens Art. 43 van de wet op de
rechterlijke organisatie de gelegenheid
openstellen enz.; indien partijen samen
naar hem (Kantonrechter) toekomen om
een beslissing te vragen, als „Vrede
rechter".
Maar in het laatste van zijn betoog
zegt Mr. N. Thomson „ik heb mij tot den
Kantonrechter gewend met de vraag om
medewerking enz."
Hier komt de schrijver lijnrecht in strijd
met wat hij schrijft in al. 2: ..dat partijen
samen naar den Kantonrechter (Vrede
rechter) toekomen om zijn beslissing te
vragen.
Nu weten alle Leidenaars wel dat onze
tegenwoordige hooggeachte en algemeen
beminde Kantonrechter, zonder meer geen
beslissing op het verzoek van Mr. Thom
son zal geven; immers, als onze Vroede
Vaderen in de a.s. Raadsvergadering daar
voor hun toestemming weigeren, kan van
samengaan naar den Vrederechter, geen
sprake zijn, en zal Mr. Thomsons effect
hul zijn.
Wij mogen dan ook verwachten dat de
Edelachtbare heer Kantonrechter geen
beslissing zal geven op de vraag van Mr.
Thomson, alvorens de Raad heeft beslist
?m samen naar den Vrederchter te gaan;
m welk geval de kans van slager grooter is.
?m samen naar den Vrederechter te gaan
m welk geval de kans van slagen
frooter is. J. J. DE CLER.
«Wen, 12 April ±934.
CRITIEK OP HET
RAPPORT-IDENBURG.
vergadering van de vereeniging
ter beoefening van de
krijgswetenschap.
Gisteravond heeft in het gebouw der
Vrijmetselaarsloge te 's Gravenhage de
Vereeniging ter beoefening van de Krijgs
wetenschap een zeer druk bezochte verga
dering gehouden, gewijd aan een bespre
king van het rapport-Idenburg.
Allereerst sprak de kapitein van den
Generalen Staf van het Kon. Ned. Indisch
leger A. Struyvenberg.
Spr. geloofde niet te veel te zeggen,
wanneer hij constateerde, dat de uitvoe
ring van de voorstellen der commissie-
Idenburg een voor Ned.-Indië hoogst ge
vaarlijken toestand in het leven zal roe
pen. De vraag rijst bovendien, of, gelet
op hetgeen de Indische krijgsgeschiedenis
ons leert, ook deze bezuiniging niet zal
blijken een zeer kostbaar experiment ge
weest te zijn; immers, zoodra bij het uit
breken van onlusten wederom een krach
tig beroep op het leger moet worden ge
daan, zal géén geld te duur zijn om het
geen thans wordt afgebroken, in allerijl
te herstellen. En indien, zooals bij de zich
steeds meer toespitsende conflicten rond
den Pacific binnen afzienbaren tijd te
verwachten is, Ned.-Indië te kwader uur
betrokken zal worden in een buitenland-
schen strijd, dan vreest spr., dat de thans
in uitzicht gestelde afbraak van het Indi
sche leger zal leiden tot het voor ons ver
loren gaan van ons schoone Insulinde.
De majoor van den Generalen Staf M.
W. L. van Alphen, behandelde het rapport
met betrekking tot de landmacht.
Hij vestigde er de aandacht op, dat
België voor 1934 een buitengewoon crediet
van 400 millioen francs bestemt voor
vestingwerken, vuurwapenen en vliegtui
gen, en Zwitserland een crediet van 82
millioen Zwitsersche franken beschikbaar
stelt voor de bewapening en uitrusting
van het leger. Spr. behandelde eerst het
capitulantenstelsel, d. i. een stelsel, waar
bij het legerbestuur kader verkrijgt, door
dat personeel een vrijwillige verbintenis
sluit, zich daartoe aangetrokken gevoe
lende door het vooruitzicht, na afloop van
het dienstverband een burgerbetrekking te
krijgen.
Spr. beval het voorstel tot invoering
van een capitulantenstelsel warm aan en
onderschreef volkomen de slotconclusie
der commissie, dat, zelfs afgezien van de
te verwachten aanzienlijke bezuinigingen,
de voordeelen van dit stelsel zoo groot zijn
dat alleen daarom reeds invoering moet
worden aanbevolen.
Spr. behandelde vervolgens het voorstel
der commissie-Idenburg tot opheffing van
het vooroefeningsinstituut. Hij merkte op,
dat de hier voorgestelde bezuiniging een
zeer groote militaire verbetering beteekent
en dat het vooroefeningsinstituut de kan
ker is, welke aan het leger knaagt. Het
geeft ons n.l. onvoldoende geoefende sol
daten en onthoudt ons de stof voor de
opleiding en de vorming van het kader.
De commissie-Idenburg stelt voor, door
een commissie nader te doen onderzoeken
en uitwerken een nieuw stelsel van vor
ming van onze beroepsofficieren, waarbij
dezen uitsluitend zullen worden gerecru-
teerd uit hen, die reeds tot reserve-offi
cier zijn opgeleid aan de scholen voor
reserve-officieren.
Spr. zou het toejuichen, wanneer het
door de commissie-Idenburg voorgestelde
stelsel nader in onderzoek zou worden ge
nomen door een commissie, die echter niet
alleen de opleiding der beroepsofficieren,
maar de geheele officiersopleiding in stu
die zou moeten nemen en in het bijzonder
na zou moeten gaan, of niet reeds in
vredestijd grootere centralisatie van de
opleiding zou kunnen worden verkregen,
een centralisatie, welke in onze oorlogs
organisatie reeds wordt aanvaard, in welk
geval de Kon. Militaire Academie in her
nieuwden vorm zou kunnen worden geroe- j
pen haar taak voort te zetten.
Vervolgens wijdde spr. beschouwingen
aan de voorgestelde reorganisatie der veld
artillerie.
Spr. bracht ten slotte aan de commis
sie-Idenburg nog lof voor de wijze, waar
op zij haar moeilijke opdracht, voor wat
de landmacht betreft, heeft vervuld.
Tenslotte sprak de luitenant ter zee le
klas, R. van Tijen, leeraar aan de Marine
Krijgsschool. Hij belichtte de gevolgen van
het rapport ten opzichte van de marine.
De conclusie van zijn betoog was:
De door de commissie-Idenburg ontwor
pen vloot volgens het volledige plan I vol
doet in geenen deele aan den gestelden
eisch van bezuiniging. In stede van 13 is
slechts 5 millioen gevonden. Toch is die
vloot met haar bemanning te zwak voor
de op te dragen taak. De in de grondsla
gen genoemde toekomstige uitbreiding en
reserve is op den duur voor de vloot niet
te ontberen. De commissie heeft haar moe
ten laten vallen.
Wat betreft de samenstelling, opleiding
en oefening van het beroepspersoneel,
mede door over en weer dienen van het
moderne materiaal, wijst de commissie
wegen aan, die een belangrijke verbetering
brengen ten opzichte van de huidige om
standigheden. Afschaffing evenwel van
het korps mariniers moet ten sterkste
worden ontraden. Een militie van 14
maanden zou in veel opzichten toe te
juichen zijn. Een militie van 2>/i jaar is
een experiment waar mogelijk veel in zit,
dat zeer voorzichtig zal moeten worden
beproefd.
Het geheele onderzoek der commissie
naar mogelijkheden en daardoor het resul
taat heeft sterk den invloed ondergaan
van den zeer hoogen, te hoogen bezuini-
gingseisch, gesteld ten opzichte van een
budget, dat in zich zelf al tot een op den
duur onhoudbaar minimum was terugge
bracht.
de ziekte VAN weid.
Voorzorgsmaatregelen hebben veel nut
gehad, meent de minister.
Naar wij vernemen, heeft de Minister
van Sociale Zaken, nu het zwemseizoen
nadert, de aandacht van de burgemeesters
gevestigd op zijn circulaire van 28 Maart
1933 en in het bijzonder op de daarin aan
bevolen voorbehoedende maatregelen. Het
is den Minister bekend, dat in sommige
gemeenten een verordening is vastgesteld
betreffende de eischen, die aan een zwem
inrichting te stellen zijn en ook over de
wijze, waarop toezicht op zweminrichtin
gen en zwemgelegenheden gehouden dient
te worden. Dit voorbeeld verdient navol
ging. In het jaar 1932 zijn er 207 gevallen
van ziekte van Weil aangegeven met 18
sterfgevallen. In het jaar 1933 bedroegen
die getallen resp. 150 en 11. De vermin
dering van het aantal gevallen is op zich
zelf niet zeer belangrijk en zou het ver
moeden wettigen, dat de maatregelen, ver
leden jaar genomen, weinig effect hadden.
Intusschen is er een tweetal omstandig
heden, die er op wijzen, dat dit vermoeden
onjuist is. Ten eerste zal de ziekte, die
niet altijd gemakkelijk te herkennen is,
nadat de aandacht erop werd gevestigd en
niet het minst door het ophoopen van de
ziektegevallen in 1932, meer bekend ge
worden zijn. althans minder aan de waar
neming van den geneesheer ontsnapt, zoo
dat aan te nemen is. dat in 1933 minder
gevallen onbekend zijn gebleven en daar
door zeker de statistiek van 1933 meer
volledig is te achten dan die van 't voor
afgaande jaar. Ten tweede mag worden
ondersteld, dat een ziekte als deze, wan
neer er geen maatregelen tegen- zouden
zijn genomen, zich juist niet onbelangrijk
zou .hebben uitgebreid.
De Minister heeft goede gronden om aan
te nemen dat de voorgeschreven maat
regelen en zij zijn inderdaad op ruime
schaal toegepast van groot nut zijn ge
weest. Voortzetting acht de Minister wen-
schelijk en hij roept de medewerking in,
opdat tijdig en wel voordat het zwem
seizoen begint, het noodige worde gedaan,
teneinde de in elke gemeente bestaande
open zweminrichtingen en ook de zwem
gelegenheden in de nabijheid, zooveel mo
gelijk vrij van ratten te houden. (Msb.)
OPLEIDING VAN MILITAIRE VLIEGERS.
Overgang van Soesterberg naar de N.L.S.7
Blijkens voorloopige besprekingen tus-
schen het departement ven Defensie en de
Nationale Luchtvaartschool te Rotterdam
wordt overwogen, in hoeverre het raad
zaam en uitvoerbaar zou zijn, dat de op
leiding voor militaire vliegers in handen
zou komen van de instructeurs van de
Nl.S. Dit zou een ontlasting en bezuini
ging beteekenen voor Soesterberg, waar de
militaire vliegers tot nu toe hun opleiding
ontvangen. Zijn wij wel ingelicht, dan zal
binnen niet al te langen tijd een proef
worden genomen met dezen vorm van op
leiding op het vliegveld Waalhaven. Het
ligt in de bedoeling wanneer dit systeem
levensvatbaarheid blijkt te hebben, den
jongen vliegers, behalve te Rotterdam, ook
op de andere vliegvelden van de N.L.S.,
b.v. Schiphol, een opleiding te geven.
Tel.
OPCENTENVERHOOGING IN DEN HAAG.
B. en W. van Den Haag stellen aan den
gemeenteraad voor het aantal opcenten op
de hoofdsom der gemeentefondsbelasting
van 45 tot 65 te verhoogen.
CRISIS-GARNALENBESLUIT.
Dezer dagen zal worden afgekondigd liet
Crisis-Garnalenbesluit 1934 I.
Dit besluit is geldig voor het tijdvak
aanvangende met den dag van het in
werkingtreden (de tweede dag na dien
der afkondiging), en eindigende 1 Januari
1935. Volgens dit Besluit is het verwerken
van garnalen tot gedroogde garnalen
slechts toegestaan aan degenen, die als
garnalendroogers zijn erkend door een
door den Minister van Economische Zaken
aan te wijzen crisis-organisatie. Als zoo
danig heeft de minister aangewezen de
Neöerlandsche Garnalen-Centrale te Apel
doorn.
De erkende garnalendroogers mogen de
te drogen garnalen slechts betrekken uit
eigen vangst en van garnalenvisschers, die
als zoodanig door de Centrale zijn erkend.
Deze erkende garnalendroogers zijn
alleen dan gerechtigd garnalen te verwer
ken tot gedroogde garnalen, indien zij alle
aangeboden natte, zoowel gekookte als on
gekookte garnalen afnemen. Voorts zijn
de droogers verplicht aan de visschers een
door den Minister van Economische Zaken
te bepalen prijs te betalen. De droogers
zijn gerechtigd de gedroogde garnalen on
der door den Minister van Economische
Zaken te bepalen voorwaarden en tegen
een door hem te bepalen prijs te leveren
aan een door den Minister aan te wijzen
Crisis-Organisatie.
In de Crisis-Garnalen Beschikking 1934 1
wordt voorts bepaald, dat de prijs, welke
de droogers aan de visschers moeten be
talen voor gekookte garnalen is vastge
steld op 2,10 cent per K.G. en voor onge
kookte garnalen op 1,75 cent per K.G.
Ook is in deze beschikking de prijs vast
gesteld, waartegen de droogers gerechtigd
zijn de garnalen aan de Centrale te leve
ren. Deze prijs bedraagt f.T2,25 per 100
KG., met dien verstande, dat voor gar
nalen, die afwijkend van kleur zijn of te
veel vergruisd, of bij chemisch onderzoek
blijken te bevatten minder dan 52 °/o eiwit,
meer dan 6%> vet, meer dan 4% zout of
meer dan 12%> vocht of om andere redenen
afwijkend van kwaliteit zijn, een korting
op den prijs wordt toegepast.
BEZUINIGING BIJ DE SPOORWEGEN.
De Minister van Waterstaat, ir. Kalft
had een brief aan de Directie der Ned.
Spoorwegen gezonden, waarin aangegeven
werd bij welke groepen van het personeel
aanstonds het meest bezuinigd kon wor
den. De Personeelraad gaf echter te ken
nen dat op deze wijze de Vakvereenigin-
gen tot verder overleg niet bereid zouden
zijn. In nader overleg met den Personeel
raad besloot daarop de Directie een Com
missie te benoemen voor verzameling van
gegevens dienstig voor eventueele herzie
ning der loonregeling op 1 Jan. 1935. Deze
commissie, bestaande uit de heeren A.
Bodemeijer, ir Brandt, Heysters, ir. Rovers
en Arnolds die namens de Directie, en de
heeren Moltmaker, Timmermans, Kete
laar. Augusteijn en Zwaan die namens
den Personeelraad zitting hebben in deze
Commissie is intusschen geïnstalleerd en
is heden met haar arbeid begonnen De
Minister van Waterstaat heeft intusschen
beslist dat 1 Januari 1935, het Spoorweg
personeel een nieuwe loonregeling en
een nieuw Reglement-dienstvoorwaarden
krijgt.
Alles ademde naar het verleden! De
beide oude menschjes; hij vroolijk en voor
zijn 74 jaren kras, maar vol liefderijke
zorg voor de iets oudere en hoogst hulp
behoevende vrouw, die echter haar lijden
met geduld draagt, en het niet ter kerke
kunnen gaan het zwaarste deel vindt. De
oude tafel, waaromheen jaren terug de
geheele familie zich schaarde, stille ge
tuige toen van vroolijke en ernstige fa-
milietafereelen, een steunpunt in de laat
ste levensdagen nu. Het oude fornuis, dat
in alles aan betere dagen herinnerde en
dat nu het al warme lentezonnetje de
donkere en rookerige kamer stoofde de
toch al bedompte atmosfeer op een tropi
sche hitte deed gelijken, waarvan het
restje waschgoed, dat aan het lage pla
fond hing als een lichtvlek, de profijten
trok. De verbleekte familieportretten aan
den valen wand, de als klok dienstdoende,
gedeukte wekker; kortom elk onderdeel
van het hoogst eenvoudige haast ar
melijke meubilair van dat scheefgezakte
woninkje ergens in Leiderdorp.
m
Zooals hij daar in het hoekje naast het
fornuis zat, met schitterende oogen onder
de borstelige wenkbrauwen zijn portret be
kijkend. vergelijkend met een enkele jaren
terug naar een meer dan vluchtig schetsje
gemaakt borstbeeldje, de vette pet scheef
op het oude, diep doorgroefde hoofd,
waaromheen de enkele weerbarstige, grijze
haren een lichtschijn tooverden, paste hij
geenszins in deze zich als-maar voort-
haastende wereld. Hij was een levend ge
worden herinnering aan lang vervlogen
tijden: tijden, waarvan Oltmans ons in
zijn „Schaapherder" een beeld geeft Maar
eenmaal op zijn praatstoel gezeten, werd
het baasje een geheel ander type, het
tijdsverschil viel weg en zijn oppervlakkig
beschouwd de beeldspraak is minder
oneerbiedig dan zij op het eerste gezicht
lijkt aan een overwinterde bellefleur
herinnerend gelaat teekende elk feit
scherp af. Hoe gnuifde hij bij de herin
nering aan een bijzonder vrcolijk verloo-
nen Lissesche kermis, hoe raak teekende
hij de toenmalige arbeidsvoorwaarden en
-omstandigheden af, steeds als het eenigs-
zins mogelijk was zijn vrouw in het ge
sprek betrekkend. Wat leefden beiden op
toen de familieportretten van den wand
gehaald werden schichtig schoot zijn
zakdoek over de lijst als om zich te ver
gewissen of er misschien ook stof op lag
felle lichtplekken op het eenkleurige
behang achterlatend, en, als was er geen
vreemde bij bespraken zij de geschiedenis
hieraan verbonden. Precies wisten zij nog
wat de vrouw den pater aanbood toen zij
ondertrouwden en welk deel van het rem-
placantengeld besteed werd aan het koo-
pen van het eenvoudige huishoudinkje!
Herinneringen en nog eens herinneringen,
uit de eigen jeugd en uit de jonge jaren
van de nu zelf kinderen opvoedende zoons
en dochters.
Even dreigde het gesprek .te stokken
toen me gevraagd werd of ik bij het por
tret ook een lijstje kon leveren en niet
dan met groote moeite vèrtelde ik haar,
dat amateur-fotograaf zijn niets te ma
ken heeft met lijstenverkoop en dat het
Journalist zijn niet beteekent het opne
men van advertenties. Maar een kop
koffie met een brok fleurde het gesprek
weer op en gaarne beloofde ik haar nog
eens langs te komen en dan een „kiek"
van haar te nemen. poes, het vierde
levende wezen in dez^fcitzonderlijke om
geving, die tot nu toSfckker naast het
smoorheete fornuis ham^ïlggen soezen,
schrok bij deze belofte op en trok zich
loom, maar lenig, terug In de als een af
grond gapende bedstee.
Als ik tusschen de beide in hun levens
avond staande, zoo verschillende, maar
tóch een eenheid vormende, ondanks alles
hoogst tevreden menschjes heen keek,
lokte buiten de frissche lente als een
schrille, neen pijnlijke tegenstelling. Bin
nen de oudheid, buiten te beginnen
met den reeds dikke bloemknoppen vor
menden vruchtboom en daarachter de
heerlijk groene weide met zijn speenkruid,
zeldzaam geurend in den lentezon het
jonge leven alom. Ikzelf op een stoel met
biezen en gekocht bij den huwelijksuitzet,
dus meer dan 40 jaren oud. als schakel
tusschen de beide uitersten. Toen ik ten
slotte opstond en afscheid nam na een
dubbeltje voor een „segaar" van de hand
gewezen te hebben wuifden de brave
oudjes me nog langen tijd na.
BOND VAN VEILINGPERSONEEL.
De Bond van veilingspersoneel hield in
een der zalen van Hotel Noord-Brabant
te Utrecht z'n jaarvergadering. Voor deze
vergadering waren ook de veilingleiders
uitgenoodigd aangezien de heer Toma, de
chef van den Accountantsdienst van het
Centraal Bureau van de veilingen in Ne
derland en ook belast met uitvoering van
het samenstellen van bepalingen en voor
schriften betreffende de tuinbouw-steun-
wet, een lezing zou houden over de moei
lijkheden in de administratie en de uit
werking in verband met de verschillende
crisismaatregelen. De heer A. Sluy voor
zitter opende de vergadering en heette
allen welkom inzonderheid den heer Toma
Het jaarverslag van den secretaris, den
heer A. Hogeweg te Rotterdam vermeldde
een toenemend ledental, thans 184. Vol
gens het verslag van den penningmees
ter was er 'n saldo van f. 81.69. Verzocht
werd de volle medewerking inzake de
waardeeringslijst van koopers. Een nieuwe
lijst zal weer worden samengesteld. Deze
lijst bewijst aan de veilingen goede dien
sten. De heer Poelman van Beverwijk
wenschte niet als bestuurslid herkozen te
worden. Het bestuur had een voordracht
van twee personen, n.l. de heeren Duve-
kot te Goes en J. Huisen te Harlingen.
Gekozen werd de heer Duvekot. Ook de
voorzitter de heer Sluy werd herkozen.
Vervolgens hield de heer Toma zijn lezing
over bovengenoemd onderwerp en tevens
over de omzetbelasting, welke belasting
voor fruitveilingen nogal moeilijkheden en
werk geeft. Uitvoerig zette spr. uiteen wat
noodig is voor een goede administratie en
vlugge afwerking, ook van de steunuit-
keeringen te verkrijgen. Een uitvoerige
bespreking volgde hieruit en tientallen
vragen werden gesteld die zoo goed mo
gelijk door den heer Toma werden be
antwoord. Ook bij deze besprekingen kwa
men de moeilijkheden, voortvloeiend uit
de omzetbelastingwet naar voren en bleek
dat de uitspraken van de inspecteurs der
Accijnzen, nogal verschilden. Getracht zal
worden door bemiddeling van het Cen
traal Bureau eenheid in alles te krijgen.
Van deze besprekingen werd ook nogal
gebruik gemaakt door de aanwezige vei
lingleiders. Na rondvraag sluiting dezer
vergadering.
o
HERZIENING DER STEUNREGELING.
Gistermiddag had de minister van So
ciale Zaken op zijn departement een be
spreking met de wethouders van Sociaie
Zaken en Financiën van de gemeenten
Amsterdam, Den Haag. Rotterdam en
Utrecht over het vraagstuk van herziening
van de steunregeling in verband met den
financieelen toestand van Rijk en Ge
meenten.
De besprekingen droegen wederzijds een
informatorisch karakter en zullen in een
volgende vergadering worden voortgezet
CONTACT COMMISSIE HUIDEN-, LEER-
EN SCHOENEN-CENTRALE.
Op verzoek van den Minister van Econo
mische Zaken heeft prof. H. A. Kaag te
Tilburg, zich bereid verklaard tijdelijk op
te treden als contact-commissaris voor de
Centrale Vereeniging ter behartiging van
de belangen van huiden leder, schoenen
en aanverwante branches.
De Regeering. die steeds met belangstel
ling den arbeid van de Centrale heeft ge
volgd heeft nu door de benoeming van een
contact-commissaris blijk gegeven een
nauw contact met de Centrale te willen
onderhouden.
VERSPREIDE BERICHTEN.
De burgemeester van Amsterdam is van
zijn buitenlandsch verlof teruggekeerd en
heeft gisteren zijn ambtsbezigheden hervat