Bestrijding heide-kever - De jonge acht van Njord in training
VEILIGE HAVENS
75sle Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad
FEUILLETON.
DE STU D E NTENR OEI V ER EENI GIN G „NJORD"' ALHIER in training voor de a.s. Varsity op
het Noordzeekanaal. De jonge acht a-an 't oefenen.
1 1 111,1 1 ,l_* 11 i»'!»'! «H«II«II«II«II «i 'i «i^ «i^ <i^ n ii^n^n ^II ^II ii ^II n^u^n^ii^o *.<1 II n H^H^«I^I»^I»-.«I^ n^n 11 11 11
HET 031 SLAAN VAN DE „KRAKATAU". De behandeling
voor het Hoog Militair Gerechtshof in den Haag. De kapitein ter
zee J. v. Reede, tegen wien vrijspraak is geëischt, verlaat met
zijn verdediger het gebouw.
jMj-j ll
r - ■-
TER BESTRIJDING VAN DEN HEI DEK EVER die
de groote heidevlakten van het Gooische Natuurreser
vaat bij Laren aangetast heeft, is men er toe overgegaan
deze heide te verbranden.
GAAT v. (1. MEULEN MET ONS ELFTAL NAAR BL8TE VAN WIJLEN 31 GR. DR. NOLENS welke OP EEN KRIB GEVAREN. In het Hollandsch Diep bij Willemsdorp is door den hevigen wind
ROME? Deze vraag wordt door velen gesteld.
Zoo men weet heeft v. d. Heulen zich uit 'de voet- bondag *n het perceel Prinsegracht 36 in de residentie een Belgische aak op een krib geloopen. Eenige sleepbooten trachten het schip uit zijn netelige
balwereld teruggetrokken nu hij zjch als kinderarts onthuld zal worden. positie te bevrijden
gevestigd heeft. J
door BASIL KING
(Uit het Engelsch).
75)
.,Het tweede kind, dat geboren werd, na
dat mij mijn jongen ontstolen was. Eerst
kwam mijnheer Tad, en toen een meisje.
Zij is een kennis van juffrouw Ansley, die
baar vertelde, dat u bij haar ouders kwam
logeeren, en dat u vanmiddag hier zou
zijn. Daarom kwam ik ook en wachtte.
Zelfs al had ik u niet zien binnenrijden
al had ik u in het hartje van Afrika ont-
jnoet, zou lk u hebben herkendMen
heeft u al aangezien voor mijnheer Tad.
Dat weet u, nietwaar?"
„Ja, ik weet, dat we op elkaar lijken."
„Er is meer dan die gelijkenis. Het Is
het is de heele geschiedenis. Mijnheer
whitelaw heeft het 't eerste opgemerkt,
toen hij nu twee jaren geleden u ook hier
ontmoette. Hij was toen ja, vreeselijk
over stuur. Als het niet om mijnheer
Tadjuffrouw Lily was geweest
„En om de moeder!"
„Ja, ik geloof om de moeder ook. Maar
daar gaat het nu niet om. Onverschillig of
ze al of niet op uw terugkeer gesteld zijn,
als u de zoon bent
Hij trachtte heel vriendelijk te spreken.
„Maar u ziet toch zelf wel, dat ik dat niet
han zijn. Ik heb een moeder, van wie ik
niet veel meer herinner, .want ik was
zes of zeven jaar toen ze stierf. Maar er
zijn dingen, die ik me wel duidelijk her
inner: de liefde, die zij me toedroeg, en
dat ik haar liefhad. Als ik dacht, dat wat
u wat u vermoedt, ook maar voor een
deel waar was, dan zou ik haar geen
oogenblik meer kunnen liefhebben."
„Ik zou niet weten waarom niet."
„Omdat ik haar dan van een misdaad
zou moeten beschuldigen. Zoudt u dat
doen uw eigen moeder na haar
dood?"
„Dat zou haar na haar dood niet meer
deeren."
„Neen, haar niet. Maar mij wel."
,,'t Zou u geen schade betrokkenen."
„Ik ben de eenige, die dat kan beoor-
deelen."
De oogen, die zich maar niet van zijn
gezicht schenen te kunnen afwenden,
keken verbitterd.
„Maar ieder ander in uw geval zou wil
len laten bewijzen, dat hij
„De zoon van rijke ouders is. Dat wilde u
immers zeggen? Welnu, ik zou het ook
graag willen laten doen, mitsMaar
wat geeft het of we er over praten. We ko
men toch niets verder. Uw doel is iemand
te vinden, die kan doorgaan als het ver
loren kind. Dat begrijp ik, en ook, dat dat
een groote verlichting van al het leed
Vlug viel zij hem in de rede. „Ja, ja,
maar ik zou hun nooit een bedrieger pro-
beeren op den hals te schuiven, zelfs niet
als me dat uit de hel zou bevrijden. Als ik
niet geloofde
„Maar nu gelooft u niet meer; dat kunt
u niet. Wat ik u omtrent mij zelf heb ver
teld, maakt verder gelooven onmogelijk."
„O, als ik niet had geloofd, terwijl ge
looven onmogelijk was, dan zou ik niet
meer in het bezit zijn van het beetje ver
stand, waarover ik nu nog beschik. Geloo
ven tegen beter weten in heeft mijn her
sens gezond gehouden."
„Maar nu kunt u niet langer blijven ge
looven, althans voor zoover ik daarbij ben
betrokken?"
Met waardigheid stond zij op. „Waarom
niet? Ik zal u er niet door kwetsen, niet
waar? Wij gelooven het Immers allemaal,
ieder op zijn manier zelfs de familie
Whitelaw zelfs juffrouw Ansley."
Toen sprong hij verschrikt overeind.
„Heeft ze u dat gezegd?"
„Niet met dezelfde woorden. We spraken
er over. We hebben er allemaal meer over
gesproken dan u denkt en juffrouw
Ansley zei, dat u met kunt zijn wat u
bent, tenzij u een zeker iemand bent."
Hij trachtte dit als een grap op te
pemen. „Neen, natuurlijk niet."
„O, maar ik begreep best wat ze bedoel
de." Onder het heengaan zei ze nog over
haar schouder heen: „Ze bedoelde er meer
dan ze onder woorden bracht."
HOOFDSTUK XXXVH.
Behalve even in het voorbijgaan, had
Tom Lily Whitelaw nooit ontmoet, totdat
hij in December op het bal, dat Hildred
Ansley „in de wereld" zou brengen, kennis
met haar maakte. Wat het verschijnen op
dit bal betreft, had hij zijn gewonen
angstaanval, gehad, maar Hildred stond
er op, dat hij zou komen.
„Tom, je moet komen. Je bent juist
degene, op wiens komst ik het meest ge
steld ben,"
„Ik zou niet weten wat ik er moet doen,"
„Daarvoor zal ik wel zprgen. Je hebt
alleen maar te doen, wat ik je zal zeggen."
„Ik heb niet eens een rok."
„Welnu, dan laat je er een maken. Als
die je even goed staat als je smoking en
zorg ook voor een wit vest, een klakhoed
en een paar witte handschoenen. Wat er
verder met je zal gebeuren, als je er een
maal bent, dat kun je gerust aan mij
overlaten. Nu ik weet, dat je er in avond-
kleeding zoo keurig uitziet, en dat je zoo
goed danst, zal je me heelemaal geen last
geven."
Haar vriendelijkheid maakte hem verle
gen, want als iets meer dan een vriende
lijkheid, kon hij het niet opnemen. Ook
begreep hij, dat hij zijn eigen emoties tot
een soort gevoel van dankbaarheid moest
dwingen, en hij verbeeldde zich dit op
deze manier te doen.
Met de vijfhonderd dollar, die hij in den
zomer had verdiend, gevoegd bij hetgeen
hij van Honeybun had geërfd, had hij ge
noeg voor het loopende jaar in Harvard,
en zou zelfs nog iets overhouden. Den rok,
den klakhoed, het witte vest en de hand
schoenen beschouwde hij als een soort be
legging. Hij ging naar het bal.
Het werd in het nieuwe hotel Shawmut
gegeven, dat zich voor dergelijke feesten
bijzonder goed eigende. De balzaal was
rond en zoo gebouwd, dat men van de
galerij met pilaren, die er boven om heen
liep, er een mooi uitzicht op had. Die
galerij was bestemd voor hen, die chape
ronneerden, en voor de paren, die liever
bleven zitten dan dansen. Vier gemakke
lijke breede trappen leidden naar de
balzaal.
Door ffita of meer passief te bjjjvea
kwam de avond gemakkelijker om, dan hij
had verwacht. Daar hij zoo goed als nie
mand kende, paste hij weer zijn ouden
stelregel toe.
„Ik moet net doen of er niets bijzonders
gebeurt, het heel gewoon vinden dat ik
niemand ken, zooals in een schouwburg of
in de wandelgangen van dit hotel. Ga ik
me voelen als een kat in een vreemd pak
huis, dan kijk ik als zoo'n kat. Voel ik me
daarentegen op mijn gemak, dan blijkt dat
uit mijn heele manier van doen."
Dit besluit viel hem des te gemakke
lijker, omdat hij wist, behoorlijk te zijn ge
kleed. Zelfs Guy, dien hij even in de
vestiaire ontmoette, was zoo verbaasd over
zijn uiterlijk, dat hij hem een compliment
maakte.
.Allemachtig! Wat ben jij een keurige
fijne vent! Moeder was bang, dat je er
zoo'n beetje uit zou zien ais iemand, die
hier niet thuis hoort. Maar nu zal ze stom
van verbazing zijn. Hoopen meisjes zullen
haar oogen uit haar hoofd kijken."
Na Hildred te hebben begroet, vond zij
een oogenblik om hem toe te fluisteren:
„Tom, je bent hier vanavond de Grieksche
God, die in sommige romans voorkomt.
Je moet je niet verlegen voelen. Het
eenige, wat je te doen hebt, is je hier en
daar te vertoonen en als ornament te die
nen. Je rol is die van den romantischen
onbekende." Daarna ontving ze weer
eenige gasten, en vervolgde toen: „Wij
doen samen den souperdans; daar heb ik
op aangedrongen, en moeder heeft toege
geven. Zorg dus niet te vei- buiten mijn
bereik te zijn, zoodat je, zoodra ik je noo-
dig heft, bij de hand bent."
XJVordt vervoJsÊ, i