Minister de Wilde in Zeeland - Recordverbetering door Puck Oversloot VEILIGE HAVENS 75^ Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON. VOOR DEN KOMENDEN BLOEM EN-ZOND AG. Op de bioembolleiivelden js men aü dink" bezig met bet maken yan slingers van narcissen. HET MOTORSCHIP „INDRAPOEfiA" van den Rotterdamscben Lloyd, aan boord waarvan eenige maanden geleden brand woedde, i« weer van zijn brandwonden genezen. Bovendien heeft fret schip een nieuwen neus gekregen, waardoor de snelheid yerhoogd ja. De „Indrapoera" weer yoor het eerst „uit". BEZOEK VAN MINISTER DE WILDE AAN ZEELAND o.a. in ver band met grenswijziging van enkele gemeenten. De minister in het raad huis van Kloetinge. Rechts de burgemeester van Kloetinge. DE LICHTMASTEN VAN HET STADION TE AM STER* DAM tr-t zijn gisteravond beproefd, hetgeen een imposant schouwspel opleverde. DE DUITSCHE FILMACTEUR GU8- TAV FRöHLICH in Amsterdam. Zijn nieuwste film Vluchtelingen uit Chicago" zal binnenkort in ons land uitgebracht worden. PUCK OVERSLOOT vestigde bij zwemwedstrijden te Amsterdam een nieuw Ned. record 100 M. rugzweinmen voor dames. Mej. Oversloot (ge heel links) wordt gelukgewenscht door Bep Martin, Riek de Graai, Riek Mastenbroek en mevr. Braun (v.l.n.r.) ZESTIGSTE VERJAARDAG VAN MARCONI. De Italiaansche uit vinder Guglielmo Marconi wordt 25 April 60 jaar. door BASIL KING (Uit het Engelsch). 74) „Dat u Whitelaw heet dat uw vader's voor naam Theodoor was dat u zoo lijkt op de overige familieleden. Mijnheer Whi- telaw's voornamen zijn Henry Theodoor. „En die van mijn vader was alleen Theo door. De voornaam van zijn moeder was Lucy. Ik ben in The Bronx' i New York geboren. Ik ben precies negentien jaar oud, en ik heb gehoord, dat de gestolen zoon van mijnheer Whitelaw nu twintig jaar zou zijn, aangenomen dat hij nog in leven is." Een paar groote, grijze oogen keken lang en onderzoekend in de zijne. „Weet u dat allemaal zoo heel zeker?" Hij probeerde te lachen. „Zoo zeker als men van dingen, die men zich niet zelf herinnert, zeker kan zijn. Men heeft 't me verteld, en ik heb reden om 't te gelooven. „Ik zal u niet lastig vallen met mijn ge loof. dat ik mijn jongen eens zal terug vinden. Maar ik weet. dat 't zal gebeuren." „Dat moet een groote troost zijn in de beproeving, die u hebt doorstaan." „Het was niet zoo zeer een beproeving, want daar komt men tenslotte wel door heen. Dit is een foltering, die ik eiken dag en lederen nacht sa een meer van Sran- dende zwavel onderga. Ik weet niet of u eenig idee er van hebt wat dat beteekent." „Neen, ik vrees van niet." „Als u dat wel hadtHij dacht, dat zij van plan was te zeggen, dat als hij het wel had, hij maar gauw de Baby van Whi telaw moest worden, om haar van haar foltering te ontslaan maar ze zei wat anders. „Ik had niet het flauwste vermoe den van hetgeen me was gebeurd, tot het oogenblik, waarop de twee huisknechts het wagentje de stoep van het huis hadden opgedragen en in de vestibule geplaatst. Toen lichtte ik het gordijntje op en viel flauw." Hij wachtte totdat zij weer voort zou gaan. „Stel u voor wat het ls, om in plaats van een levend kind, dat je met de groot ste teederheid in zijn wagentje hebt ge legd, een vies, leelljk ding in den vorm van een pop ter grootte van een kindje te zien liggenVele dagen voelde ik me alsof men me een verdoovend middel had ingegeven. Als ik een paar minuten bij kennis was, dan bad ik God me niet lan ger te laten leven. Ik wilde de moeder en den vader niet meer onder de oogen komen." „Maar hadt u er hun dan niets van ge zegd?" „Er was niets te zeggen. Het kindje was verdwenen. Ik had niets gezien, noch ge hoord. Mijn vriendin, die op de bank naast mij zat, en die nu in Engeland getrouwd ls. evenmin. Als een booze geest het had gedaan, dan had het niet stiller of ge heimzinniger kunnen gebeuren, 't Was toen een mysterie, en het is altijd een mysterie gebleven," „Maar is er toen geên alarm geslagen, geen onderzoek ingesteld?" „Het heele land sloeg alarm. Geen hoekje, of het werd doorzocht; geen ver dacht individu, of het werd ondervraagd. We hoorden, dat het was gedaan om een los prijs te bemachtigen, en de losprijs lag klaar, als ooit het kind werd terugge bracht. De vader en de moeder waren zoo buiten zich zelf van verdriet, dat ze tot alles in staat waren. Er is nooit een lie ver, beminnelijker kindje in de heele wereld geweest. Wij alle driede vader. de moeder en ikzouden voor het kind hebben willen sterven." Om het verhaal zelf begon hij er belang in te stellen. „En bent u geen van allen iets naders te weten gekomen?" „Elk spoor, dat we meenden te ontdek ken, liep dood. Meer dan vijf jaren heeft mijnheer Whitelaw zich geen rust gegund. Mevrouw Whitelawmaar het dient tot niets, te trachten u dat allemaal te vertel len; men kan het zich nauwelijks voorstel len. Zelfs als men door alles is heen geko men, begrijpt men niet hoe dat mogelijk is geweest. Je begrijpt niet hoe je eiken dag maar weer kon blijven voortleven. Het ls iets, alsof je tot 'n eeuwigdurende straf bent veroordeeld. Maar het allerergste waren de sporen, die we ontdekten, of meenden te ontdekken." „U bedoelt dat...." „Hadden we de zekerheid gehad, dat het kind dood was, dan hadden we ons ten slotte daarbij neer moeten leggen en na eenigen tijd waren we weer een nieuw leven begonnen. Maar om absoluut niets te weten! Steeds ln onzekerheid te leven! Je zelf voortdurend af te vragen wat re met hem doen of hij wel eten krijgt, en zoo ja, of het wel goed voedsel voor hem is of ze misschien van plan zijn hem te vermoorden, en hoe ze dat zullen doen, en wie het zal doen! Al die vragen 's morgens, 's middags en 's avonds steeds te overwegen, ze als Je huurlieden aan tafel te hebben, ermee naar bed te gaan, ermee op te staan en dan die sporen!" „U zei, dat die het allerergst waren." „Ja, omdat ze altijd deden hopen. Hoe dikwijls we ook op een dwaalspoor waren gebracht, toch lieten we ons telkens weer daarop brengen. Telkens als iemand zei, dat er een kans bestond, dachten we al tijd, dat dat ook zoo was, al wisten we eigenlijk al van te voren, dat die op niets zou uitloopen. We bleven maar gelooven. We voelden, dat hij moest worden terug gevonden. Alles was zoo onwaarschijnlijk, dat we niet konden nalaten telkens naar zijn kamer te gaan en in zijn leege bedje te kijken om ons te overtuigen, dat hij er werkelijk niet in lag." Om haar van dit onderwerp dat zij zeker wel duizend maal had behandeld, af te brengen, zei hij: „Maar ik heb gehoord, dat ze hem, ais volwassen man, nu niet zoo erg graag terug zouden willen hebben. Met een blik, waaruit felheid straalde, zei ze: „Maar ik wel; ik wil hem terug vinden. Hen treft geen schuld. Mij wel. Dat is het verschil." „Maar hij was toch hun zoon." „Zeker, hij was hun zoon en zij heb ben zwaar geleden. Maar trots hun leed kunnen ze rust vinden. Mij ls dat onmo gelijk. Het ls hun gelukt de hoop op te geven, omdat ze zich niets hebben te ver wijten. Maar als ze in mijn plaats waren Hij begon te begrijpen. „Zeker, als het u lukte hem terug te brengen, zelfs al waren ze er niet erg op gesteld „Dan had ik dat tenminste gedaan. *t Zou althans Iets zijn. Juist daarom ver zocht ik dringend bij hen te mogen blij ven, al begreep ik, dat de aanblik van mij een foltering voor hen moest zijn. Ik be zwoer hen. dat mijn eenige levensdoel zou zijn te trachten hem „Maar wat kon u doen, als de vader met al zijn geld niets „Ik kon bidden. Bidden is het eenige, dat ik heb gedaan. Ik heb gebeden, zooals ik niet geloof dat velen dat hebben ge daan. En nu ben ik zoo ver gekomen „Hoe ver?" Het was of er lekkende, laaiende vlam men ln haar oogen waren. „Zoover, dat ik kalmer ben," zei ze langzaam. Ik geloof, dat mijn wensch zal worden vervuld. De vaste blik, waarmee zij hem voort durend bleef aanzien, lokte een volgende vraag uit. „En heeft die zekerheid iets met mij te maken?" ,,'t Zou me verbazen als dat niet het ge- vai was." „Maar ik begrijp niet hoe, daar u me eerst twintig minuten geleden voor het eerst in uw leven hebt gezien." „Neen. ik had u nooit eerder gezien. Maai- ik heb over u hooren spreken. Ik ben hier met juffrouw Lily, die een paar nach ten in de hotelclub logeert, alvorens eenige bezoeken te gaan afleggen." „Wie is juffrouw, Llly?" (Wordt vervolgd),

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1934 | | pagina 5