Holland slaat Ierland met 5-2 - Hondententoonstelling te Amsterdam VEILIGE HAVENS 75ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON. HET IERSCHE DOEL - voor de eerste maal doorboord. Na een voorzet van Wels miste Bakhuys (midden) den bal, maar Smit (rechts) kopte schitterend'in. Overzicht van het Iersche doel, genomen op het moment waarop het eerste Nederlandsche doelpunt gescoord is. K YREL LOTSY de leider van het Ned. elftal, wordt na afloop van den wedstrijd door v. Run en Pellikaan op de schouders over het veld gedragen. Holland wint van Ierland met 52. HOLLAND—IERLAND. De Iersche middenvoor Moore duwt den Hollandschen doejyerdediger van Male met bal en al in het doel. TYVEEDA AG' SCHE HONDENTENTOON STELLING TE AMSTER DAM. Rechts Bimbo van Birkenhcim, de kampioen der Engelsche 'doggen. TSJANG TSU LIANG (LINKS) EN TSJANG KAI SJEK de beide Chineesche generaals, bij de manoeuvres van de Chineesche luchtvloot te Sjanghai. door BASIL KING (Uit het Engelsch). .70) Hij stak hem uit den fauteuil, waarin hij de courant zat te lezen, de hand toe. Ook was het een hulde aan de verbetering van Tom's maatschappelijke positie, dat hem verzocht werd te gaan zitten, terwijl de uitnoodiging een sigaret uit het zil veren doosje te nemen en op te steken, een bewijs was, dat hij min of meer op voet van gelijkheid stond met de Ansley's. Hij bedankte hiervoor echter eerbiedig, aangezien mijnheer Ansley zelf niet rookte. Daarop kwam hij met het verzoek, waarvoor hij gekomen was, voor den dag, of mijnheer Ansley hem een introductie zou willen geven voor een jong rechtsge leerde, wiens tarieven niet te hoog waren, die hem zou zeggen wat hem te doen stond inzake de gerechtelijke verificatie van Honeybun's testament. Aan dit verzoek was spoedig voldaan. Toen Ansley hem zijn visitekaartje, waar op hij een paar woorden had gekrabbeld, ter hand had gesteld, stond Tom op om afscheid te nemen. Ook Ansley stond op, maar ging naar den open haard, waarin een paar houtblokken lagen te gloeien. Het was alsof hij nog iets had te zeggen „Wacht nog even en ga weer zittep. Neem toch een sigaret]." _u. Toen Ansley zelf een sigaar had opge stoken, nam Tom een sigaret uit het zil veren doosje, en ging weer in den stoel zitten, waaruit hij zooeven was opgestaan. Opnieuw trof hem de overkomst tusschen de huid van Ansley's schrandere gezicht met den nadenkenden trek en de op elkaar gesloten lippen, en de lampekap, vlak naast hem beide van perkament van een rose tint. beide van binnen uit lich tend. Ansley stond een tijdje peinzend rookwolken uit te blazen. „Ik meen begrepen te hebben, dat je geen familie hebt, dus vrij bent van aller lei verwikkelingen met bloedverwanten." Tom stond verrast, toen hij over dit nieuwe onderwerp begon. „Neen, mijnheer Ansley, ik heb geen familie, maar ik wou, dat dit wel het geval was." „Och, wat! Voor een jongeman als jij, die in de wereld vooruit moet Hij liet het onderwerp varen en begon over wat anders. „Ik dacht aan Guy, die al eenige malen in Europa overal werd heengesleept, zonder iets van zijn eigen land te kennen. Hij is nooit ten westen van de Hudson- rivier geweest." Tom rookte en was benieuwd naar het geen er zou volgen. „Ik heb hem voorgesteld in de groote vacantie er eens op uit te trekken om het land te leeren kennen. In drie maanden kan hij heel wat zien: de Niagara, Colo rado. Chicago, Grand Canyon, Californië, Seattle en als hij er lust in heeft, met de Canadian Pacific terug. Hoe denk jij over dit plan?" „Mij dunkt, dat het éen buitengewoon interessante reis is." „Zou je mgt he® mee willen?," Het was Tom alsof zijn hersens in zijn schedel ronddraaien. Niet alleen was hij te verbijsterd, maar vóór alles gold hiel de geldkwestie. Hoe zou hij in 's hemels naam Maar Ansley vervolgde: „t Gaat hier om de keuze tusschen jou en een gouverneur. Mijn vrouw heeft liever een gouverneur, maar Guy liever jou en ik ook. Natuur lijk zorg ik voor reiskosten, met dien ver stande, dat jij en Guy hetzelfde uitgeven, laten we zeggen ieder vijfhonderd dollar. Hoe denk je daarover?" Tom wist niet wat te antwoorden. Op winding, dankbaarheid, maar ook de vrees dat hij misschien niet zou voldoen, waren gedachten die, als in een karnton, wild door elkaar werden gegooid en hem belet ten te spreken, totdat hij eindelijk stame lend en haperend uitbracht: ,Maarals mevrouw Ansley1liever niet heeftdat ik meega „O, die draait wel bij. tls alleen maar dat zij denkt, dat Guy nog meer zal op steken als hij iemand bij zich heeft, die hem onderweg bovendien allerlei zedeles- sen geeft. Ik denk er anders over. Mijns inziens leeren twee jonge menschen, mits zij van de goede soort zijn, van elkaar meer dan van alle wetten en profeten te zamen." „Maar zoudt u zoo vriendelijk willen zijn me eens te zeggen wat u eigenlijk van me verwacht?" „Och, eigenlijk niets dan met hem op reis gaan en je amuseeren Je schijnt goede maatjes met hem te zijn." Tom stond verlegen. „Zeker, mijnheer Ansley, maar als ik.betaald zou wor den, omdat ik goede maatjes met hem ben.dan zou ik. „O, daarvan is geen kwestie. Ik zou graag willen, dat Guy die reis maakte, 't Is geen uitstapje, dat iemand bij voorkeur op zijn eentje maakt, en jij bent de man, dien hij graag mee zou nemen. En ik ook. want je begrijpt hem. 't Is alleen jammer, dat Guy geen begrip van geld heeft. Dat moet hij nog leeren, maar het is niet mijn bedoeling, dat je hem daarin onderwijs geeft. Hij moet het leeren begrijpen. En hoe denk jij daarover?" Tom stond met gebogen hoofd, niet uit nederigheid, maar omdat hij over iets na dacht, dat hem dwars zat. „U weet, mijnheer Ansley" hij keek hem weer aan „dat als Guy en ik met elkaar zijn, wij over dingen spreken, die.. die u misschien niet zou goedkeuren." ,,'t Kan met geen sikkepit schelen, waarover jullie praten." „Ja, maar het gaat hier om iets, dat mij zelf betreft." „Dat kun je gerust voor je houden." „Neen, mijnheer Ansley, dat kan ik niet want er zou misschien een dag kunnen komen, dat u dacht, dat ik een slechten.. zoolang we elkaar kennenen ik niet in loondienst was Ansley begon voor den haard heen en weer te loopen. „Luister eens, mijn jongen. Ik weet heel goed wat en hoe jongelui zijn. Ik begrijp, dat jullie over dingen praten, waarover je niet tegenover mijn vrouw en mij zou uiten. Dat kan me niets schelen. Ik had niet anders verwacht, en het zal jullie geen kwaad doen. Geeh van beiden zijn jullie extra verdorven, en zelfs al was dat wel het geval ,,'t Gaat niet om kwesties op moreel ge bied, maar om opvattingen." „Och wat! Opvattingen!" zei Ansley, met een gebaar van onverschilligheid. „Jawel, maar dit is een bijzondere soort opvatting. U weet, dat ik altijd arm ben geweest. Ik heb altijd met arme menschen moeten omgaan ,en gezien hoeveel zij ont beren. En ook heb ik gemerkt, dat rijkë menschen meer bezittendan zij noodig hebben meer dan ze zelfs kunnen ge bruiken." „Ja, ja. ik snap het al. En beiden worden jullie zoo'n beetje revolutionnair Ga je gang maar, jongen! Menschen van jullie leeftijd, die niet overkoken van opstandig heid tegen sociale toestanden, zooals die nu eenmaal bestaan, zullen het nooit ver brengen in de wereld. Maar je moet er met mijn vrouw nooit over praten wel onder elkaar. Toen ik nog student was. Maar daar kom je best doorheen. Arme men schen hebben geen kampvechters noodig het is niet noodig hen te helpen men wordt er op den duur misselijk van. Maar zoolang je nog jong bent, kook dan maar rustig overWas dat het eenige, dat je op je hart had?" Toen Tom nader uiteengezet had dat dit het eenige was, dat hem dwars had geze ten, was de zaak beklonken. Hij sprak zijn dank uit, drukte Ansley's hand en was bijna de deur uit, toen Ansley nog zei: „Guy vertelt me, dat ze je in Cambridge de baby van Whitelaw noemen, maar ik onderstel, dat je alles omtrent je zelf weet, ja geboorte en dergelijke dingen meer." (Wordt vervolgd!.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1934 | | pagina 5