De aankomst der Ierse he voetballers - Groote brand te Waalwijk
'5^ Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad
Mon worden hooge lichtmasten
aangebracht, voor de komende avond-
wed streden. De bouw
i FEUILLETON.
'i VEILIGE HAVENS
LN HET A SI STER D A >1 S C HE STA-
van een.
der
masten.
SPA DA. 'de bekende Corsicaansche bandiet, die
eindelijk in handen der Fransche gencktrmes ge-<
yallen is, bij zijn overbrenging naar
Marseille.
Zware brand te Waalwijk-
n" Vijf buizen, twee fabrieken en vier schuren zijn gistermiddag te#Baardwijk (gemeente Waalwijk) door brand vernield.
ln Een brandweerman bij de nablussching in een .der vernielde fabrieksgebouwen,
ad
De Iersche voetbalploeg.
De aankomst der IerscKe voetballers, de tegenstander* van het Nederlandsche elftaS, aap Bet Centraal Station
te Amsterdam.
Zigeuner-jeugd.
De renoem in. Hun. race-vragen schijnen zeker van 'd« overwinning te zijn.
INE VOOBJAABS-SiJdSJJMARKT TB AMERSFOORT. Ben ketmer keurt op de Amere-
fportsche Hijenmarirt een ,,voRt".
T
E
door BASIL KINO
J1 (Uit het Engelscb).
- 69)
[r
„Maar waarom wachten, als je dadelijk
een betrekking kunt krijgen, waarvoor je
volkomen geschikt bent? Er is hier in de
- stad een familie, die een chauffeur zoekt;
t honderd vijf en twintig dollar per maand.
Waarom al die moeite nemen om je geest
te verruimen, wanneer je dadelijk een
goed baantje kunt krijgen? Die vriend van
me, waarover ik je zooeven sprak, zegt,
dat de zakenwereld geen lor geeft om
hoogeschoolopleiding en dat er hoopen
2akenlui zijn, die iemand, die op een hooge-
school is geweest, niet eens willen hebben.
Alle hoogescholen, zegt hij, zijn snertdin-
gen, Zakenmenschen hebben jongelui noo-
i dig. waarin gang zit. die van aanpakken
weten".
Hij begon haar te doorzien zooals nog
nooit te voren. Maisie was bekrompen. Zij
behoorde tot het type, dat geen eigen oor
deel had en dat deed, wat anderen haar
zeiden te doen. Hij begon te begrijpen in
zijn onderbewustzijn deed hij dit al lang
dat dit type onder de Amerikanen het
yeedvuldigst voorkomt, Ba* tóe* waar,
wat zoo dikwijls werd beweerd, dat de
doorsnee-Amerikaan er zoo erg happig op
is om zich op te werken en veel meer te
worden dan hij is. Dat was een van die
zelfverheerlijkende Anierikaansche ide
alen, die met het werkelijke leven niets te
maken hebben.
Mevrouw Ansley's theorie over gelijk
heid van kansen voor ledereen, was ook
al zoo iets. De menschen praatten die phra
ses na, gaven ze door, en namen rustig
aan, dat ze waar waren, terwijl zij in de
praktijk bleken dwaalbegrippen te zijn.
Tom wilde ten opzichte van Maisie het
terrein verder verkennen, door zich van
valschen schijn te zuiveren.
„Er is nog iets, Maisie, dat ik je wou
zeggen, iets waarvoor lk me nog al
schaam."
De laplslazuli-oogen werden grooter en
keken nieuwsgierig. Misschien ging hij
haar iets van een ander meisje vertellen.
„Zooais ik zooevcn al zei, was ik, toen
we ons verloofden, pas zestien jaar. Ik
wist toen nog heelemaal van niets af. Ik
verbeeldde me wel het tegendeel, maar
dat doen alle jongens van dien leeftijd. Ik
had nooit iemand gehad om me wat teu
gelwijs te maken Je hebt zelf van nabij
gezien hoe mijn omgang met Honeybun
was. En vóór dien tijd dat weet je ook
was ik een pupil van den Staat. Ga ik
nog verder terug maar daarover kan ik
nog niet spreken zijn we eenmaal ge
trouwd en kennen we elkaar beter
^O, daar vraag Ik niet naar. Het kan me
„Neen, dat weet ik allemaal wel, maar ik
wil je duideijk maken hoe 't kwam, dat ik
zoo onwetend was zooveel minder, meen ik,
van alles af wist dan andere jongens. Toen
ik dien ring, dien je draagt ging koopen
Hij zag dadelijk aan de uitdrukking van
schrik van haar gezicht, dat zij had ge
raden wat hij haar wilde vertellen. Ook
dat zij het al had gevreesd.
„Je gaat me toch niet zeggen dat het
geen echte diamant is?"
Om zich te vermannen, moest hij haar
recht in de oogen blijven zien. Een moord
bekennen, zou hem gemakkelijker zijn ge
vallen.
„Neen, Maisie, t is geen echte diamant.
Toen lk hem kocht, wist ik niet wat een
echte diamant was en ik weet niet zeker
of ik nu
Hij hield op, want zonder haar blik van
hem af te wenden, deed zij den ring van
haar vinger af. En tegelijk was zij een
illusie armer. Hij begreep nu, dat als zij
in haar liefde voor iemand bedrogen, of
in een zaak van groot vertrouwen verraden
ware geworden, dit kleinigheden voor haar
zouden zijn geweest, vergeleken bij deze
teleurstelling. Haar boosheid en min
achting werden nog zichtbaarder door de
vuurroode kleur, die haar knappe gezicht
overtoog.
De ring lag op tafel en zij knipte hem
met haar vinger, alsof een veer zich ont
spande, plotseling weg. De valsche dia
mant vloog over de tafel, en kwam tegen
e«aé targetrt. Om &n steen <tw
aanstoots te doen verdwijnen, stak hij hem
in zijn vestzak. Voor een jongeman van
negentien jaar, die naar hoogere dingen
streefde, kon er geen diepere vernedering
bestaan dan die hij nu onderging.
Maisie stond op. .Armoedzaaier, die je
bent!"
Hij boog het hoofd, zooaJs een misda
diger soms doet, na gevonnist te zijn. Hij
had er niets tegen in te brengen. Ja, hij
was een armoedzaaier. Als verpletterd zat
hij daar. Met een boog om hem heen
gaande, alsof hij besmet was, verliet zij
de kamer, om dadelijk weer binnen te
komen met zijn hoed, die zij in het voor
bijgaan op de tafel smeet. Het was een
hoed van een armoedzaaier ,een slappe,
bruin vilten hoed, vormeloos, verschoten
en al drie jaren uit de mode. Zonder een
woord te zeggen, verliet ze de kamer door
een deur, die naar het nevenvertrek leidde.
HOOFDSTUK XXXIV.
Daar hij gaarne de deugdelijkheid van
Honeybun's testament wilde doen onder
zoeken, vroeg hij vergunning om bij mijn
heer Ansley te mogen komen, om daarover
eens te praten. Er werd afgesproken, dat
hij op een avond, dat deze 's avonds thuis
zou zijn, hem zou komen bezoeken.
Tom. die een zekere gave had om karak
ters te leeren kennen, begon ook hem te
begrijpen ,en daarmede begon hij ook dat
oude Boston te begrijpen, dat eens een
soort nationaal instituut was een macht
Ift iê geófcbi'SdenSi «afi het ikid, <fib öru,
als iemand, die zich uit de zaken had
teruggetrokken, op een hoogte, ergens biii-
ten, zat te rusten, zonder echter de be
langstelling voor de maatschappij, zooals
zij nu was, te verliezen.
Mijnheer Ansley was voorzitter van den
raad van commissarissen van til vfth
maatschappijen, was curator van <fe Har-
vardsche hoogeschool, commissaris van 't
Museum van Schoone Kunsten, penning
meester van verschillende ziekenhuizen, en
zijn naam kwam altijd voor op de inteé-
kenlijsten voor belangrijke philanthropi-
sche doeleinden. Hij was lid van de Sumer-
setclub en bezocht geregeld de Trinity-
kerk. Voor het oude Boston beteekenden
beide laatstgenoemde feiten, als één gg-
heel genomen, dat hij een zeer aanzienlijk
man was.
Toen Tom in de kamer, waar Ansley zich
bevond, was binnengelaten, bleek het de
zelfde kamer te zijn, waar hij twee jaren
geleden met hem had gesproken over de
chauffeursbetrekking maar zij impo
neerde hem nu niet meer. Evenmin vond
hij er iets bijzonders meer in, dat zijn
gastheer, alleen maar omdat het avond
was, een smoking droeg, Tom beschouwde
dergelijke gebruiken in den laatsten tijd
als iets heel gewoons.
„Hoe maakt je 't? Ga zitten alsjeblieft
Wat is 't voor weer? Mij dunkt nog al
koud voor April."
(Wow» vervolgd).