PRECIES OP TIJD.
- \z%.s
LEIDSCH DAGBLAD
75ste Jaargang
Donderdag 22 Maart 1934
No. 12
r\N'*
5"'"
ANEKDOTEN.
lElroe
-"if.
K V'v
Jaap had juist den laatsten hap van
zijn ontbijt in Zijn mond gestopt, toen hij
voor het huis het schelle fluitje van zijn
vriend hoorde. Haastig at hij zijn mond
leeg en zei*
„Daar is Hans al."
..Is die jongen niet wijs," mopperde
vader, ,,'t is pas kwart over achten."
Hinderlijk herhaalde Hans buiten zijn
gefluit.
••Zal ik even naar 'm toegaan?" vroeg
Jaap, „misschien moet hij m'n atlas
hebben."
.Als hij hier moet wezen, kan hij fat
soenlijk bellen," beweerde vader.
Even later ging de bel ook over en het
duurde niet lang, of de gedienstige kwam
zeggen, dat Hans Jaap kwam halen.
..Laat 'm maar even binnen." beval de
heer des huizes.
Hans kwam de kamer in met zijn
alpino in z'n hand en begroette de aan
wezigen.
..Kijk eens op de klok, Hans," zei vader.
t Is pas kwart over achten."
«Ja, dat weet ik, meneer."
..En hoe laat begint de school?"
,.Om negen uur."
..Wat moeten jullie zoo vroeg bij de
school doen?"
"neei ik kwam Jaap halen om een
Marine-schip te gaan kijken. Dat ligt in
dtL ianaai. En vanmorgen vaart het weer
verder. De foto stond gisteravond in de
krant. Bij u ook?"
Hans haalde het dagblad uit den zak
l^n zijn jas en vouwde het open. Jaap
*wam kijken.
»Jö. wat 'n fijne boot. En zooveel ma-
lr°zen. Ja, ik ga mee."
..Jullie mogen wel om je tijd denken,"
waarschuwde vader die zich klaar maak
te om naar 't kantoor te gaan.
..En je moet je schoenen nog poetsen."
aennnerde moeder hem.
»ik doe m'n kaplaarzen aan," besliste
Jaap, die geen tijd wou verliezen met
poetsen
Weldra was het tweetal nu op weg. Ze
liepen op een drafje Dat viel niet mee
voor Jaap met zijn zware gummi laarzen.
Maar ze moesten tijd winnen om zoo
lang mogelijk bij de boot te kunnen kij
ken. Daar waren ze bij het kanaal.
„Waar is de boot nu?" vroeg Jaap.
„Verderop, bij de fabriek."
Ja, daar zagen ze het vaartuig. Wat
een drukte was er op het dek en op den
wal. Toen de jongens dichterbij kwamen,
bemerkten ze, dat het matrozen waren
in witte pakken. Zwierig stonden de mut
sen schuin op hun hoofd en ze lie
pen op bloote voeten. Die op het
schip tenminste. Er werden oefeningen
gehouden Luid klonken de commando's.
Wat konden die kerels klimmen! Vol be
wondering keken Hans en Jaap toe, hoe
ze zich langs de touwen bewogen, hier
wat vast en daar wat los maakten. Tel
kens zagen ze iets, dat ze nog interessan
ter vonden.
Toen werd de boot gereed gemaakt om
te vertrekken. De matrozen verdwenen
voor het grootste deel in het schip. De
motor werd aangezet, het kon ook een
stoommachine wezen en Hans prees:
„Zeg, we zijn net nog op tijd gekomen,
Als we om twaalf uur gegaan waren, was
ie foetsjie geweest."
De matrozen kwamen voor het grootste
deel aan wal. nu met schoenen aan, stel
den zich op in het gelid en terwijl de
boot zich ln beweging zette, marcheerden
de matrozen in den pas op den kant er
na
„Die touwen en masten zitten er zeker
maar voor oefening op," veronderstelde
Jaap.
„Natuurlijk. En als de machine seïis
niet werkt, dan hijschen ze de zeilen,'
legde Hans uit.
De jongens liepen nog een eindje mee,
Ingezonden door Gerard de Geus.
A: „Zeg wat is een parachute?"
B (die het zelf niet weet, maar dat niet
wil bekennen): „Och, weet je dat niet
eens?"
A: „Nou als jij het wel weet, zeg het
dan."
B: „Nou, parachute dat is.... een in
woner van Parijs."
Ingezonden door Clasientje Oudshoorn.
De 2 luilakken.
Een heer zat met 2 knechts opgescheept,
die erg lui waren.
Op een keer dat ze in een aangrenzend
vertrek aan het werk moesten zijn, riep
hij: „Zeg Kees wat voer je uit?"
Kees (heel verschrikt): „Ik, o niks, me
neer
Heer: „En jij Jaap?"
Jaap: „O meneer, ik help Kees."
omdat ze toch dien kant uit moesten,
't Ging fijn, want de matrozen zongen
een vroolijk marschliedje.
Maar eindelijk moesten de jongelui
toch scheiden van al dat moois.
„Hoe laat zou het zijn?" vroeg Jaap.
Hans wist het niet. Op een draf ging
het nu op school aan. Een kerkklok sloeg,
heel kort. Toen ze den toren in het ge
zicht kregen, bleek dat kwart over
negenen geweest te zijn. Dat was wat
moois! Ze kwamen te laat en de school
deur zou op slot wezen.
Wat liepen die jongens!
Maar toen ze de school naderden wis
ten ze niet. wat ze zagen. Een gejoel van
stemmen kwam hen van de speelplaats
tegemoet.
„Die klok. is in...- de war," hijgde
Hans, .we komen nog juist op tijd."
Dadelijk gingen ze het hek binnen. Een
paar jongens liepen hen tegemoet. Eén
vroeg:
„Waar komen jullie zoo laat vandaan?"
„En de school is nog niet aan," merkte
Hans op.
„Jawel al lang. Alleen ónze klas is
buiten."
„Waarom?"
„De verwarming is gesprongen. J6,
zoo'n stoom in de klas. En meneer bang!
We zijn meteen naar buiten gestuurd."
„En nu?"
„Ze zijn 'm aan 't maken."
Hans en Jaap deden nu een levendig
verslas van hetgeen ze gezien hadden en
Hans besloot:
„Later wil ik matroos worden."
„Ik ook," voegde Jaap er aan toe.
„Ja, op hetzelfde schip," vond Hans.
De klas werd binnengeroepen; de toe
stand was geregeld en de jongens zouden
gym krijgen.
Hans glunderde, en kneep Jaap in zijn
arm:
„Zeg, we waren tweemaal juist op tijd,'
fluisterde hij.
Ze hadden klimmen. Wat die twee
vrienden hun best deden. Ze wilden
immers echte matrozen worden!
J H. BRINKGREVE ENTROP.
(Nadruk verboden).