man
m mi
LEIDSCH DAGBLAD Derde Blad
Zaterdag 17 Maart
BRIEVEN UIT BERLIJN.
HISTORISCHE FIGUREN.
DAMMEN.
SCHAKEN.
JU
UNS ft
fjj
Losse nummers van ons I
(Van onzen correspondent).
SOLDAAT IN HART EN NIEREN.
Teekenend voor het hedendaagsche
Dultschland ls de neiging tot feestvieren
ot nog beter gezegd: tot publieke plech
tige demonstraties. De tegenwoordige lei
ders van het Dultsche volk hebben bewe
zen, goede kenners van de psyche van
hun volk te zijn. De Duitscher houdt ln
het algemeen van demonstratieve betoo-
glngen, plechtige herdenkingen, van vlag
gen, uniformen, marschmuzlek, openbare
redevoeringen, parades, defllé's. HIJ voelt
zich graag deel van een gedisciplineerd
geheel, opgaande ln een massa. Het cor
recte, het afgepaste, het aaneengeslotene
pakt hem en vervult hem met trots.
Om veel, Ja bijna alles wat zich aan
uiterlijkheden ln het nieuwe Dultschland
afspeelt, te begrijpen, moet men zich het
feit voor oogen stellen, dat de Duitscher
ln zulke uiterlijke verschijnselen precies
de tegenvoeter van den Nederlander ls.
Dat het zóó „erg" met hem gesteld was,
heb Ik overigens zelf ook pas na de „na
tionale omwenteling" ervaren. Men kan
nu eiken dag de ervaring opdoen, dat de
Duitscher, al noemt hij zichzelf nog zoo
graag Individualist, ten slotte toch op
zekere hoogte „kuddedier" ls (hij ver
geve mij deze nu eenmaal algemeen ge
bruikelijke aanduiding) en wel.... van
harte. Het blijkt nu, dat ook de Dultsche
marxisten, zich geweldig gelukkig gevoe
len, nu ze weer een mooie uniform mogen
dragen. En gaan we eens even ln groote
trekken na, wie hier tegenwoordig ln uni
form rondloopt, dan komen we tot de
volgende groepen:
a. de Rljksweer (gewapend),
b. de Rijksmarine (gewapend),
c. de Gendarmerie igewapend),
d. de Politie (gewapend),
e. de S.A. (gewapend met dolk),
f. de SS. (gewapend met dolk),
g. de Staf wacht (gewapend met revol
ver).
h. de P.O. (politieke organisatie, gewa
pend met revolver).
1. de Technische Noodhulp.
J. de Hitlerjeugd (dolk),
k. het VUegerkorps,
1. de S.A.-reserve (vroeger Stalen Helm,
Kyffh&user-Bond enz. enz.) die thans ge
heel in de S.A. opgegaan is,
m. de vrijwillige Arbeidsdienst,
n. de verplichte Arbeidsdienst.
Nu. we willen het bij deze kleine op
somming laten! En we bekennen, dat het
ons niet eens mogelijk ls, aan te geven,
hoe groot deze geüniformeerde massa
hier ls. Tien millloen is zeker geen over
dreven schatting. Waarmee dan vast zou
staan, dat elke zevende levende ziel in
Dultschland .waarbij ouden van dagen en
zuigelingen natuurlijk wegvallen, zoodat
men feitelijk van eiken vierden of vijfden
Duitscher zou mogen spreken) tegenwoor
dig het recht of den plicht heeft, uniform
te dragen. En dat ook met ongeveinsden
hartstocht doet. En niet alleen draagt hij
die uniform, hij is er ook Innerlijk van
overtuigd, dat hij daardoor een mensch
van zeker „hoogere orde" geworden is. De
uniform draagt hem feitelijk, verheft hem
boven het „civiel", en geeft hem de mo
gelijkheid, met een zekere goedige ver
achting over „den civilist" te spraken.
Het ls hier de plaats niet voor hooge
politiek. Ik beschouw het slechts als mijn
plicht waar te nemen en die waarnemin
gen verder te geven, onafhankelijk van
de vraag, of de waargenomenen en het
waargenomene daardoor in gunstig of on
gunstig licht gesteld worden. Ik wil daar
om ook niet nagaan, ln hoeverre andere
staten, die het in het algemeen met
Dultschland niet bijzonder goed meenen,
gelijk hebben, als ze constateeren. dat het
Dultschland van tegenwoordig weer met
volle zeilen naar den toestand van over
prikkeld militarisme van vóór 1914 terug
keert. Zóó gemakkelijk mag men zich
van deze dingen niet afmaken. Al mag
hier niet verzwegen worden, dat de offi-
cleele uitingen der leiders, die ons dit
alles als ln hooge mate onschuldig en
vredelievend voorstellen; niet overal klop
pen met de practljk, gelijk die door
plaatselijke onderaanvoerders opgevat
wordt, en die bijv. niet verhindert, dat
kinderen van de lagere school reeds tot
kenners van de mitrailleuse en het repe
teergeweer worden opgekweekt.
Voorlooplg willen we het geüniformeer
de Duitschland alleen maar als kenmer
kend verschijnsel voor de volksneiging
zien, en daarbij bedenken, dat het in
derdaad juist is. dat deze menschen meer
aan het martiale, het uiterlijk, krijgshaf
tige, dan aan het militante, aan de laat
ste bloedige consequentie denken. Het ge
vaar schuilt, gelijk vóór den wereldoorlog,
niet in oorlogszuchtige neigingen, maar
ln het ter beschikking staan van een
langzamerhand weer in militair verband
denkend en op zijn brutale macht po
chend Duitschland, dat gemakkelijk ge
noeg van de noodzakelijkheid van verde
diging van zijn recht en zijn gebied over
tuigd kan worden.
Leeft men onder deze ln vele opzich
ten zoo hoogst verdienstelijke, eerlijke,
talentvolle, rust, orde en nijverheid le
vende menschen, dan kan men niet lan
ger ontkennen, dat dit nieuwe ,of her
nieuwde) hun lief is, dat ze soldaten-in-
hun-hart zijn, desnoods ongewapende,
maar soldaten en kinderen van soldaten.
Dat ze gaarne schrille commando's hoo-
ren. gaarne correct op die commando's
reageeren, en juist die eigenschap bezit
ten, die wij Nederlanders missen: het met
liefde uitvoeren van elk commando, ook
al zijn ze persoonlijk een nietigheidje in
het groote verband. Omdat ze met harts
tocht de eenheid van uitvoering tot stand
willen brengen, er hun trots in zien, niet
door slappe bewegingen op te vallen en
het geheel in gevaar te brengen. Omdat
ze in laatste Instantiekudde-dieren
of kudde-menschen zijn. Iets, wat ze nog
nimmer zoo duidelijk gedemonstreerd
hebben als sinds 1933.
Mocht men zich ln andere dan Duit-
sche landen nu Inbeelden, dat men veel,
van wat hier sinds Februari 1933 doorge
zet en sinds 1919 voorbereid ls, slaafs na
volgen kan, dan overziet men waar
schijnlijk dit overwegend-typische van
het Dultsche volkskarakter. De Hitlerbe-
weging is niet in de laatste plaats door
deze volksnelging mogelijk geworden.
Alles, wat we aan Hltlerbetoogingen, de
monstraties, uiterlijk pathos meegemaakt
hebben, en ln duizendvoudig versterkte
mate na de verovering der macht door
de nationaal-socialisten, is nergens ter
Jzereld met succes te imiteereq, tenzjl
HET ADELAARSJONG.
IV.
In de voorafgaande drie artikelen heb
ik getracht de figuur van Napoleon's zoon
te ontwarren uit allerlei haar omringende
belangen. Een eigenlijk verhaal van zijn
leven gaf ik niet. Ik wilde daarmede
wachten, totdat ik de beteekenls, die hij
had, omdat hij een zoon van Napoleon was,
had doen gevoelen. Daarna was m. i. een
korte blographie op haar plaats. Ik heb
daarvoor een uitnemende handleiding. In
mijn eerste artikel over „het Adelaarsjong"
vermeldde ik een studie van den heer W.
A. H. C. Boellaard over Napoleon n (1811
1832) die berust op een nauwkeurige
raadpleging van de werken over den kei
zerlijken prins en tevens van enkele „Mé
moires", die niet uitsluitend op hem be
trekking hebben. In haar saamgevatten
vorm met den breeden ondergrond der ge
raadpleegde bescheiden geeft deze studiü
van onzen Jongen landgenoot een naar be
knopte volledigheid trachtende openleg
ging van dit korte, droevige en deernis
waardige leven. De-heer Boellaard is er in
geslaagd in korten omvang veel te geven.
Zijn boekje maakt geen aanspraak op let
terkundig succes. Het is geschreven in dui-
delijken, verhalenden stijl, met menlgen
zin, waaruit de persoonlijke overwegingen
van den schrijver te voorschijn glippen, en
die toelaat, dat de lezer gevoelt welk een
tragiek in het leven van den hertog van
Reichstadt is opgesloten en hoezeer de
schrijver vervuld is van medelijden met
den jongen keizerszoon. Laat ik hieraan
toevoegen wat haast overbodig is, aange
zien het boekje de persen van Van Stockum
en Zoon verliet dat de studie in prettig
formaat op flink papier en met kloeke let
ter den lezer wordt aangeboden, voorzien
van het bekende portret van den hertog
naar een kopergravure uit het jaar 1830,
dus van twee jaar vóór zijn dood.
De heer Boellaard begint met de ontroe
ring te schetsen, die niet alleen Josephine,
maar ook Napoleon ondervond, toen hun
echtscheiding formeel zou worden voltrok
ken. „Redenen van Staat" hadden daartoe
gedrongen. Napoleon wilde een dynastie
grondvesten en zijn huwelijk met de aan
trekkelijke Creoolsche bleef kinderloos.
Dan volgt des keizers huwelijk met Marie
Louise, dochter van keizer Frans II van
Oostenrijk. Het vangt aan onder gelukkige
auspiciën. De keizer is opgetogen over zijn
jonge vrouw en Marie Louise heeft alleen
maar verdriet, wanneer zij van hem ge
scheiden is: „ik kan slechts gelukkig zijn
bij hem", schrijft zij.
Het kind, de zoon, de vurig begeerde,
wordt den 20en Maart 1811 geboren. Het is
een moeilijke verlossing geweest, waarbij
voor het leven van moeder en kind beiden
wordt gevreesd. De keizer heeft zich bijna
zijn geluk zien ontglippen, maar hij toont
zich gelukkig meer mensch dan keizer,
want op het moeilijkste oogenblik zegt hij
den geneesheer: „indien ge niet beiden
redden kunt. spaar dan de moeder; daarop
heeft zij recht". Beiden worden gespaard:
honderd en één kanonschoten daveren
over Parijs: het is een zoon, een prins. Het
is „de koning van Rome", die de Napoleon
tische dynastie zal verlengen.
Met alle zorgen wordt zijn jeugd omringd
zijn eerste levensjaren in het keizerlijk
palels van Frankrijk. Een voortreffelijke
vrouw, gravin de Montesquiou, zal zijn
gouvernante zijn; met zorg gekozen onder
gouvernantes worden haar toegevoegd. Al
de weelde, die een overgelukkig en machtig
vader over zijn kind kan uitstorten, wordt
op geestelijk en stoffelijk gebied gezocht,
gevonden en geboden.
Maar buiten de kinderkamer, buiten het
paleis der vreugde met zijn mooie tuinen,
buiten Tuilerieën en St. Cloud, gaat de po
litiek voort, de politiek van Napoleon en
de politiek van Europa. De kleine prins
heeft om zich heen de warmte van het
huiselijk leven. Zijn vader geeft hem elk
oogenblik, dat de politiek, het landsbe
stuur, zijn schepplngs- en organisatie-
drang, hem vrijlaten. De moeder, minder
spontaan, waarschijnlijk meer met zich
zelf dan met haar kind bezig, Is niette
min teeder voor man en zoon. Het keizer
lijk gezin is gelukkig. In die atmosfeer
groeit de koning van Rome op. Maar in de
wereld dringt Napoleon's eerzucht, dringt
Metternich's verzet, dringt Rusland's po
litiek naar nieuwe verwikkelingen, nieuwe
botsingen. De Russische veldtocht komt er
uit voort en het geweldig échec, dat den
eersten krachtigen stoot aanbrengt in Na
poleon's sterke positie. Op 1812 volgt 1813,
op Moskou Leipzig en in het begin van No
vember is de keizer te Parijs terug, een
verslagen heerscher, in eigen land bedreigd
Doch hij zal zich oprichten, hij wil niet
toegeven. Een nieuwe veldtocht zal alles
herstellen. Maar nog even moet hij zijn
kind zien, zijn bijna driejarigen zoon. Op
zijn teenen sluipt de vader naar de kin
derkamer, terwijl de reiskoets voor de
poort van het paleis wacht. Dat is het af
scheid. het afscheid voor goed. Hij kust
zijn slapenden lieveling, zijn erfgenaam,
den zoon. die zijn dynastie voor de toe
komst verzekert. Maar het is voor het
laatst en de droom van zijn dynastie is
bezig te vervagen.
Dan komt de nieuwe nederlaag bij Arcis,
de knellende druk van de tegen hem ver
bonden mogendheden; dan komt Elba. De
vader heeft voorloopig zijn rol afgespeeld.
Op 5 April 1814 doet hij afstand van den
men met een volk met soortgelijke nei
gingen te doen heeft.
Voor den doorsnee-Duitscher is dit
plechtige groeten van eikaar, dit „schnei-
dige" in eerbetuigingen, deze volkomen
overgave aan de exercitie, deze liefde voor
het romantisch-heldhaftige, deze zucht
tot vereering iets zoo heilig-ernstigs, dat
het hem nergens en nimmer nuchter of
lachwekkend voorkomt.
Wat hier mogelijk gebleken is, schijnt
mij voor vrijwel elk ander volk (Japan
misschien uitgezonderd, terwijl wat we ln
Italië gezien hebben toch een ander ka
rakter draagt) volkomen uitgesloten. Deze
éénheid, deze geüniformeerde overgave
ondanks alle gemopper van ontevredenen,
dat nimmer zal uitsterven, maar dat ook
nimmer de volksgedachte als geheel wil
ondermijnen is zoo typisch-Dultsch,
zoozeer vergroeid met den bitteren ernst,
waarmede hier elke man (en eigenlijk
ook elke vrouw) soldaat is dat we
het échec van elke slaafsche navolging,
ook zonder profetischen aanleg gerust te
voorspellen wagen!
r ROLAND,
troon, Marie Louise wil aanvankelijk zich
met haar kind bij hem voegen, maar aller
lei Invloeden, misschien ook wel haar eigen
Intieme wensch, werpen haar ln de armen
van haar vader, die over haar lot beschikt.
Elba is officieel schadelijk voor de ge
zondheid van den zoon. Marie Louise reist
met haar kind naar Weenen. Zij is nu
hertogin van Parma, Piacenza en
Guastalla. Hij heet prins van Parma, maar
er is iets veranderd ln zijn leven. „Ik merk
wel", zegt hij, „dat ik geen koning meer
ben, want ik heb geen page's meer."
Te Weenen is en blijft hij „het kind van
Napoleon." Zijn moeder is geen krachtige
figuur, die voor zijn rang en recht kan
opkomen. Hooghartigheid is iets anders
dan fierheid: zij is onbemind aan het hof
van haar vader. Haar wufte aard verwij
dert haar van haar kind en volgt andere
wegen. Napoleon's terugkeer van Elba is
veeleer een verschrikking voor haar dan
een blijde verrassing: zij stelt zich onder
de hoede der mogendheden en schrijft aan
haar vader geen veiliger schuilplaats voor
haar en haar zoon te weten dan in zijn
armen Haar daad bemoeilijkt de verzoe
ningspolitiek, die Napoleon tracht in te
lelden door van zijn schoonvader de her-
eeniging van zijn gezin te vragen. „Ik
streef er slechts naar, den troon, dien de
liefde van mijn volkeren voor mij heeft
doen behouden en aan mij heeft terugge
schonken, te bevestigen en hem eenmaal,
versterkt door ontelbare fundamenten, na
te laten aan het kind, dat Uwe Majesteit
met Hare persoonlijke zorgen heeft om
ringd", schrijf de keizer uit Parijs aan den
Oostenrijkschen monarch. Deze brief, een
brief vol vredesbetuiglngen, wordt niet be
antwoord. Marie Louise had van te voren
reeds de beslissing geforceerd. Er was niets
meer te ontzien. De vrouw van Napoleon
had zich van dezen afgewend. Metternich
en Talleyrand konden, bekomen van den
schrik na Napoleon's plotselingen terug
keer, hun gang gaan.
Van dat oogenblik af wordt de zoon te
Weenen scherper bewaakt. De mogelijk
heid eener ontvoering is niet uitgesloten.
De Fransche elementen in zijn omgeving
worden verwijderd; zelfs de lieve „maman
Quiou", zooals de prins madame Montes
quiou noemt, wordt naar Frankrijk terug
gezonden: „lieve Mamam Quiou, ik denk
den geheelen dag aan U en ik houd van U
met heel mijn hart", dat zinnetje uit
een afscheidsbrief is voor de gouvernante
én het kind welsprekend. Verscherpte be
waking wordt gevolgd door overbrenging
van het kind naar den Hofburg. Aan de
grenzen wordt met Argusoogen gespied.
Zijn signalement ligt op alle plaatsen,
waar postpaarden verwisseld worden of de
Oostenrijksche grenzen kunnen worden
overschreden. Als volgt ziet 't nu staatsge
vaarlijk geworden kind er uit: „lang 2'/«
voet; eenigszins gezet; heeft een zeer egaal
mooi, blank gezicht met roode, volle wan
gen, blauwe eenigszins diepliggende oogen,
een kleinen wipneus, een kleinen mond met
eenigszins volle, roode lippen, die in het
midden een kuiltje hebben, zeer witte,
groote tanden, lang licht blond haar, dat
in het midden gescheiden is en rondom in
zware krullen tot op zijn schouders af
hangt."
Het kind wordt niet ontvoerd. De moeder
gaat niet naar Frankrijk. Op Napoleon's
vele dringende brieven wordt door haar
niet geantwoord, hoewel ze haar in han
den komen. Zij, Marie Louise, wacht op de
belooning harer onderworpenheid: het
hertogdom Parma en de rest, en op de ver
heffing in eere van haar vriend Neipperg,
Napoleon's opvolger in haar gunst, en den
kaizer, haar gemaal, die te Parijs op haar
wacht, laat zij door een daarheen vertrek-
kenden Franschman weten, „dat zij hem
het beste toewenscht." Lakonieker zou men
haas in onze dagen, waarin echtscheidin
gen zou gemakkelijk verloopen. niet kun
nen zijn. Marie Louise's houding is erger
lijk. Voor de verbitterde politiek van Met
ternich is verklaring te vinden: niet voor
de hartelooze houding van deze vrouw:
verklaring noch verontschuldiging. Of
misschien de verklaring, die een beschul
diging is: onttrouw.
Aan alle plannen van Napoleon' aan alle
aarzelingen der Mogendheden, aan de mo
gelijkheid van een Regentschap van Napo
leon over zijn zoon als keizer van Frankrijk
waaraan inderdaad nog gedacht werd, toen
het Fransche volk jubelend zijn keizer had
begroet, aan dat alles maakt Waterloo
een einde. De Keizer doet afstand ten be
hoeve van zijn zoon. Napoleon n. Maar
de politici achter de schermen in Frankrijk
Talleyrand en Fouché, ondergraven dit
plan. De Mogendheden willen er niet van
hooren en dat is begrijpelijk. De gevallen
heerscher maakt het den vijanden gemak
kelijk. Hij geeft rich vrijwillig over aan
Engeland, vertrouwend op zijn edelmoe
digheid. En Engeland brengt hem naar
Sint-Helena, in verzekerde bewaring, ver
zekerde bewaring tot aan rijn dood. De le
zers kennen de moeilijke jaren van 1815
1821. In die jaren heeft de keizer ge
smacht naar zijn zoon. Wat doet deze, Wat
weet deze? Wat wil deze?
Het „adelaarsjong" is gekooid; men
heeft het de slagpennen gebroken. Nog
heeft het geen besef, dat het wellicht een
maal had kunnen vliegen, zoo men het
niet vroegtijdig aan de groote luchtruimte
had onttrokken en elke hooge vlucht on
mogelijk gemaakt. Het kind ls nog jong;
slechts hi kleine dingen bespeurt het zijn
gewijzigde levensomstandigheden. Hij heet
niet meer Napoleon maar Frans. Zijn
Fransche opvoedster is vervangen door
den geestelijk zeer beperkten Oostenrijker,
graaf von Dietrichstein. De eerste ont
moeting en gouverneur en pupil is niet
prettig: .Ik wil niet in die kamer, omdat
die kamerheer daar binnen is", zegt het
driftige vierjarige ventje. Maar de keizer
de Oostenrijksche heeft bevolen; dus
moet de kleine von Dietrichstein wel aan
vaarden en deze verwijdert alles, wat er
nog aan Fransche omgeving over ls: „Ik
kan anders geen vat op hem krijgen en,
zooals het nu is, zou ik nooit een goed
Oostenrijker van hem maken", zegt de
gouverneur en hij heeft gelijk. Want de
koning van Rome", de zoon van den
Franschen keizer, de jonge Napoleon, is nu
bestemd voor Oostenrijksche perspectieven.
De naam ls al veranderd, weldra een Oos
tenrijksche titel en dan, onder de bedrij
ven door, karakter en neigingen verploold
Aldus wil het de groote politiek van
Europa, waarvan Metternich het weefsel
op 't getouw heeft gezet.
A. J. BOTHENIUS BROUWER.
Verschenen bi) W. P. van Stockum en
Zoon te 's-Gravenhage.
Alle correspondentie betreffende deze
rubriek te zenden aan het Bureau van
ons Blad of aan den Red. C. de Nie, Stor
tenbekerstraat 176, 's-Gravenhage.
WEDSTRIJDPROBLEMEN.
Probleem no. 977., Ie kl.
S V. DUIJN.
Zwart 11 sch. op: 2, 4, 7, 9, 12, 13, 14,
17, 18, 20 en 38; dam op 30.
Zwart.
1 2 3 4 5
Wit 14 sch. op: 16, 21, 25, 26, 27, 29, 33,
34, 36, 39, 42, 44, 49 en 50.
Probleem no. 978, 2e kl.
N. v. d. POEL.
Zwart 12 sch. op: 6, 7, 8, 9, 13, 14, 19,
24, 26, 28 en 35.
Wit 12 sch. op: 17, 21, 34, 36, 37, 38, 39,
42, 44, 48. 49 en 50.
Zwart speelt 711.
Probleem no. 979, 3e kl.
Zwart 5 sch. op: 8, 9, 16, 18 en 39.
Zwart.
1 z 3 4 s
Wit 4 sch. op: 10, 21, 28 en 30.
Wit begint en wint
Bericht van deelname ontvangen van
G. P. Dille, C. J. Koreè, A. Wijnhout, D.
Vergunst, L. Vergunst, en D. Vergunst Jr.
Correspondentie. D. Vergunst, bij
wedstrijden ls gebruikelijk dat een prijs
winnaar ln den volgenden wedstrijd een
klasse hooger uitkomt, het komt mij voor
dat de keus bij u blijft. L. en D. Vergunst,
wanneer ge geheel afzonderlijk de oplos
singen wilt inzenden is daartegen geen
bezwaar en een mooie prestatie op dien
leeftijd als je hierin slaagt: wat zullen er
een stukken van het bord vliegen als ge
samen tegen uw vader speelt.
Partij gespeeld in den eindwedstrijd
om het kampioenschap van Leiden tus-
schen M. Optendrees met wit en S. v. d.
Reek met zwart.
Wit: 1. 33—28 18—23; 2. 39—33 12—18;
3. 44—39 17—21; 4. 31—27 7—12; 5. 37—31
26—24; 6. 56—44 1—7.
Voor wit was als 6e zet 3126 de zet
aansluitende op de voorgaande, voor
zwart 1420.
7. 3430 1420. Wanneer we uitgaan
van het doel der centrumopening, een
aanval op den zwakken vleugel van de
tegenpartij, dan zien we in dezen opbouw
dat wit die aan zet is, te laat komt omdat
doel te bereiken, 3126 zou een schijf
verlies zijn door het bekende zetje 2429
enz.; op 3025 speelt zwart 2126,
25x14, en zwart slaat niet eerst 26x37,
doch 9x20 en wit moet de opsluiting
accepteeren of de aanval rechts met
2429, 20x40, na 4034.
8. 41—37 10—14; 9. 47—41 4—10; 10.
30—25 21—26.
Het opbrengen van 30, 41 en 47 helpt
niet, zwart speelt symmetrisch en wit
heeft tempoverlies.
11. 27—22 18x27; 12. 31x22 12—17; 13.
4034 2429; nu zwart 1217 en niet
1218 speelt zou wit met 3329 kunnen
vervolgen; 14. 33x24 20x40; 15. 45x34
1721; 1520 was voor wit damslag door
32—27, 44—40, 39—33, 35x4; 16. 34—30
15—20; 17. 39—33 26—24; 18. 44—39
10—15.
Door beiden is een fout gemaakt;
zwart had een schijf kunnen winnen;
wie van onze lezers kan deze fout aan-
toppen?,
De oplosing van het probleem v
more zal ik de volgende week geT(
L. TUHAN BARANOWSKI I
le prijs Die Schwalbe 1932,
tfC
Wit begin en geeft mat in twee i
Wit: Kf8, Dg3, Td2 en fl, Lh7
Pe2 en f4, pi d5.
Zwart: Ke5, Df3, Lh8, Phl, pi d6,|
h6 en h5.
De volgende partij werd gespet,
schen de heeren Geus uit den Helt
Bosscha uit Leiden in den wedstrijd]
poll. Schaakbond—Haagsche Schaal
G. Bosscha K. Gen
I. e4 e5|
2. Pf3 Pc6
3 Lb5 a6
4. La4 PfS
5. d3 d6
Een degelijke ouderwetsche Spat
zooals men van twee bedaagde sd
verwachten mag. Volgt naar Steinib
schrift:
6. c3 Le7
7. 0—0 0-0
8. Tel Lg4
DurasMaroczy 1911 geeft Pd7.
9. Pbd2 h6
10. Pfl b5
II. Lb3 Pa5
12. Lc2 c5
Deze opening heeft het bezwaar, dl
te veel zetten met den looper moei
13. h3 Le6
14. g4 h5
De strijd ontwikkelt zich op de ka
vleugel.
15. g5 Pd7
16. Kg2 f5
Na h4 volgt Lg4.
17. ef5: Lf5:
Maar nu komen enkele zwakten il
stelling.
18. Pg3 Le6
19. d4 Ld5
20. Le4 Le4:
21. Pe4: cd4:
22. cd4: d5
Een aardige manoeuvre.
23. Pg3 e4
24. Pe5 h4.
25. Ph5 Pe5:
26. de5: Pc8|
Er gaat altijd een pion verloren.
27. Dg4 DcSl
Na Pe5: kan De6t, Pf7, g6.
28. Dh4: Pe5:
29. Pf6t Lf6:
Wanhoop bij wit. Zwart wil de
Pf3 benutten en speelt dus niet i
30. gf6: Pf3
31. Dg3 Pel:t
32. Kfl T16:
33. Kei: Tf3
34. Dd6 Df5
35. Le3 Th3:
Dreigt Thl. Ook Te3: kan.
36. Kd2 Tf8
37. Tel Tf6
38. Dd8t Kh7
39. b4 De5
40. Tbl Td6
41. Dg5 Dg5:
42. Lg5: Ta3
43. Tb2 d4
44. Le7 Tg6
45. Lc5 Tg2
46. Kei Tg7.
47. Ke2 d3t
48. Kd2 Tal
49. Ke3 T3a2!
opgegeven.
Na Ta2:, Ta2:, Ke3:, volgt d2.
De heer Sch. In probleem Had
volgt na Pg3 Lc6 van zwart, In P"
F. K, is inderdaad de bedoeling Kg
oplossing van Kolitz en Kockelkoni]
juist (nevenoplossing.) In probieen
liams volgt na lc4, Kb7.
«iiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii!iiiiiiiiiii!iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii«ii'i||li: [II!J 111
zijn behalve aan ons Bureau
verkrijgbaar bij de
Firma A. HILLEN - Station
Firma A. J. H. WIJTENB
Haarlemmerstraat 2.
W. G. J. VERBURG, SigarenM
Heerenstraat 2.
Fa. A. SOMERW1L Az. Hooge'
A. M. v. ZWICHT - Breestn
Joh. HOGERVORST, HaarW
A. VAN EGMOND, Sigarenb
Haven 2/4
en bij
BOEKHANDEL VAN DER
Geversstraat No. 59 DeS®
en des Zaterdags bij
A. H. v. d. VOOREN, H-RÏ»
Kiosk Prinsessekaoe'
imirnïïiiifïïfr.ninTnTiiimifminiiinnnnimnrfiimnnrmmnniTinTnrn J