IBrand te Maarssen - Boomplantdag te Veur - De Parijsche Zesdaagsche VEILIGE HAVENS J5ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON. DE ZESDAAGSCHE TE PARIJS. Alvorens aan den start te ver schijnen, wordt Wals door zijn helper nog even „onder handen" - genomen. 'K-r ur; ,->sgr 'r BUURPRAATJE op de tiende Paaschvee-tentoon stelling te Eist (Gelderland). BESCHERMING VAN VOETGAN GERS IN ENGELAND door middel van een nieuw teeken op den rug. HUWELIJK TE GWALIOR VAN DE BR1TSCI1-INDI801IE PRINSES KAMALA RAJAH SEINDHIA EN DEN RAD J AH VAN AKALKOT. Op onze foto rechts zittend de bruidegom. TE VEUILLEIDSCUENDAM WERD GISTEREN EEN BOOMPLANTDAG GEHOUDEN. Burgemeester W. Keyzer gaf het voorbeeld en plantte den eersten boom. door BASIL KING (Uit het Engelse h). 52) „Ata wat hij in opstandigheid tegen het ik Vln p'an was te doen, zette hij nu I 1,1001,1 gebed op papier. Hij zou zich I leven van bijna niets, om geld ofiSparen' hij haar over een jaar vfee' drie zou kunnen trouwen. En toch r»eens hoogeschoolonderwijs had zouden tenslotte hun beider le- usorostandigheden zooveel beter zijn, "tachien daarom het aanvankelijke <K. h maar het beste zou wezen. Hij tir3C, alleen maar aan haar en aan het- Ijh v r bet gelukkigst zou maken. Hij haar Uel had haar liet had r,v?ta schreef terug, dat zij geen be- tJ|ar had tegen hun verloving en dat zij ïjf zou aandringen op een ring, voordat Re» bi staat achtte er haar een te v *1* Haar zelf was die ring onverschil- 21'®Mr als zij de meisjes vertelde, dat to hi d was. °n geen ring kon toonen »i ?~:.mededeeling te bevestigen, dan zou 0,1 ,l0ch niet worden ereloofd. Zoodra hij .'.yAch niet worden geloofd. Zoodra hij 2-7 Rnoeg had om een ring te koopen, Un J?em een draadje sturen, dat over- riajjj a"1 >net den omvang van haar had nog geen oogenblik aan een 8 Sedacht, en een ring beteekende meer geld uitgeven. Ook al goed! Dan zou hij dat maar doen, al zou hij er zijn heele toe komst voor moeten verhypothekeeren. Maisie mocht zich niet tegenover haar vriendinnen in Nashua schamen. Al zijn vrijen tijd bestedend aan het onderzoeken van de prijzen van ringen, merkte hij op, dat die niet zoo hoog waren als hij wel vreesde. Daar Maisie hem eens had gezegd, dat ze zoo dolgraag een ring met een diamant zou willen hebben, nam hij zich voor zoo'n ring te koopen, al zou die ook vijftig dollar kosten. Maar hij vond er een voor vijf en twintig, waarvan de diamant zoo groot was als een kleine erwt, en die in de zon schitterde als een vuurtoren. De jonge Jood, die den ring verkocht, verzekerde hem, dat die diamant honderd dollar zou hebben gekost, ais er niet een heel klein vlekje in zat, maar dat alleen een vakman zou ontdekken. Maisie was verrukt toen zij hem kreeg en Tom voelde zich bijna een getrouwde man. De rest van den winter ging kalm voor bij. Met Honeybun had hij een godsvrede gesloten Hij zou naar de hoogeschool gaan en alles doen, wat in uitzicht was gesteld. Maar Honeybun moest zijn zelfverlooche ning beschouwen, als een leening. die later zou worden terugbetaald. Honeybun was bereid alles te beloven, en in de hoop na drie of vier jaren afgestudeerd te zullen zijn, werkte Tom met nog grooteren ijver. Maar op een dag in het begin van de lente ontmoette hij onverwacht Guy en Hildred Ansley, zooals gewoonlijk op het Louisberg Plein. Zij waren den vorigen avond uit het zuiden teruggekeerd en zou den weldra naar Europa vertrekken. „Allerberoerdst," klaagde de dikzak. „Ik krijg een leeraar mee op sleeptouw, om te zorgen dat ik niet zak voor het aan staande examen voor Harvard. Ik wou dat ik jou was!" „Als jij mijnheer Whitelaw was, Guy," herinnerde zijn zuster hem, „dan zou er toch weer wat anders zijn, dat je ook niet beviel. We hebben allemaal onze moeilijk heden, nietwaar mijnheer Whitelaw?" „Makkelijk praten; zij heeft er geen een," protesteerde de broer. „Als zij in mijn plaats was, met een moeder, die voortdurend bang is dat ik het te warm of te koud heb, of te moe ben, of door honger word gekweld, of dat het eene of andere idiote ding me ziek zal maken „Hoe dan ook," viel Tom hem in de rede, ,,'t is toch maar prettig een moeder te hebben, die al die onnoodige drukte voor je maakt." En met een sympathieken blik vroeg Hildred„Wordt er dan voor u niet goed gezorgd?" „O, ik kom er toch wel." „Guy zegt dat u bij een voogd inwoont." „U mag hem, als u wilt, een voogd noe men, maar eigenlijk is het er een te groot woord voor." „Maar hoe hebt u dan En weer zei Tom tot zich zelf: „t Is de manier waarop ze je aankijkt." Hij be greep wat zij wilde vragen, en om open kaart te spelen, vertelde hij haar de voor naamste dingen uit zijn leven. Hij deed het kort, haastig en legde alleen den nadruk op het feit, dat, om hem te vrijwaren om voor de tweede maal pupil van den Staat te worden, zijn vriend, de dokwerker, met hem naar Boston was gegaan om hem school te laten gaan. „Hij moet wel een buitengewoon goede man zijn." Tom wilde juist daarop antwoorden, dat dat dan ook werkelijk het geval was, toen haar broer een andere wending aan het gesprek gat. „Wat ben je van plan in je vacanties te gaan doen?" „Werken, als ik een baantje kan vinden." „Wat voor werk?" Hij vertelde dat hij de beide laatste zomers in de buurt van de Qulncey- en Faneulll Hall-markten had gewerkt, maar dat hij daarvoor nu te oud was. Hij wilde nu volwassen-mannenwerk zien te krijgen, en had alle hoop dat te vinden. „En als je in Harvard bent afgestudeerd, wat ga je dan worden?" ,,'t Liefst bankier, maar misschien zal ik wel barbier moeten worden. En jij zelf? „O, ik moet rechtsgeleerde worden. Ook 'n koopje! 't Is alleen maar omdat vader zelf een advokatenkantoor heeft, waarop ik geplaatst kan worden." „Wat zou je dan liever worden?" Toen kwam over zijn dikke gezicht de hem eigene innemende glimlach, terwijl hij zei: „Ik ben 'n boon als ik het weet maar alleen geen wees of eenlg kind." Deze ontmoeting leidde tot iets gewich tigs. Een paar dagen later hoorde hij de bekende, kortademige meisjesstem: „Tom! Tom!" roepen. Hij draaide zich om en keerde terug. Gedurende den winter was Guy niet veel grooter geworden, maar wel in omvang toegenomen. Hijgende kwam hij aange- loopen. „Kun je een wagen rijden0" Tom aarzelde. „Ik weet niet wat je pre cies verstaat onder: een wagen rijden. Ja, chauXfeeren kan ik op mijn manier. Mijnheer Quidmore zette me dikwijls ach ter het stuurwiel van zijn Ford, als we alleen waren en niemand ons bespiedde. Sindsdien heb ik eenige malen een vracht auto met groenten naar de markt gereden. Ik geloof wel, dat lk na een paar lessen er de handigheid gauw van te pakken zou hebben. Ik heb er aanleg voor, ook om een paard van den bok te rijden. Waarom vraag je het eigenlijk?" „Omdat mijn vader zei, dat als Je kunt chauffeeren, hij je misschien voor den zomer aan een baantje kan helpen." „Waar? Wat voor baantje?" •Dat weet ik niet. Hij zei, dat als Je er over wilt komen spreken, jo dan van avond om negen uur bij ons moet komen." Dien avond om negen uur werd Tom weer in zoo'n kamer binnengelaten, die wees op de diepe kloof, die er bestond tus- schen zijn eigen leven en dat van men- schen als de Ansleys een kamer, die op hetzelfde oogenblik, dat hij er binnentrad, in zijn onderbewustzijn iets atavistisch wakker maakte. Het was een verdoezelde indruk van welgesteldheid, kleuren, getem perd licht en weelde. Uit de menigte boe ken, die hij zag, meende hij te mogen be sluiten, dat dit, wat men noemt, de stu deerkamer was. Maar het eerst werd zijn aandacht getrokken door een heer in smoking, die in een diepen leuningstoel gezeten, aandachtig een courant las. In een dergelijken stoel zat. in een gekleede japon, een dame een boek te lezen. Het was voor het eerst, dat hij zag dat er men- schen waren, die aan tafel altijd „avond- kleeding", zooals hij het noemde, droegen, ook al hadden ze geen gasten. (Wordt vervolgd), EEN HEVIGE BRAND woedde in de buitenplaats Cromwijck te Maarssen. Het uitgebrande huis. POPPENTEN TOON8TELLIN G in de residentie van 3 t.e.m. 17 April, ten bate der T.B.C.-bestrij ding. Enkele inzendingen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1934 | | pagina 5