ilden-herdenking te Berlijn - Prins George Van Engeland te Schoongezicht
IVEILIGE HAVENS
FEUILLETON.
niet onvriendelijk voor hem waren ge
weest. Maar het was de positie van pupil
van den Staat, die hem zoo vreeselijk
tegenstond, en daarom wilde hij daarin
niet terugkeeren. In Harfrey was hij de
eenige, die tot een lagere kaste behoorde,
in een stijf wereldje, uit menschen be
staande, die een hoogen dunk van zich
zelf hadden, en meenden het recht te
hebben hem te minachten. Daar was niets
aan te doen. Zij wisten even goed als hij
zelf, dat hij eigenlijk niets minder was
dan welke jongen ook, en toch toonden zij
door hun doen en laten, dat zij hem als
een kleinen paria beschouwden. Te mid
den van dieven en moordenaars, zooals
in den laatsten tijd, bleef hem nog de
mogelijkheid om zich zelf te respecteeren.
Maar terugkeeren naar en afhankelijk zijn
van die georganiseerde maatschappij, dat
zou zijn innerlijk leven verwoest hebben.
„De dacht wel, dat je er zoo over zoudt
denken. Zoolang je nog wacht op de te
rugkomst van je vader en dat doe je
nog altijd is er geen gevaar. Dat zou pas
kunnen komen, als de scholen weer zijn
begonnen. Ik ben er zeker van, dat de een
of andere ziel rondsnuffelt, en die aan
den een of ander verklapt, dat je niet
school gaat, terwijl je nog schoolplichtig
bent. En dan. jochie, zou je weer ergens
in een gezin als pupil van den Staat be
landen."
Tom sloeg in het donker hard tegen zijn
bed. „Ik wil niet! Ik vertik het!"
.(Wordt vervolgd).
Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad
staan dan dit, en er mij doorheen gewerkt
ook. Ik blijf bij je, manneke, zoolang je
me noodig hebt, al zou ik ook geen lolligen
dag meer in mijn leven hebben en nooit
meer een half fleschje achter mijn kraag
gooien
De roerende wijze, waarop hij het leven
afschilderde, dat hij van plan was te gaan
lijden, voerde zijn gedachten als vanzelf
naar zijn vroegere leven.
„Als ik vastgehouden had aan het be
ginsel om de belangen van anderen niet
den voorrang te geven, dan was ik mis
schien nog altijd gasfitter in Liverpool, in
Engeland. Daar ben ik geboren. Ik was
door en door Engelschman, en sommige
menschen beweren dat ze dat nog aan
mijn spraak kunnen hooren. Maar ik ben
hier al zoo lang, dat ik wel geloof het
Amerikaansch goed onder de knie te heb
ben. Onlangs ontmoette ik een Engelsch
man hij was hofmeester op een van de
booten van de Cunard Line die beweer
de dat hij niet anders dacht dan dat ik
een geboren New Yorker was. Ik heb altijd
aanleg voor talen gehad. Ik heb eens een
Franschman gekend, en ik mag doodvallen
als het niet waar is, dat ik zoo goed
Fransch met hem parlevinkte, dat ook hij
tenslotte niet anders dacht of ik was een
landsman van hem. Mijn neiging om mijn
plicht, tegenover anderen te doen, bracht
me echter daar, waar ik nu ben en daar
over heb ik me niet te beklagen. Op de
Gansevoortmarkt neem ik werk aan, zoo
dra ik dat noodig heb, wat echter niet al
tijd het geval is. Ik heb een aardig duitje
staan op de spaarbank in Brooklijn. Mijn
vrienden blijven net zoo lang bij mij, als
het in mijn kraam te pas komt, dat ik bij
hen blijf. En als ik mijn oog niet had ver
loren maar kon ik vooruit weten, dat
die gemeene huisknecht bij de zilverkast
op den loer lag en mij ranselde, overal
waar hij me maar raken kon. En toen hij
me dat oog uit mijn hoofd had geslagen,
zette ik zoo'n keel op, dat ik me bijna de
heele politie van New York op den hals
haalde."
Tam stond verbaasd. „Maar u hebt me
toch verteld, dat u uw oog hebt verloren
bij het redden van het leven van een
dame!"
Honeybun's verlegenheid duurde niet
langer dan de tijd, noodig voor het vinden
van een geschikte uitvlucht.
„O, heb ik dat verteld? Nou ja, dat was
de andere helft. Je hebt toch wel eens
gehoord dat een verhaal twee helften
heeft, nietwaar? Ik kon je toen toch niet
alles tegelijk vertellen, wel?"
Maar hij achtte het toch maar het ver
standigst om terug te komen op zijn
levensbeschrijving. Als zoon van een ha
venarbeider in Liverpool was hij op zijn
zeventiende jaar in de leer gegaan bij een
gasfitter.
„Maar ik streefde naar iets hooger. Wat
dat was, vast ik niet precies, maar het
zweefde altijd in vage omtrekken vóór me.
Na een tijdje drong tot me door, dat ik
moest strijden tegen de wet, die het
eigendomsrecht beschermt. Ik begon het
vreeselijk te vinden, als ik om me heen
keek, te zien dat er niets was, dat niet aan
iemand toebehoorde. „Verduiveld nog toe,"
zei ik tot me zelf, ik wil ook wat hebben,
of anders laat ik heel Liverpool in de lucht
vliegen. Welnu, ik kwam dan ook in het
bezit van iets, een lekker warme jas,
waarmede in het Midlandstation zijn
plaats belegd had. Dat was het begin, en
van toen af begon ik heel wat te erven.
Niets is gemakkelijker, zei ik tot me zelf
en zoo kwam ik in de Walton-gevangenis
terecht. Je slaapt toch niet. jochie?"
Daar hij niet sliep, kwam hij de rest van
het verhaal ook te weten. Uit de Walton
gevangenis ontslagen, zette Honeybun
koers naar Amerika.
„Ik wou weg uit een land, waar aUe
dingen een eigenaar hadden; ik wou naar
het land van de vrijheid! 't Mocht wat! Ik
was nog geen vier uren aan wal, of ik
merkte dat hier net zoo goed als in dat
achterlijke Engeland, niets was, dat niet
aan iemand toebehoorde. Laat ik je één
ding zeggen, jochie. Als iemand, die in
Amerika komt, soms mocht denken, dat
er hier iets is, dat hij voor niks krijgt, dan
heeft hij het glad mis. Ik bezit niets, of ik
heb er voor gewerkt of heb het op den
kop getikt. Hier diezelfde stomme, oude
wet tot bescherming van iemands bezit.
Eenige avonden later ontstelde Tom
door een nieuwe mededeeling, die zijn
eigen positie betrof.
„Ik dacht zoo, jochie, dat, aangezien je
eens een pupil van den Staat bent ge
weest, je dat opnieuw zal worden, zoodra
de Staat in de gaten krijgt, dat je vrij
rondloopt."
Verschrikt riep de jongen uit. „Dat
nooit! Eer zou ik me van kant maken!"
Zelf begreep hij dat gevoel van tegenzin,
van afschuw niet. Zuiver geredeneerd, was
de Staat toch goed voor hem geweest; de
Tollivants ook, althans in dien zin, dat zij
l)E MODEHUIZEN TOON EN HAAI! CLIëNTEN DE
NIEUWE VOOHJ YARSMOOE. Een 1934-bruid met
bruidsmeisjes in Regent Street te Londen op weg naar een
modeshow.
door BASIL KING
(Hit het Engelsch).
Tom niet hooren, maar het
i ar <*a* Honeybun zijn kame-
«frJjdste. Tom had nu weliswaar
gekregen de vriendschap te ver-
jètT31 ^derzijds deinsde hij terug
- loomitzlcht opnieuw zonder ook
1 nn rü^end te zfih- Wachtend en
LVT'Andmore's terugkeer, gaf in
u.?® Wendschapsbond met Ho-
èht tehaaglgks. Niettemin achtte
ii«sEenover zijn geest van zelf-
verplicht te toonen, dat hij
I ni »Je®nen k°n staan. Hij wachtte
IWn iu voet aan voet, ieder in zijn
taam muur lagen, en de door het
üdc j?toetredende licht hem vol-
mjr0 afgekoeld, om eenigszins
«n als man tot man te
,Hon«y. dat als uw hart weer
S beef?® kameraden trekt, ik best op
i lü an staan. U hoeft heusch
j nÏÏ ®n bij me te zijn."
beï,?' weet h®®' soed wat op-
tot j*?kent. Als ik je naaste bloed-
Bt h ,weet best wat daaraan
wei wi ib mUn leven meermalen
ibor zwaardere akkefietjes ge
('ROSS COUNTRY VOOR DAMES TE PARIJS bezetten deze
Jongedames de eerste plaatsen. V.I.n.r. mile Guyot, mile Lenoir en
mile Amaridon.
DE NIEUWE JAPANSCHE GE-
ZANT bij ons Hof, Z. Ex.
Toshihiko Taketomi.
TWEE FRANSCIIE MILITAIRE VLIEGTUIGEN
HOTSTEN TF, LAN NEVILLE SUR ORGE tegen
elkaar. Een der vernielde toestellen. Beide bestuur
ders kwamen om het leven.
DE HEER BLANOHARD DE LA BROSSE
die genoemd wordt als opvolger van Pasquier,
den overleden gouverneur-generaal van
Indo-China.
UIEN-HERDENKING TE BERLIJN, Het défilé van de Rijksweer
president ven Hindenburg voor het eere-gedenkteeken Uuter den
Linden te Berlijn.
PRINS GEORGE VAN ENGELAND IN Zl II!'-AFRIKA. Prins
George bracht een bezoek aan een Hollandsche boerderij te
Schoongezicht. De prins (rechts) en zijn gevolg op het erf der
boerderij.