Eerste lustrum van den Radio-raad - Aardbeving in Britsch-Indië
te JaargangLE1DSCH DAGBLAD Tweede Blad
FEUILLETON
WE A M ERIK A ANSCHE FILMSTER RAMON NOVARRO bij den hoofdman
van den Navajo-Indianenstam in de leer hoe den boog gespannen te houden.
Hij treedt binnenkort op in een Indianen-film met Lupe Velez.
DE RIJKSDAG BIJEEN. De zitting van den Duitschen Rijksdag, gehouden ter gelegenheid van de her
denking va/n -het één-jarig bewind van Rijkskanselier Hitier. De begroeting yan Hitier.
[HET EERSTE LUSTRUM VAN DEN RADIO-RAAD.
p- De herdenking in het departement van Binnen-
landsche zaken. Tijdens de rede van minister de-Wilde.
ALS PROTEST tegen de verhooging van den ben
zineprijs, lieten de Parijsche automobilisten in de
voornaamste straten hun auto's stilstaan, waardoor
het verkeer ontwricht werd. Twee gearresteerde
automobilisten.
De aardbeving in Britsch-Indië.
Bij de aardbeving in Britsch-Indië zijn 6000 personen om het loven gekomen. Een 'der ingestorte
huizen te Darjeeling.
DE AANkOJlST van de Hollandsche Studcbaker-
ploegi die in -de Rallye naar Monte Carlo de zesde
plaats bezette, te Tilburg. V.l.n.r. de heeren Bakker
Schut, H. v. d. Heide en Hapnit.
voortaan anders uit te spreken. De eerüge
verklaring die hij omtrent zijn fout kon
geven, was dat zijn tong niet anders kon.
Hij sprak sommige woorden voortaan
anders uit, alsof zij van een vreemde taal
waren. Hij maakte zich veel eigen, dat ruw,
grof, lawaaiig, vulgair en branie klonk,
deed net zooals de andere schooljongens
en toch vond hij zich zelf „apart".
Maar in één ding was hij bepaald anders
dan de rest want al werden zijn taal en zijn
manieren ruwer, al maakte hij zich in zijn
ijver soms belachelijk, er was nu eenmaal
mets aan te doen, dat hij opgroeide tot een
flinken, mooi gebouwden jongen, die zijn
hoofd op een wijze droeg, die op zich zeil
reeds een ergernis was voor hen, die bij
intuïtie voelden, dat zij van minder allooi
waren dan hij. Het kon hem niets sche
len dat de onderwijzers van hem hielden
cn hem waardeerden. „Meester's lievelinge
tje", was een scheldwoord, dat hem bijna
even pijnlijk in de ooren klonk als „straat
jongen" of „winkeldief".
Hij kon er nu eenmaal niets aan doen.
dat hij gemakkelijk leerde, dat er zoo'n
bekoring uitging van zijn glimlach, als
men vriendelijk jegens hem was, dat hij
beleefd antwoordde, als hij beleefd werd
toegesproken. Maar toch vond men dat dit
alles tegen hem getuigde. Hij werd voor
den gek gehouden, geplaagd, verveeld en
gesard. Wanneer er een pet van het hoofd
moest worden gerukt, dan was het de
zijne; wanneer er een paar overschoenen
moesten worden gestolen, waren het de
zijne. Wanneer er een schoolboek uit
iemands handen moest worden gegraaid,
en dan in een boom gegooid, waarin de
eigenaar onder een bombardement van
kiezelsteenen moest klimmen, om het er
uit te halen dan was het zijn boek. Om
dat hij arm was, geen vrienden had, om
dat er niemand was, die voor hem in de
bres sprong, en er niettemin die ver-
wenschte fierheid uit zijn heele wezen
bleef stralen, daarom werd het een alge
meen erkende wet op school, dat elke
laagheid, die men jegens hem beging,
rechtmatig was.
Maar tijdens zijn derde verblijfjaar bij
de Tollivants verminderde dit, en in het
vierde eindigde het. Ook zijn schoolmak
kers waren ouder geworden; andere ge
voelens waren in hen ontwaakt. Eén daar
van was oprechtheid; een tweede was be
wondering voor durf.
„Want jullie zult moeten erkennen,"
had hij Arthur Tollivant eens tegen zijn
vrienden hooren zeggen, „dat hij alles
heeft doorstaan, zonder een kik te geven,
't Is een taaie, fhnke kerel; geloof me
maar."
Dit gunstige oordeel vond weerklank bij
de jongens van Tom Whitelaw's eigen
leeftijd. Wreed waren zij nooit geweest,
hadden echter nooit beseft wat medelijden
was. Ouder geworden, waren zij een heele
boel vergeten van hetgeen zij vroeger
hadden gedaan. De jongen, die op zijn
zevende jaar de winkeldief was, was op
zijn elfde jaar bevorderd tot Whitey de
Hardlooper. Hij liep naar en van school
met de meest getapte jongens, waarmee
hij speelde en vocht, en ln het geheim
vloekte, Wanneer ö(j een air aarmam, dan
was dat, vonden de jongens, omdat hij
nog meer „léf" had, dan werkelijk het ge
val was, iemand die zelfs na een sigaret
te hebben gerookt, terwijl je het nog aan
zijn adem merkte, naar huis durfde gaan.
Zoo bracht hij twee volle jaren door,
waarin hij althans uiterlijk werd ge
duld.' Verder kon hij niet komen, omdat
hij nu eenmaal een pupil van den Staat
was. Bij honkbal en in het voetbalelftal
werd hij als gelijke beschouwd, maar in
den huiselijken kring der jongens was dat
niet het geval. Op partijtjes en die wer
den onder het jonge volkje van Harfrey
heel wat gegeven werd hij niet ge
vraagd. Meisjes, die hem bij de Tollivants
ontmoetten, spraken buiten niet met hem.
Toen Cilly, die nu Cecilia werd genoemd,
op haar verjaardag haar vriendinnen op
een partijtje had, bleef hij op zijn kamer,
wat iedereen heel gewoon vond. Maar hoe
ook, het was hem een opluchting op straat
niet meer te worden uitgejouwd, en ook
niet meer dagelijks op school te worden
herinnerd aan het drama van zijn moe
der. Een opluchting maar ook niet meer.
Meer dan dit kon het niet zijn, want
daarvoor was de wond te diep geweest.
Uiterlijk aanvaardde hij de bewijzen van
toenadering; in zijn binnenste verwierp
hij ze. Hij wachtte zijn tijd af. Niet omdat
hij belust was op wraak daarvoor was
hij nu te gevoelig maar in de hoop dat
alles in zijn geheugen zou vervagen en hij
alles zou vergeten. Tegen den tijd dat hij
twaalf jaar werd, voelde hij dat zijn geest
groeide, dat hij meer begrip kreeg.
.(Wordt vervolgd).
dat nog voordat het hem leerde kennen,
dit verhaal niet had gehoord.
Daarbij kwam nog, dat men van hem
ze;, dat hij, hoe dan ook, „iets aparts" over
zich had. Dat „iets aparts" was een over
treding, die lang niet zoo gemakkelijk werd
vergeven als een misdadiger te zijn. Ar
moediger gekleed dan de overigen en
eigenlijk niemand toebehoorend, was niet
temin zijn houding van een soort, die zij
niet anders konden betitelen dan een „air
over zich hebben".
Het was Cilly Tollivant, die het eerst hem
van deze beschuldiging in kennis stelde.
„Maar dat is niet waar, Cilly", protes
teerde hij. „Ik zou niet weten hoe ik anders
zou moeten doen".
Cilly was in den loop des tijds meer zus
terlijk jegens hem geworden. Zij kon niet
onder één dak met hem leven, zonder dat
haar hart werd vermurwd, en hoewel ze
in het openbaar hem minachtend behan
delde, omdat haar eigenbelang haar daar
toe dwong, trachtte zij hem in het geheim
te helpen.
„Zoo, weet je niet eens hoe je anders zou
moeten doen!" riep zij verontwaardigd uit
„Tom Whitelaw, je maakt me gewoon mis
selijk. Weet je dan niet eens hoe je behoor
lijk moet spreken?"
„Jawel. maar.
„Juist daar heb ik je", viel zij hem boos
in de rede. „Waarom spreek je sommige
woorden zoo heel anders uit dan wij alle
maal doen?"
De wenk werd deemoedigdoor hem aan
genomen; hjj zou probeeren die woorden
",/?edend Dad hij, voor zoover het
0 bÏÏ ü10'' er "I stilte tusschen door;
Vader, doe dat niet! Geef me
zarht^Sïïf 1 en maak me ook niet-
ieen en gehoorzaam voordat ik
hch'erniJ1?Derels, die me voor op-
1 - uitscholden, heb vermoord".
hoofdstuk x.
die* hemrSS?rd<1? niemand van de „kerels",
lden, hoewsi u«P ter hadden uitgeschol-
fcwee gedurende de eerstvolgende
I *erd bcÏÏh "J102 al dikwijls „oplichter'
I altijd di?' i e het 00k liep. hij was
Ide overige n!0n®jn' die anders was dan
Iwerden altiw vordermgen, die hij maakte,
Ivan zijn Vor!L)6etiraken door de melodie
gen, Zijn m '"dern hij was een straatjon-
Van kant Zlch Di de gevangenis
a Waren zij jf, En voordat zij dit deed,
sta' in een nn„>B^arresteerd wegens dief-
I^een g^n ^2 Dl heel Harfrey was
"erd verteld 2die geschiedenis niet
was gj&n jonggjj of gj£igje