DRIE KLEUTERTJES
Jaargang
Donderdag 1 Februari 1934
No. 5
ZONNETJE VAN 'T HUIS.
ui.
(Slot)
t toen hij mijnheers vriendelijke blik
opeens zijn tegenstand gebroken.
I kleine zusje.is zoois zoo..
lek mijnheer," kwam er toen stoo-
Dt.
jongen, ls het dat? En jij houdt
irg veel van je zusje, ls 'tnlet?"
korte knik met het hoold was het
ird.
t opeens barstte Karei toen uit: ,,En
- en thuis denkenze'dat
at ik er niets om geef
lel wreef met zijn mouw over zijn
't Kostte wel moeite, maar toch
lldc niet hullen.
mijnheer begreep de zaak wel.
lel," zei hij, „zal ik je eens zeggen,
pt komt? Jij doet thuis natuurlijk
ader als je hier op school gedaan
le doet wild en vroolijk en daarom
fie thuis, dat je er niets om geeft.
J ik Je nu eens zeggen, waarom je
It?"
londerd keek Karei zijn onderwijzer
list mijnheer dat dan?
fdoet zoo druk en vroolijk," ging
(er voort, „omdat je niet wilt laten
i dat je zooveel verdriet hebt om Je
'tniet zoo, Karei?"
nijnheer," zei de jongen zacht,
weet je Karei, dat zouden je vader
Ier evengoed gemerkt hebben als
ar je moet bedenken, dat zij nu
'tl hun aandacht bij je zieke zusje
legrljp je dat, jongen?"
milnheer," antwoordde Karei weer.
B dan nu maar gauw naar huis,
I en doe maar heel gewoon hoor. 't Is
keen schande als je verdriet hebt om
Jek zusje."
(een opgelucht hart verliet Karei de
Mijnheer had gelijk, hoe konden ze
nu merken, dat hij veel van Nelly
als hij nog vroolijker deed dan an-
hij thuis kwam, ging hij meteen
paar de huiskamer. Daar waren Rie
nie. Ze moesten hun huiswerk ma
ar ze hadden er niets geen zin is.
ls 'tmet Nelly, weten jullite dat
rroeg Karei met een heesche stem.
we hebben moeder nog niet gezien,"
|de Rie hem, „maar Mina zegt, 't is
eeds hetzelfde."
avond kwam nog laat de dokter,
fal wel weer een onrustige nacht
zei hij tot vader, toen die hem
morgen vroeg kom ik terug."
er zou het eerste deel van den nacht
i. want moeder moest noodig wat
pebben. Nelly was erg onrustig, juist
t dokter gedacht had. Voortdurend
Pu haar kleine handen aan het laken.
moeder vader kwam aflossen was er
Tlets geen verandering. Zwijgend
hoeder haar plaats voor het bedje
H 't uur moest Nelly haar drankje
en trouw gaf moeder haar dit.
toen ze dit eenige malen gedaan
(eek het moeder alsof er eenige ver-
hg bij Nelly kwam. Ze woelde niet
»o onrustig, haar handjes lagen wat
«U en haar ademhaling was minder
Sr- In spanning keek moeder too.
pit was dit was dit beter-
°f was het....?
Er zaten eens drie kleutertjes
Gezellig in het gras,
En maakten er haast ruzie om,
Wie 't allerdapperst was!
Ik! zei het ééne kleutertje,
Want luister maar eens even
Als hier op eens een reus verscheen,
Dan zou 'ker niet van beven!
Een reus! zei bluffend nummer twee,
Al was 't een olifant!
Denk heusch niet, dat Ik er van schrok
'kGing vast niet aan den kant!
Een olifant! riep nummer drie,
Al zou 't een leeuw ook wezen!
Ja, zelfs, al waren het er twee,
Dan nog zou ik niet vreezen!
(Nadruk verboden)
Wie kwam er zachtjes naderbij?
Een doodgewone koel
En toen ze naast de kleuters stond,
Toen zei ze plots'ling boe!
O, o, die kleutertjes in 't gras!
Je mag niet lachen, hoor,
Ze sprongen haastig overeind
En gingen er vandoor!
Ze waren voor een reus niet bang!
Niet voor een olifant!
Ze gingen voor een sterken leeuw,
Neen, vast niet aan den kant!
Maar toen er plots een koe verscheen,
Een doodgewone koe!
Toen liepen die drie kleutertjes
Gauw naar hun moesje toe!
R. WINKEL.
Verder durfde moeder niet denken. Ze
zonk op haar knieën voor het bedje en
sloeg de handen voor de oogen. Moeder
bad
Toen ze weer opkeek, zag ze het opeens.
Nelly was ingeslapen. Zacht en geregeld
ging haar ademhaling.Dit was beter
schapStil bleef moeder voor 't bedje
zitten. 'tWerd ochtend. Er kwamen ge
ruchten hl huisEven later werd zacht
de slaapkamerdeur geopend.
't Was vaderMet de vinger op de
lippen, wenkte moeder hem naderbij. Toen
zag ook vader het. Zijn kind was gered
„Ga even mee naar beneden," zei vader
fluisterend, „dan gaan we het de kinderen
vertellen."
Rie, Annie en Karei waren al in de huls
kamer. Met verwondering zagen ze hun
ouders binnenkomen
Ze wilden wat vragen, maar opeens
zagen ze de gelukkige gezichten en vader
en moeder.
„Was Nelly beter?" vroeg Rie, terwijl ze
op haar moeder toesnelde.
„Ja kinderen," antwoordde vader ern
stig, „onze Nelly wordt beter."
Dat er dien dag vreugde heerschte In
het gezin Martens, laat zich begrijpen.
FRANCINA.