Bekende figuren in was - Oefenwedstrijd Nederlandsch Bondselftal VEILIGE HAVENS Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON. MAC DONALD IN WAS. In Ma-dame Tussaud's wassen beelden-kabinet. Rechts het beeld van den Britschen premier MacDonald, dat een bijzondere gelijkenis vertoont. In het midden minister Neville Chamberlain. Dl PREMIcRE VAN HVNS KYSER'S TOONEELSTLK „REMBRANDT VOR GERICHT" in het Deutsche Theater in Berlijn. Theodor Loos en Agues Straub in de hoofdrollen. VREEMDSOORTIGE AANDEELHOUDERS. Ha-ssan Ben Mohammed en zijn broertje, twee -leden van circus Sarassani, bekijken uit de aandeelhouders- loge in het Amstcrdanische stadion het opslaan der tent. AFBRAAK VAN DEN GASHOLDER van Schmargendort- VREEMD GESCHENK VOOR 'N BABY. Het AVilmersdorf bij Berlijn, De grootte van den gashouder komt zoontje van Kimgsford Smith kreeg een kist met duidelijk uit tegen de nietige gestalte van den arbeider flesschen wijn, welke bewaard zal worden tot zijn aan den wand. 21e jaar. OEFENWEDSTRIJD van het Nederlandsche Bondselftal tegen een vertegenwoordigend elftal van Boedapest, op het Sparta-terrein te Rotterdam. Het Ned. elftal verloor met 51. Keeper Halle zoekt den bal op den grond, maar weet niet wat hem boven het hoofd hangt. door BASIL KING. CUit het Engelsch). 10) Neen, daaraan had hij geen behoefte, omdat hij het nooit had gedaan. Daarom stelde zij hem voor op het bed te knielen, de handen te vouwen en de woorden die zij, zittende op den rand van het bed, hem zou voorzeggen, te herhalen. B En nu maar met die lieve gedachte gaan slapen, nietwaar? Slaap lekker, mijn 11 jongen" Zij kuste hem, zooals zij dacht dat zijn j moeder zou hebben gedaan. Hij sloeg zijn l urmen om haar hals en trok haar gezicht I naar het zijne toe. „Wel te rusten," fhiis- Iterde hij terug, en bijna nog voordat zij l van den rand van het bed was opgestaan, I jvist zij, dat hij sliep. Tegen den ochtend kwam zij in de ka mer en trof hem zittend in zijn bed aan. „Is het gauw dag. mevrouw Crewdson?" L onthef, dat zal niet lang meer ■duren." I „En ais het dag is, mag ik dan naar de gevangenis?" laten"' vroeg- Ze zouden je niet toe- M.n'lP' maar wil niet naar binnen. Ik wou CÜ2? I?*31 buiten blijven staan, want als Kagen,"411 Ult het raam bij kt, ziet ze haar Zij liet zich op de knieën vallen en drukte hem in haar armen. „O, mijn lieve ling! Wat zou ik er voor geven, als God mij een zoontje als jij had gegeven! Ik heb er een gehad hij zou nu van jouw leeftijd zijn geweest maar maar ik verloor hem." Getroffen door dezen lof en ook door het verlies, dat zijn vriendin had geleden, flapte hij er als een man een zin uit, die hij al lang bij een geschikte gelegenheid had willen plaatsen. „Wel, allemachtig, wat een narigheid, mevrouw Crewdson!" Na op deze wijze zyn sympathie te heb ben geuit, maakte hij aanstalten weer te gaan slapen, zijn danspoppetje tegen zich aandrukkend. HOOFDSTUK VII. Zijn eerste werkelijke Kerstochtend brak aan. Dat wil zeggen, dat toen hij wakker werd, hij een stoel zag staan, bela den met cadeautjes Hij had nog nooit cadeautjes gekregen het was niet de gewoonte van zijn moeder die te geven. Daar zij hem alles gaf, wat zij kon en zij alles samen deelden, zou zij cadeautjes overbodig hebben gevonden. Maar nu waren er een half dozijn pakjes in wit papier, met roode lintjes dichtge bonden. Op elk pakjje kon hij zijn naam lezen. Ten minste. Tom kon hij lezen, daar hij het afleidde uit de lengte van het woord, en uit de hoofdletter W maakte hij op, dat de andere naam Whitelaw was Dus hl] heette voortaan Whitelaw' Dit feit scheen een verandering in zijn identiteit te brengen. Hij borg het echter diep, ach- tgj in gijn ijersefts op, voor latere overpein zingen, want hij wilde nu met heel zijn ziel genieten van de middadigheid van het Kerstmannetje. Hij wist best wie het Kerstmannetje was had hem meermalen in de uitstalven sters van groote winkels gezien, met ver leidelijke pakjes om zich heen, en zittend in een door rendieren getrokken slee, waarmee hij over de daken van huizen en door schoorsteenen reed, om uit den haard weer te voorschijn te komen. En toch rees bü hem twijfel, of dit alles eigenlijk maar kinderpraat was, en dat het ware Kerst mannetje een vader of moeder moest zijn, dus voor hem mrs. Crewdson. Maar zonder veel hoofdbreken wist hij het met beide opvattingen op een accoordje te gooien. Hij vond het gemakkelijker, dat een bo vennatuurlijke goede geest hem dien over vloed had gebracht, dan dat gewone men- schen, waaraan hij tot nu toe nooit veel te danken had gehad, zich plotseling zoo voor hem hadden uitgesloofd. Op zijn ellebogen steunend, was zijn eerste gedachte, die met een snik opwelde: „Moeke zit in de gevangenis!" Zijn tweede gedachte was meer een gevolgtrekking. „Maar ze zal het prettig vinden, als ik haar vertel, dat het Kerstmannetje haar jongen niet vergat," en dit verleende hem de ver gunning om zich te verheugen. Zijn eerste bhk verraadde opgetogenheid, zonder er bij te denken wat er in het witte papier verborgen was: dit was van veel minder belang dan het feit van iets cadeau te krijgen. Het was de eerste maal in zijn leven dat hij werd opgenomen in dit uit gebreide gezin van jongens en meisjes, voor hetwelk het Kerstfeest beteekenis had. Tot nu toe had hij daar smachtend bulten gestaan verlangend, hoopvol, en toch gedoemd om op een afstand te blij ven toekijken. En nu, als zijn moeder niet in de gevangenis ware geweest De pakjes waren niet allemaal even groot. Beginnende met het kleinste, legde hij ze volgens de grootte naast elkaar. Ai- leen al het aanraken gaf hem een rilling van genot. Het kleinste was zoo rond als een sinaasappel, maar zachter. Hij kon wel raden dat het een bal was, wist het bijna zeker, maar twijfelen vond hij prettiger. Het duurde lang voordat hij besloot het eerste roode lintje los te maken, en zijn verrassing een bal te vinden al wist hij vanaf het eerste oogenblik, dat hij het pakje in zijn hand nam, dat het wel een bal zou zijn was er niet minder groot om. In het tweede pakje zat een zakdoek, een voorwerp, dat hem een sport hooger op de maatschappelijke ladder bracht. Verder kreeg hij suikergoed, noten, een tandenborstel met tandpasta, en tenslotte vond hij in het grootste pakje een boek: „De Geschiedenis van 't Menschdom", ge schreven in één lettergrepige woorden en versierd met bonte platen, de menschen- rassen voorstellende. Als zijn moeder nu maar niet in de gevangenis was Dat zijn moeder echter niet meer in de gevangenis was, kwam hem eerst later op den dag ter oore Het was een dag van uitersten, van verrukkingen en van plotse linge narigheden, die oorzaak waren, dat hij zich ergens in een hoekje verdrietig terugtrok. Telkens vroeg hij naar de ge vangenis te mogen gaan, en onmiddellijk daarop was hij aan het ravotten met andere kinderen, waarvan het overgroote deel in een soortgelijk geval verkeerde als hij, of wel in een nieuwe levensphase wa ren gekomen. KaJkoen en plumpudding eten aan het hoofd van een der drie lange tafels, waaraan twaalf of veertien kinde ren zaten, was voor hem het toppunt van alle wereldsche genietingen. Maar te mid den van al die heerlijkheden gebeurde hem iets vreeselijks, waardoor hij plotseling een tegenzin kreeg in kalkoen en plumpudding. Dat er iets gebeurd was, merkte hij da delijk toen zijn vriend, de politie-agent, 's middags binnen kwam. Nauwelijks zag hij hern, of hij holde naai' hem toe. „O, mijnheer, komt u me halen om naar de gevangenis te gaan?" De mijnheer klopte hem zachtjes op zijn hoofd, maar antwoordde eenigszins afgetrokken: „Neen, jongen, nog niet. Je weet toch dat je naar een Kerstboom gaat. Ik kwam juffrouw Honiton opzoeken." Toen juffrouw Honiton, een van de dag- zusters, aan het eind van de gang ver scheen, pakte de polltie-agent hem bij zijn schouders, draalde hem om en zei: ,En nu afgemarcheerd en gaan spelen! Ik heb Iets met juffrouw Honiton te bespreken." Hij marcheerde dan ook af, maar niet verder dan tot aan het andere eind van de gang, waar men niet zag, dat hij bleef tal men. Dat deed hij, omdat hij voelde dat, wat het geheim ook mocht zijn, hij daarbij op de een of andere wijze betrokken was. Hij ving echter niet anders dan woorden op. die hij niet begreep, o.a. cyaankali! Het was alleen te danken aan zijn scherp ge hoor en zijn goede geheugen, dat hij zoo n moeilijk woord onthield Of zijn moeder iets ingenomen had of niet, kon hij niet uitmaken, maar wel zag hij, dat zijn vriend en de juffrouw ernstig keken en ook hoorde hij dat zij hun gesprek voortzetten. AWordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1934 | | pagina 5