De belangstelling Door de Pelikaan-vlucht - St. Thomas luiden HAAR AVONTURIER FEUILLETON. Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad I episode uit den Dertig jarigen Oorlog. Oorspronkelijke schets van G. P. BAKKER. I «2» na «en langen tocht aan de I ,uöe Herberg gekomen waren, daalde de I reeds ln het westen. Hij hiet haar op I cTvZ te haar op vasten bodem. Marion I b«en het alsof de razende rit enkele °°genblikken had geduurd. Met een I !pm. waarin teleurstelling klonk, vroeg ..Saxon, zijn we er nu werkelijk al?' Ra'i r moet rust hebben," antwoordde I a t°n. .Anders zou ik niets liever doen kv, en Seheelen nacht doorrijden met u mlJn armen". h,|'Maisjellef", vervolgde hij en deed alsof w zaS> dat ze zeer verbaasd keek, het avrtf za'- zijn, dat je van Annette een of 5*r rijcostuum leent en een bootje. eenigen tijd reed ook de huifkar het toev0? was veilig thuis gekomen en a- Saxon haar eenige goudstukken gaf, tork, voeding voor den avontuurlijken K5 "as zij de koning te rijk. Nu zij den niet kreeg, dwaalden haar ge- *a"r, n bi ijk haar af naar den huzaar, h»vtegen Annette, die met groote •-12stelling haar verhaal had aange hoord: „En toch was het wel een knappe, aardige jongen". „Wie?" vroeg Annette, „de luitenant?" „Neen" antwoordde Lize „de huzaar". Saxon had Rudolf verteld dat de Oude Herberg bewaakt zou worden. „Ik had niet anders verwacht", ver klaarde deze. „Als ze om u komen, zal ik zeggen dat u op onderzoek uit is en waar schijnlijk wel een paar dagen zult uitblij ven. U vertelde mij, dat u hoopte met rijken buit terug te keeren." Inmiddels had Annette den maaltijd ge reed. Men had zich Juist aan tafel gezet, toen de deur open ging. Saxon kon een kreet van verrassing niet onderdrukken, want zoo'n mooien, slanken ruiter had hij nog nooit in zijn leven aanschouwd. De rechte, lange beenen staken in een geel- leeren pantalon. Hij droeg hooge, gele rijlaarzen en een rood fluweelen wambuis, dat tot over de dijen reikte en daarover een glinsterend borstharnas. Onder den sierlijken Slavischen helm, die als zilver glansde, zag Saxon een ovaal matwit ge zicht. omgeven door ravenzwarte haren. „Overste," zei hij, het militair saluut makend, met de hakken aaneengesloten. „Mag ik mij even voorstellen: Von Ebertot, van Wallenstein's ruiters." Vol bewondering beschouwde Saxon de gracieuse verschijning, die ondanks de travestie zeer rijzig scheen en antwoordde „Aangenaam, vaandrig, neemt u plaats." „Zulke vaandrigs moesten er meer in het leger zijn," mompelde de oude wachtmees ter. „Nu weet ik, wat mij mijn geheele leven ontbroken heeft EJi Rudolf zgjde: „Ik zou de freule in dat pakje niet herkend hebben". Hij hief zijn roemer op en vervolgde: „Vaandrig en overste! Mag lk de eer hebben met u te drinken op een veiligen overtocht en een gelukkig wederzien?" Allen stootten aan. .Altijd heeft hij de mooie woorden maar voor het grijpen," bewonderde Melchior spottend. „De freule ziet er werkelijk als een jonge krijgsman uit," meende Annette. „Zij doet mij denken aan luitenant Von Rennes „Wie, was dat?" vroeg Marion vol be langstelling. .Heeft u nog tijd? Het is een lang ver haal." „Ja," meende Saxon. „Balder moet rust hebben en vóór vanavond kunnen wij niet vertrekken." „Hij was een dappere, jonge officier. Altijd de eerste in den aanval. Hij hield van het gevecht en door zijn groote vaar digheid met de wapens en zijn buiten- gewonen moed kwam hij altijd overwin nend uit den strijd. Zijn kapitein was zeer met hem ingenomen en waarschuwde hem dikwijls voor zijn roekeloosheid. De stout moedigheid van den jongen maakte hem vaak bezorgd. Het scheen hem alsof de jongeman den dood zocht. Maar de Jongen lachte alle zorgen weg. Op zekeren mor gen, bij de belegering van Stralsund, toen hij het eerste op de wallen was, werden zijn mannen door de overmacht, terug geworpen. Hij stond alleen tusschen de vijanden. De kapitein zag het gevaar, stormde te hulp, juist toen de luitenant door een kogel getroffen neerviel. Hij nam hem op en droeg hem in zjjn annen bui ten de vuurlinie. Doch toen hij het harnas losgegespt had, bemerkte hij tot zijn groote verwondering, dat zijn luitenant een meisje was. Vele bijzonderheden wer den den kapitein duidelijk, waaraan hij vroeger geen aandacht had geschonken". „Wat zijn de mannen toch dom," meen de Marion. „En toen?" vroeg Saxon, die het verhaal met spanning gevolgd had. „En toen," vervolgde Annette, „toen zei hij dat hij altijd wel vermoed had dat zij een meisje was. En wat doen de man nen dan?" De kapitein verklaarde haar zijn liefde," vulde Marion aan. „Juist, en ofschoon zij in den oorlog ge gaan was om haar verloofde te zoeken, die bleek gesneuveld te zijn, zijn ze getrouwd. Beiden hebben het leger verlaten." „Ik heb eens een kapitein gekend, die een vrouw met eenige kinderen bleek te zijn," sprak Melchior. „Wij zijn ln onze jeugd ook in den wa penhandel geoefend," vertelde Marion. „Even goed als de jongens, en we reden schrijling te paard. Vader vond, dat wij alles moesten leeren. Hij zeide, dat in oor logstijd meisjes zich ook moesten kunnen verdedigen en niet flauw mochten vallen van angst. Telgangers zouden er ook niet altijd gereed staan Deze opvoeding was misschien een van de redenen, dat ik vóór het beleg niet uit Maagdenburg wilde vluchten." „Wat een verstandlgen vader heb Je ge had," vond Saxon. „Ja," verklaarde Marion, „maar hJJ was ook een. soldaat." Tijdens dit gesprek was de schemering gevallen; de tijd van vertrek aangebroken. De paarden werden gezadeld. De maan wierp een helder licht over den landweg. Twee van de kurassiers, die bij Rudolf als knecht dienden, stonden reeds met de paarden gereed. Na een hartelijk afscheid vertrok de cavalcade. Melchior reed vooruit om den weg te verkennen. Dan volgden Saxon en Marion, terwijl op korten afstand de ku rassiers den kleinen stoet sloten. Om hen heen heerschte een groote stilte. In het maanlicht wierpen de paarden groote, ge heimzinnige schaduwen op den boschweg. Het woud lag eenzaam en verlaten, ais ln een droom. „Marion," vroeg Saxon, „vermoeit het rijden Je niet te veel?" „Neen!" antwoordde zij. „Ik vind het heerlijk, ik voel mij nu een echten avon turier. Hij lachte zacht. ,Hoe ver moeten we rijden?" „Een uur of zes, zeven. Tegen het aan breken van den dag moeten wij op Bin- gumstein aankomen. De eigenaar ls een vriend van mij en een krijgskameraad. Als we daar zijn, verkeeren we niet meer in gevaar overrompeld te worden. Zoodra de veldmaarschalk verneemt, dat ik vertrok ken ben, laat hij ons vervolgen," „Waarom heeft hij je niet gevangen ge houden?" merkte ze op. „Hij wilde immers, dat ik Jou zou zoe ken en aan hem uitleveren." „Heb je dat moeten beloven?" doodt vervolgd). j I)E AUTISTEN ONDER HET PERSONEEL VAN DE GREAT WESTERN RAIL- WAY TE LONDEN hebben hun schilderijen tentoongesteld in Paddington Station. VOOR DE FRANSCHE HOSPITAAL-SOLDATEN UT DEN WERELDOORLOG is te Parijs een standbeeld opgericht, voorstellend twee verplegers, die een gewonde vervoeren. TE BERLIJN reed een auto in volle vaart door een J brugleuning en stortte in de Spree. De chauffeur en een inzittende dame verdronken. De brandweer haalt den wagen op. SNEBIWVAL TE BLOEMENDAAL. Het Kopje' te Bloemendaal biedt voor de jeugd een prachtige gelegenheid om sleetje" te rijden. ST. THOMAS LEIDEN in Friesland, een gebruik, dat overeenkomt met het midwinterblazen in Twente. DE BELANGSTELLING VOOR DE YLUCüT VAN DE PELIKAAN. Aan het kantoor der K.L.M. te Amsterdam staan voortdurend belangstellenden, die de prestaties der bemanning op de kaart volgen. SOHADUWRIJDEN. Miss Hilde Ruchert bij een ctempiv< stratie in schoonrijden te St. Morltz.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1933 | | pagina 5