SPEEKWOORD RADEN. ANEKDOTEN. SCHOONHEID EN HET BEEST Een gans, die verstandig is. lien. Die witte vlag was hun klok. Een en kele maal gebeurde het wel eens, dat ze buiten de maaltijden om thuis moesten komen, maar gelukkig seinde Moeder niet, als het niet werkelijk noodig was. Vroolijk liepen de jongens om beurten met hun prikslee den heuvel op, om in het volgend oogenblik heerlijk naar beneden te glijden De ander keek dan toe, zich reeds verheugend op zijn beurt, 't Krioelde van kinderen op den heuvel en de sneeuw pret was in vollen gang. Aan tijd dacht niemand, tot Toms oog plotseling viel op hun huis en zag hij goed? den bekenden witten lap onderscheidde. In 't zelfde oogenblik zag Hans 'm ook. Met een blik van verstandhouding keken de joncens elkaar aan. 't Leek wel. of een paar blauwe en een paar bruine jongens- oogen met elkander telegrafeerden en hun gedachten vertolkten: „Zullen we maar net doen, alsof we niets zien?" ,,'t Kan onmogelijk al voor de boterham zijn!" „We hoeven 'm niet gezien te hebben!" .Met die sneeuw is alles wit. Zoo'n zak doek valt dus heelemaal niet op!" Z nder een woord te zeggen, gingen zij verder met sleden, maar't was net, alsof ze er niet meer zooveel plezier in hadden. Zij wilden niet kijken en toch.... hun blikken werden als getrokken naar den witten lap. Plotseling zagen ze een rooden lap naast den witten wapperen. Dat was nog nooit gebeurd ,,'t Is een noodsein, rcod!" riep Hans uit. „Wewe moeten wel gaan!" voegde Tom er aan toe. En daar ze juist onder aan den heuvel stonden, wisten zij niets beters te doen dan met hun slee naar huis te gaan. Zoo VTColljk als zij op den heenweg geweest waren zoo landerig was hun stemming op den terugweg. Niet bepaald opgewekt stonden hun ge zichten dan ook, toen Moeder, die al dik wijls naar haar jongens uitgekeken had, hen opendeed. Hun Up h!ng bijna op hun trui! Moeder had eieenlijk met hen te doen, maar daar het een zeer ernstig geval be trof. moest plicht voorgaan. „Grootje in de boschwachterswonlng is plotseUng erger gewerden," zei Moeder. „Vader heeft deze poeiers klaargemaakt en moest zelf den anderen kant uit. Hij moet alles te voet doen met die sneeuw. Het treft al heel ongelukkig, dat nu het zoo druk is, Jan ter eere van het Nieuwe Jaar vrij heeft. Daarom wilde Vader graag, dat Jullie één van beiden de poeiers aan Grootje bracht. De ander kan dan blijven sleden." Even keken de beide jongens elkaar aan. Een van beiden? Maar dan gingen ze samen! Als het Grootje gold, wilde Hans noch Tom blijven sleden en den ander laten gaan. „We gaan samen!" riep Hans uit en Tom voegde er aan toe: „Omdat het voor Grootje is." Moeder knikte haar jongens eens toe en zei: „Ik berg de slee wel weg. Ga maar gauw, jongens!" Met de poeders gewapend spoedden Hans en Tom zich nu naar de boschwachters- woning. Het was wel aanlokkelijk elkaar eens even met sneeuw te bekogelen, maar... Grootje wachtte. Grootje, die plotseUng erger geworden was! Zoo vlug mogelijk baanden zij zich een weg door de dikke sneeuw. Gemakkelijk ging dat niet! Toen ze eindelijk bij het bekende huisje waren gekomen, wachtte de boschwach- tersvrouw hen al op. Ze overlaadde het tweetal met dankbetuigingen, zei dat ze liever maar niet binnen moesten komen om Grootje nier te vermoeien en beloofde haar onmiddellijk een poeier te geven. Wat was ze blij, dat zij ze had! Hans en Tom dachten aan geen slee en geen heuvel meer. Iets voor Grootje te kunnen doen was immers veel prettiger! Maar op den terugweg Ueten zij die blanke sneeuw toch niet liggen. Dat zou jammer zijn geweest! Ze maakten er bal len van en het suisde nu den een, dan den ander om de ooren. Tegelijk met Vader kwamen ze thuis. Vader, die geen man van veel woorden was, zei niets anders dan: ,Jk wist wel. dat ik op juUle rekenen kon. Dat was een goed begin van het Nieuwe Jaar. jongens." Die enkele woorden maakten het twee tal overgelukkig. Ze aten als wolven na hun wandeling door 't bosch en gingen 's middags op nieuw naar den heuvel, tot het donker begon te worden. (Nadruk verboden.) Den volgenden dag doolde het. Van de mooie, blanke sneeuw was weldra niets anders overgebleven dan een vieze, brijige massa, die hoe langer hoe minder op sneeuw en hoe langer hoe meer op chocola begon te lijken. En daar chocola en priksleeën niet bij elkaar hooren, werd de prikslee in de schuur gezet om 'm da delijk bij de hand te hebben, zoodra er weer sneeuw was. 't Kon Immers nog lang genoeg winter zijn! Een week later den laatsten dag der Kerstvacantie brachten ze Grootje een bezoek. Van sneeuw viel geen spoor meer te bekennen en het beekje kabbelde, alsof het zomer was. Grootje zat weer op. Haar anders zoo bezige handen lagen nog in haar schoot en de lust tot verhaaltjes vertellen ont brak haar nog. maar o. wat keek zij dank baar, toen Hans en Tom binnenkwamen! „De poeiers die jullie me brachten, heb ben me weer heelemaal beter gemaakt, jongens!" zei ze lachend. ,,'t Zijn echte dokters in den dop. die vóór alles aan hun patiënten denken," vond de boschwachtersvrouw. Hans en Tom bleven niet lang: daar voor was Grootje nog te zwak; maar toen zij een paar weken later op een vrijen Zaterdagmiddag nog eens aanliepen, zat Grootje weer te breien en te vertellen en luisterden ook zij naar de mooie verhalen van het oudje. (Nadruk verboden). Ingezonden door Marietje Zaalberg. Meester: „Zeg Piet wat beduidt dat, jou opstel over „Onze hond!" is precies het zelfde als van' je broertje?" Plet: „Ja maar meester we hebben toch ook maar een en dezelfde hond." Ingezonden door Marietje Laterveer. Landlooper die langs een stilstaande auto komt, tot chauffeur: „Zoo. dag collega." Chauffeur (woedend): „Wat verbeeldt Jij je wel brutale vlegel, ik een collega van jou?" Landlooper: „Nou. jy maakt toch ook de wegen onveilig." Te Los Angeles staat een krokodillen farm, in welker nabijheid zich de meeste dames niet wagen. Een exceptie is echter de jeugdige miss Earlene Heath, zy heeft niet alleen weinig angst voor alligators in het algemeen, maar bevindt zich zelfs op vertrouwelijke voet met Jeugdige exem plaren der betreffende reptielensoort. Miss Heath gebruikt er eentje als arm band, terwyl een andere als kousenband dienst doet- Er bestaan foto's van deze moedige vrouw, waarop men haar ziet af gebeeld met een alligatortje om haar pols en een andere op haar knie. Voor juwe liers opent dit initiatief perspectieven, want mag er dan niet spoedig een tweede te vinden zyn die miss Heath's experi ment uitvoert, zekeriyk zullen velen voor imitatie-krokodilletjes, liefst met dure edelsteenen bezet, wel een zwak hebben- „Dom als een gans" ls een populaire uit drukking, die niet van toepassing is op Billy, een tweejarige pracht-gans, die het eigendom is van Mr. E. N. Zeikle, een han delsman in Missouri. Deze vogel heeft ge leerd zijn meester te volgen als een hond en hem te vergezellen op zijn wandelingen door de stad. Hij denkt er niet over door te loopen, als hij het roode lichtsignaal ziet. En Mr. Zeikle beweert zelfs datBUJy hem door zijn gekwaak waarschuwt als hu de straat wil oversteken en ergens gevaar dreigt. Zijn baas kocht het dier van een farmer en had het bestemd om te dienen voor een goed Zondagsmaal. Het beest ging echter zoo te keer toen het in den zak was ge stopt, dat Mr. Zeikle medelijden kreeg en het er uit haalde. De gans ging daarop zoo i verstandig naast hem zitten in de auto en keek zoo vol trots om zich heen, dat er schik in kreeg en hem in plaats van w slachten als huisdier opvoedde. Billy is niet alleen zeer intelligent, nuwj zijn meester ook zeer toegewijd. Hij scnij - zichzelf te beschouwen als deeluitmaken van de familie. Bij koud en nat we i draagt Billy een paar speciaal voor gemaakte „schoenen" aan zijn beide ten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1933 | | pagina 16