ANEKDOTES.
verpakt, zooals hier in huis voor haar door
het Kerstkindje werd gezonden? Ja, dat
lieve Kerstkindje stuurde haar toch altijd
ieder jaar zulke prachtige geschenken I De
mooiste boeken, het zeldzaamste speel
goed en de fijnste bonbons!" Andere kin
deren vonden dit altijd onder den Kerst
boom, had Annle, het Duitsche dienst
meisje. haar verteld. Maar in Tonny's huis
werd het door het Kerstkindje gebracht.
Dat kwam In den nacht met een gouden
sleetje, waarop alle geschenken lagen
opgestapeld
't Was op Kerstavond, toen Tonny weer
over dit alles nadacht. Nu Miss er niet
was, had Bertha, het kamermeisje, haar
naar bed gebracht. Vader en moeder waren
daarna nog even gekomen, hadden haar
een nachtkus gegeven, en vader had ge
zegd: .Als je morgen wakker wordt, ga
dan eens gauw naar de leeskamer en kijk
wat het Kerstkindje voor je heeft ge
zonden
Tonny had toen vol bewondering ge
keken naar moeders prachtigen avond
mantel en de daaronderuit hangende schit
terende zalmkleurige baljapon, en toen
gevraagd: „Waar gaat u vanavond heen,
moeder?"
„Naar een Kerstbal, kindje", was het
antwoord.
„Ja, we komen heel laat thuis", lachte
vader. „Dan slaap jij al heel. heel lang,
mciskc
Vader was daarna met moeder heenge
gaan en weldra hoorde Tonny de auto
wegtuffen. Ook Bertha had al gauw de
slaapkamer verlaten om met de andere
dienstboden den Kerstavond te vieren en
naar Tonny keek ze niet meer om.
Vol en rond scheen op dien Kerstavond
de maan In Tonny's kamer Al maar kij
kend naar het schoone, witte licht, dacht
ze op eens weer aan de zes kinderen in het
huis aan den overkant. Zouden die óók in
hun bedjes liggen?" En waren hun vader
en moeder óók naar een Kerstbal? En een
Kerstboom zou er in dat huis zeer zeker
niet zijn! Wacht, ze zou eens uit bed ko
men. Als ze voor het venster zat, kon ze
toch altijd zoo duidelijk alles zien, wat al
die kinderen deden!
Met één sprong stond ze op de dikke
vacht, vóór het bed. Brrrwat was het
koud! Toch wel vervelend, dat zij niet aan
den radiator mocht komen, en riep ze
Bertha, dan moest ze weer haar bed ln
„O. ik weet al wat! Een deken!" riep ze
bijna luid.
Gewikkeld in een zijden, met dons ge-
vulden deken, zat toen weldra Tonny voor
het venster.
Buiten lag alles onder een sneeuwlaag,
en de helderschijnende maan deed met
haar zilver licht de sneeuw op de tuin
paden zoo prachtig glinsteren, alsof daar
alles met diamant-poeder was bestrooid.
„Wat Is nu alles mooi in den tuin!"
fluisterde Tonny.
„O. en ik zie een mooi rood licht schij
nen door de ventsers van het huis aan
den overkant! Neen, een gewoon licht is
het zeker niet! En 't is in de kamer be
neden, want 't schijnt door het venster
aan den kant, waar die groote zandhoop
ligtWat zou dat mooie, vreemde
licht toch zijn? O, en de kinderen zijn óók
nog niet naar bed; 'k zag er Juist één
vlak voor het venster! En daar zie ik een
jongen! Hij draagt een rood lichtje ln zijn
handl Zou 't een rood lampje zijn of een
Kerstboomkaarsje? 't Moet wel een lampje
zijn, want een Kerstboom zullen zij daar
ook wel niet hebben Steeds meer
verlangend te weten, wat dit vreemde,
roode licht wel was, besloot Tonny heel
zacht naar beneden te gaan. 't Was licht
genoeg, nu de maan zoo helder scheen!
Tonny, gewend te doen wat zij prettig
vond, trok vlug haar kousen en andere
kleeren aan en ook haar fluweelen pan
toffeltjes met de vilten zooltjes nam daar
na haar bontmanteltje en mutsje uit de
kast, zocht nog heel even naar haar met
bont gevoerde handschoentjes en verliet
daarna héél zacht haar kamer. Ze sloop op
haar vilten zooltjes als een poes over de
bovengang, en bang, dat de traproeden
misschien rinkelden bij het afdalen, gleed
zij langs de trapleuning naar beneden.
Gelukkig, zij was er! Nu nog door de
serre! Heel even piepte de tuindeur ook
het tuinhek had geknarst bij het openen.
Doch geen der dienstboden, die op hun
manier ln de groote keuken het Kerstfeest
vierden, scheen dit te hebben gehoord.
Vlug liep Tonny naar den overkant. Ook
daar knarste bij het openen heel even het
roestige, besneeuwde tuinhek. In het oude
liuis had men dit knarsen evenmin ge
hoord, want niemand kwam naar bulten,
nóch vertoonde zich voor een der vensters.
Voetje voor voetje liep toen Tonny naar
het zijvenster, daaruit schemerde het
mooie, roode licht het felste naar bulten.
Om toch duideHjk alles in het geheel in
rood licht gehulde vertrek te kunnen zien,
klom Tonny op den zandhoop, drukte haar
neusje tegen het venster en keek door de
vitrage; want geen der overgordijnen was
op dien Kerstavond dichtgetrokken. Ddar
zag ze toen al dadelijk, dat ln het vertrek
geen enkele lamp brandde Niets dan
roode, helder brandende kaarsjes gaven
dit heerlijk zachte, vreemde licht! Overal
waren ze aangebracht, die mooie roode
kaarsjes; op de tafel op het buffet, op de
kasten, op de vensterbanken, op den
schoorsteenmantel, op de piano en.op
de witgllnsterende takken van een zeer
grooten prachtig versierden en met allerlei
lekkers behangen Kerstboom!
„Neen, zóó iets te zullen zien, had ik
nooit gedacht!" fluisterde Tonny en om
alles nóg beter te kunnen zien, drukte zij
haar neusje bijna plat tegen de koude ven
sterruit. Ze bemerkte toen ook, dat in het
vertrek, op een grooten, open haard een
heel dik houtblok brandde, en rond dit ge
zellige vuur, zaten de vader, de moedei'
en de zes kinderen; de twee kleinsten op
een voetkussen. De vader scheen een mooi
verhaal te vertellen, want alle kinderen
zaten heel stil, alsof zij naar hem luister
den. Doch na een poosje, stond de vader
uit zijn stoel .op.
„Waai' zou hij nu heengaan?" vroeg
Tonny zich af. „Heeft hij mij hier zien
staan? Maar dan is hij daar zeker heel
boos overGroote angst bekroop
Tonny bij deze gedachte.
„O. gelukkig, liij heeft mij niet gezien,
hij gaat naar de piano!" fluisterde zij. „O,
en de moeder en alle zes kmderen staan
nu ook daar"Toen duurde het niet
lang, of zes aardige kinderstemmetjes, die
heel mooi het Kerstlied: „Stille nacht,
Heilige nacht!" zongen, stoorden Tonny's
gedachten Heel zacht begon ze mee te
neuriën, en toen dit lied gezongen was en
„Eere zij God ln den Hooze!" werd ingezet,
zong Tonny dit Kerstlied dapper mee.
't Was alsof ze geheel vergat, dat zij in den
tuin van vreemden stond, glurende door
de ruiten. Ze vergat zelfs, dat zij daar
reeds zoo heel lang stond en het al zoo
vreeselljk laat was, en zij nooit, als het
donker was, alleen naar buiten mocht.
Ook had ze nog niet bemerkt, dat de
straks zoo helderschijnende maan, zich
achter donkere wolken had verscholen,
nóch dat het weer sneeuwde.
Neen, niets zag Tonny, dan het groote,
eenvoudig gemeubelde vertrek met den
open haard, de mooie roode kaarsjes en al
die vroolijke kinderen, die, nu in een kring
rond den grooten Kerstboom, weer een
ander Kerstlied zongen.
Juist hoorde zij een van het zestal vra
gen: „Nu mogen we het vuurwerk afste
ken, hè vader? En komen er dan weer van
die prachtig stralende sterren uit?"
„Hè, ja, het vuurwerk, vader!" juichten
de anderen.
Daar sprankelde toen op eens het stra
lende geflonker van het luid knetterende
Kerstboomvuurwerk door het vertrek. Het
was al een zee van licht, dacht Tonny, die
toekeek met groote, verbaasde oogen. Doch
op eens voelde zij op haar gezichtje Iets.
dat nat en koud was. Ze keek toen naar
boven en bemerkte tot haar schrik, hoe
donker de lucht was en hoe de sneeuw
vlokken daaruit neerdwarrelden als kleine,
wlt-donzen vlinders.
„O, 't ls zeker al heel laat!" mompelde
zij. „En het is hier zoo koud en zoo nat op
dien zandhoop; 'k ga maar vlug naar
huis!"
Terwijl zij haastig den zandhoop af
gleed, stootte zij haar linkerarm tegen het
venster. Toen keken allen, die in het ver
trek onder den Kerstboom stonden, even
daardoor opgeschrikt, dien kant uit. Doch
het was buiten véél te donker om vanuit
het venster iets te kunnen onderscheiden.
,,'t Zal het Kerstkindje zijn!" fluisterde
een der kleinsten.
„Dat komt luisteren, of wij zoet en ge
hoorzaam zijn
,,'t Is misschien wel een roover," meen
de een der oudsten.
„Die zal in ons huls niet veel te roo-
ven vinden!" lachte vader.
„Nou vader, maar onze Kerstboom dan?"
vroeg een aardig klein baasje. ..Daaraan
hangt toch zooveel lekkers!"
„Moeder. Ik denk dat het een arm kind
is. dat men heeft uitgestuurd om te bede
len," veronderstelde een der meisjes.
„Ze keek zeker door het venster naar
onzen Kerstboom. Mag ik haar even blin-
nen laten komen?"
„Ik zal wel even gaan kijken, Mies," be
gon de vader. „Het zal wel een afgeknapt
takje zijn, dat tegen de ruiten tikte."
„Neen, hoor vader, 't is echt het Kerst
kindje," fluisterde hem een klein meisje
in 'toor.
„We zullen wel zien, wat het is," her-
Ingezonden door Willy Secrète
Toen men eens aan een heel i
man vroeg, waarom hij er toch tü,
uitzag, zei hij: ach dat kan lk nieth
wij menschen zijn toch uit stof gei
en nu denkt ik dat dat stof een
losraakt."
Ingezonden door Annie Boekend
Moeder: „Maar Wim waarom
nu toch dat grootmoeder je het dn
ingeeft?"
Wim: „Och moeder, haar hand lied
en dan valt er lekker wat van dat ti
drankje van de lepel af".
nam de vader. Met een zaklantaren H
hij zich toen naar buiten en hij htifl
heel gauw weer binnen met de nu aifl
om haar heen kijkende Tonny. ToenB
kenden allen dadelijk het meisje ulfl
prachtige villa aan den overkant, ::!9
op dezen Kerstavond, voor de eerste ifl
alleen zagen.
„En i k dacht nog wel. dat het eeifl
kind was," fluisterde Mies haar moed®
het oor.
,,'t Is ook een arm kind, Mies," wasifl
ders fluisterend antwoord.
,,'t Is een arm, rijk kind! 'tls eeniB
dat graag minder rijk zou willen zijfl
heel graag het Kerstfeest zou willen]
ren, zooals wij, zonder prachtige gesc]
ken en in een minder mooi huis, doch]
haar ouders en een paar zusjes oi
tjes onder een Kerstboom met gekl]
kaarsjes en wat lekkers aan de takt]
Vindt je den Kerstboom zoo mooi, Lefl
begon ze nu tot Tonny.
„Ja, héél mooi, mevrouw!" was h]
getogen antwoord. „En die roode lie]
overal in de kamer, zijn óók zoo aard]
En wat is het hier prettig! Ik 201
altijd hier. onder den mooien Kers]
bij al die kinderen willen blijven!" I
Ze vertelde toen ook, dat ze heilB
uit huls was geloopen, om die mooie.
lichtjes te zien.
Daarom bracht de vader van de z«l
deren haar maar weer heel gauw nel
villa terug. Dóór sliep toen Tonny spa
in en toen moeder, heel laat van 't Ka
bal thuiskomende nog even naar 1
kleine meisje ging kijken en Tonnyl
lachen, terwijl ze sliep, sprak I
Tonny's vader: „Ze lacht in haar dl
Ze droomt zeker van al het moois, chl
straks zal vinden!"
Doch niet daarvan droomde Tonny 1
veel mooier was haar droom, waarinl
het Kerstfeest vierde met vader en 1
der en een paar kinderen, een zusje I
een broertje! In de mooie zaal, waarl
vaak feesten voor groote menschen wel
gegeven, stond nu een heel groote pnj
tig door gekleurde kaarsjes verlil
Kerstboom. Om dien boom stonden I
allen in een kring en zongen de «i
Kerstliederen, die ook de kinderen in I
oude huis aan den overkant met l
ouders hadden gezongen. En daarnaj]
stak vader het Kerstboom-vuursj
groote, stralende sterren, die uiteen sfl
terden in de prachtigste kleurenEn
Maud zat voor de piano en speelde, tert
het vuurwerk knetterde, telkens weer I
schoone Krstlied: „Stille nacht, Heil
nacht!"
Ja, 't was een droom, een heeifl
droom
Den dag, nadat Miss Maud uit Engcll
was teruggekomen, vertelde zij Tonny
over het heerlijke Kerstfeest, dat zij11
had gevierd.
„Ik had óók een prettigen Kerstal
Miss!" sprak toen het kind. Ze begon 1
alles te vertellen, wat ze op dien aw
toen ze alleen op haar kamer was. had
daan en wat ze had gezien en gehoord,
bent nu zeker heel boos op me. he
omdat ik zoo stil naar den over»
liepvroeg ze met een bcrou'
stemmetje. „Maar het roode licht was
mooi, en ik, ik was zoo alléén
Alsof ze een vlieg verjoeg streek
Mauds hand even over haar vrienoe»
oogen .daarna trok ze Tonny tot zich,
haar en sprak met iets droefs in
stem: „Welneen, liefje, 'twas toch iw
avond! Dan mogen wij niet boos zijd
een klein meisje, dat alleen was en uw
om het stralende Kerstlicht te zien.
streek, terwijl ze dit zeide, liefdevol
Tonny's blond hoofdje en fluisterde,
hoorbaar als in een zucht: „Arme. -i
Tonny!" „.„-rwlOB.
iNadruk verboden).