rgang
Donderdag 7 December 1933
No. 49
EUPELE TOON.
RAADSELS.
(Slot).
over allerlei gebabbeld hebben,
ip eens. met een lach: „O. ja,
|e nog niet verteld. We hebben
h zoo'n leuken dag gehad! 't
rs verjaardag moet je weten
iadden van thuis allemaal een
leegebracht om hem een lijn
:n te koopen! Bert, je weet wel.
i-vechten kan. Bert kwam toen
om het met wat minder maar
'du zeg en toen hielden we de
ituiver over en daar hebben we
li lekkers voor gekocht!
met pepermuntjes zuurtjes,
laat eens zien maar waarom
zoo aan?"
omdat...." Toon zocht een
vergeefs naar woorden,
tiet slecht van jullie" barst hij
|Je hebt dat laatste zeker niet
der verteld, is 't wel?"
k niet 1 Ik
t snap ik!" minacht Toon. „Je
al te goed. wat die dan zeggen
1", zegt Wim. „wat een heilig
je op eens! Alle jongens deden
rmers! Waarom ik dan niet?"
het slecht is" houdt Toon vol.
let niet van le verwacht en als
Jrraagt vind ik het wel even erg
want die stuiver was van je
niet van jou!"
laait zijn schouders op. maar
kan den blik van Toon toch
Brazen! Wim de sterke, flinke
naar den grond!
hij even later bulten loopt,
fcij zacht: ..even erg als stelen..
is dat zoo!" Hè. was hij toch
l hij Toon geweest! Hij had het
niet erg gevonden gisteren en
fcij er voortdurend weer aan den-
Indien. zijn lokken kwam er ook
Tant had hij niet van ja geknikt,
|eder 's avonds had gevraagd of
was uitgekomen? O. wat slecht
|hem! Als moeder dat eens weten
stappen loopt hij voort,
pinkt het in hem. ..dief bedrie-
bent!" Wim zou wat geven als
het zwijgen op kon leggen,
gaat niet want hij weet net
goed. het is de stem van zijn
Be hem plaagt en aldoor sterker
Po zit hij enkele uren later aan
pleten.
[kijkt hem af en toe verwonderd
jongen?" vraagt ze eindelijk,
1 stil! Ik ken je zoo nletl"
J een kleur als vuur.
[ós hij nu maar te spreken en te
wat hem hindert, maar ziin
ftboudt hem. Vader zcu zoo woe->
1 en moeder zoo verdrietig! Neen.
het niet!
ten even naar hem kijken!" zegt
Wim al een poosje in zijn bed
I dunkt. Ik weet wel zeker, dat er
"iort
ze binnenkomt bij Wim, be-
j\<lat hij nog met groote oogen
„Wat is er, jongen?" vraagt ze zacht,
„verberg je ons soms iets?"
Wim barst in tranen uit. Hij doet geen
moeite meer om het nog langer te ont
kennen, maar hij trekt moeder naar zich
toe en even later heeft hij alles eprlijk
opgebiecht 1
..Het spijt me toch zoo!" zegt hij elnae-
lijk snikkend, „heusch, ik wist niet, dat
het zoo verschrikkelijk slecht was, moeder!
Niet vcordat Toon mij daar op wees!"
Moeder kijkt hem ernstig aan, maar toch
niet boos!
„Wat valt me dat verbazend van je
tegen!" zegt ze eindelijk zacht, .snaar ik
ben toch blij Wim, dat je zelf begrijpt, hoe
leelijk je gehandeld hebt. Doe zulke din
gen nimmer weer! Een jongen, die zijn
ouders durft bedriegen, is al flink op weg,
een heel slechts mensch te worden. Zou je
dat verdriet ons willen aandoen vent?"
.Neen moeder, nooit!" snikt Wim.
Hij voelt zich nu z:o rustig, dat hij alles
heeft verteld. Als vader even later aan zijn
bed staat, vader, die van moeder alles
heeft gehoord, en niet, zooals Wim dat
vast verwacht heeft, hem komt straffen,
maar de hand hem op het hoofd 'egt met
de woorden: .jongen, wil je me beloven
dat dit nooit weer voorkomt?" zegt hij uit
het diepst van zijn hart: Ja vader. Ik be
loof het u! 't Was slecht, hè vader? Even
slecht als stelen wel?"
Wims vader knikt.
„Ja jongen!" zegt hij ernstig, „even
slecht! Je moet je best doen om als Toon
te worden, vent! Dat is een vrindje waar
je trotsch op wezen moogt!"
Den dag daarop zit Toon na schooltijd
voor het open raam. Hij leest en kijkt ver
wonderd op. als plots een stem vlak naast
hem zefft- ..Toon. luister eens!"
't Is Wim, die voor hem staat en haas
tig verder gaat: „Ik heb geen tijd om bij
je binnen te komen hoor! Maar 'k wou je
even zeggen, dat je gisteren wel gelijk
hadt! 't Was een leelijke streek van ons
en thuis heb ik het ook verteld! Vader zei,
dat het zoo flink van je was geweest cm
mij dat te zeggen en ook dat ik er trotsch
op moet zijn. dat jij mijn vriendje bent!"
Toon kleurde van blijdschap. Eensklaps
denkt hij aan de woorden van ziln moeder:
„elke daad van flinkheid hoeft nog niet
een daad van kracht te zijn."
Als Wim is weggegaan en moeder als
gewoonlijk met haar naaiwerk bij hem zit.
begint hij dadelijk „weet u nog Moes. dat
U me laatst de fabel van den leeuw en de
muis hebt verteld?"
Ja!" knikt mceder en ze kijkt vragend
op.
„Nu, dan moet U toch eens luisteren!"
gaat Toon met een gelukkig lachje voort.
Hij doet haar het verhaal van Wim en
eindigt dan: „Nou was Wim de leeuw, he
Mams en ik de muis, al heb ik hem dan
ook niet van den dood gered!"
„Maar toch wel van Iets heel verschrik
kelijks zegt zijn moeder ernstig. „Toon,
je hebt je vriendje doen begrijpen, dat hij
op het punt stond een bedrieger en een
dief te worden Daarvoor "al hij je zijn
heele leven dankbaar zijn!"
De huiseenooten weten niet. waarom èn
Toon èn Moedei er dien avond zoo geluk
kig uitzien maar ik behoef het Jullie niet
te vertellen, wel? En ook niet. dat het een
geheimpje tusschen beiden bleef!
R. WINKEL.
RAADSELS VOOR ALLEN. OM UIT TE
KIEZEN. DE GROOTEREN 4.
DE KLEINEREN 3.
I.
Ingezonden door drietal van Geen huizen.
Er staan ergens 5 brandende kaarsjes,
men blaast er 2 van uit. hoeveel blijven
er dan over.?
II.
Ingezonden door Conny van Vliet.
De helft van 18 is 10, hoe kan dat
waar zijn?
III.
Irgezonden door Joh. Jac. Planjc.
Wie gaat uit en blijft toch thuis.?
IV.
Ingezonden door Wim Malgo.
Welk spreekwoord staat hier:
Is .r n s.h..p ,v.r d,
d m .s v.l.e. .r m..r.
V.
Ingezonden door Cornelia Nieuwenhuizen.
Toen ik 2 dagen was, kende ik het
niet, toen ik 6 iaar was kende ik het wel
en later ook altijd, het behoort mij toe,
en toch maakt een ander er altijd veel
meer gebruik van dan ik zelf.
VI.
Ingezonden door Paula en Edward
ten Hooven.
Er bestaan vinken die niet kunnen vlie
gen, en geen veeren hebben. Welke vinken
zijn dat?
VII.
Ingezonden door Piet v. Schaijk.
Welk een bek was nooit een snavel
Nooit een muil en nooit een mond,
Welke bek loopt op twee beenen
Net als iedereen steeds henen
Vrij en vroolijk in het rond?
VIII-
Ingezonden door Wim Kruit.
Mijc eerste is een lichaamsdeel, mijn
tweede is een metaal, mijn geheel is iets
dat vrouwen in sommige landstreken
dragen.
(Nadruk verboden).