3ESHa^3aH3 Jaargang Donderdag 23 November 1933 No. 47 RGETEN BOODSCHAP (Slot). sprong was Hans over het hek weg. ag ik uit. Er is bij ons niemand hoef ik het niet eens te vragen." beter," lachtte Piet. „Ga dan w mee. De andere jongens wach- t kerkplein." een gezellige middag, die Hans vrienden doorbracht. Ze deden uke spelletjes en eer ze 'twisten "d om naar huis te gaan. -ankje, dat weggebracht moest acht Hans niet meer wat ben je laat," begroette ~m bij zijn thuiskomst. „Wat heb elen middag uitgevoerd?" 'er, 'k heb zoo'n leuken middag et kwam me halen en toen heb- et de andere jongens toch zoo "ld." oed en wel," meende moeder, je huiswerk nu al klaar?" 'et heelemaal, moeder!" n maak je dat, als we gegeten 'rst af. En dan zal het wel gauw ezen. Je zult vanavond wel niet kunnen wachten, want hij had erre zieken te bezoeken." aten moeder en Hans dus de rham. En toen begon Hans zijn af te maken aar goed dat moeder er hem ~erd had anders zou hij er mis- t eens aan gedacht hebben En r morgen straf opzitten en niet g ook. Ze hadden een aardlgen p school, maar met werk maken ij geen gekheid. Nadat Hans erk had gemaak.t mocht hij nog urtje blijven lezen, en zei moeder: ,,'k Zou nu maar n gaan. Hans. 't Wordt te laat der te wachten." der, zoo meteen," zei Hans alm doorlezen. oeder stond op en nam hem het e hand. ee Hans, dat „zoo meteen" ken- moet je aanwennen om dadelijk at er van je verlangd wordt. alsof Hans boos wilde worden, der keek hem zóó ernstig aan, b oogen neersloeg. heeft gelijk, hè jongen," zei Van Tienen hartelijk. „Je hebt met je fout van uitstellen en verwonnen." vriendelijk „wel te rusten, moe- Hans nu de kamer uit. jf uurtje later kwam dokter Van uis. zei hij. terwijl hij zich met een verlichting in zijn stoel liet val- e dat is een zware dag ge- aaag. Maar gelukkig ben ik toch «JBen. Heb je een kop thee voor Van Tienen haastte zich hem de te geven, gakt," zei dokter, terwijl hij met b zijn thee dronk. C* ktf toen. terwijl hij zijn reette, „ziezoo, nu zal ik eens aiies voor vandaag in orde is." i maar te hopen," meende me- zou niet graag willen, dat je moest." niet"' lachte dokter van Tienen ,,'k Geloof .ook niet dat het noodig is Maar wacht eens, wat staat daar nog' in mijn boekje? O ja, het drankje voor Mientje Moerel. Dat zou Hans voor me wegbrengen. Weet je ook of hij het ge daan heeft?" ,,'k Wist niet eens dat hij iets voor je doen moest, man. Hij heeft vanmiddag met zijn vrienden in het dorp gespeeld en natuurlijk zijn huiswerk gemaakt. Meer weet ik niet.'' „Dan zal ik maar eens even in de apo theek gaan kijken of hij het drankje weg genomen heeft. Hij heeft me stellig be loofd ervoor te zullen zorgen." Dokter van Tienen ging de kamer uit en kwam een oogenblik later met een boos gezicht terug, 't Drankje voor Mientje had hij in de hand. „Heeft Hans het niet gedaan?" vroeg moeder verschrikt. „Nee vrouw. We hadden zoo stellig af gesproken dat hij het drankje wegbren gen zou. Maar natuurlijk heeft hij het weer vergeten. Je kimt toch niets van hem op aan. Ja, nu zit er niets anders op, dan dat ik het zelf ga brengen." „Kan Anna dat nu niet doen, man? Je bent pas thuis en erg vermoeid." „Nee moeder, 'k maak zelf liever de fout van mijn jongen in orde. Bovendien kan ik op de fiets gaan en Anna zou moe ten loopen." Verdrietig bleef mevrouw van Tienen alleen in de huiskamer achter. Ze maakte zich bezorgd om haar Hans. Zoo'n jongen toch! Wèl een heelen middag spelen in het dorp. Maar aan een boodschap die hij voor zijn vader doen moest, denken nee, dat kon hij niet. Onderwijl was dokter van Tienen bij 't huisje van juffrouw Moerel gekomen. De vrouw haalde verlicht adem toen ze zag, wie er voor de deur stond. „Dokter! 'k was al bang dat u ons ver geten was en Mientje is zoo onrustig „Nee, nee, moedertje, vergeten doen we zoo gauw niet. Ik kom u zelf 't diankje maar brengen en zal meteen nog even naar Mientje zien." „Alstublieft dokter, 'k Maakte me be paald bang om zoo de nacht met haar in te gaan". Toen dokter van Tienen aan het kleine bedje stond, lette hij nauwkeurig op Mientje. Ja, 't kindje was onrustig, haar pols klopte ook veel te snel. Maar toch was er geen bijzondere reden tot ongerustheid. ,,'t Valt me nogal mee, juffrouw Moerel" zei hij kalmeerend tot de moeder die ang stig naar hem keek. Geef Mientje haar drankje maar en over een uurtje nog eens dan zal ze vannacht wel rustiger worden. Morgenochtend kom ik dan wel weer even zien." „Best, dokter", antwoordde Juffrouw Moerel, terwijl haar gezicht nu veel opge wekter stond, dank u wel dat u nog ge komen is." Met een vriendelijken groet verliet de dokter het kleinehuisje. Den volgenden morgen kwam Hans, vroolijk als altijd, beneden. Hij was zich geen kwaad bewust, want aan het drankje van Mientje Moerel had hij, ook nu nog geen oogenblik gedacht „Goeden morgen, moeder", groette Hans toen hij de huiskamer binnenkwam, waar mevrouw van Tienen bezig was voor het ontbijt te zorgen. „Goeden morgen, Hans", antwoordde moeder kort. Verwonderd keek Hans om zich heen. „Is vader nog niet beneden? 'k Dacht toch dat ik hem de trap af had hooren gaan." „Ja Hans, vader is al beneden. Hij is gisteravond laat en heel moe thuisgeko men. Doch toen hij dacnt een poosje te "kunnen uitrusten merkte hij, dat jij het drankje voor Mientje Moerel niet had weggebracht." „Ooooo!" deed Hans verschrikt. „Ja, ooo" deed moeder hem na, „maar dat helpt niet Hans. Zoo moe als vader was, moest hij toen zelf het drankje nog gaan wegbrengen. Ga nu maar naar vader toe. Hij wacht op je in zijn kamer." Met gebogen hoofd verliet Hans de huis kamer. O, wat speet het hem dat hij gisteren die boodschap vergeten had! Maar hij durfde het niet eens te zeggen tegen moeder. Hij had immers al zoo dik wijls beterschap beloofd! Zachtjes opende Hans de deur van vaders werkkamer en aarzelend trad hij binnen. Zou vader heel erg boos zijn? Doch er stond geen boosheid, wel ernst op vaders gezicht te lezen. „Ga hier eens zitten Hans", zei hij „we moeten samen eens praten". Even was het stil in de kamer. Toen begon vader: .Hans je hebt mij al zoo dikwijls gezegd, dat je later, evenals ik, dokter wilt worden. Is dat nog zoo?". Verwonderd keek de Jongen op. Hij dacht dat vader over 't drankje zou spre ken en nu begon hij ever heel iets anders, „Ja vader", antwoordde hij toen. „Zoo, dan spijt het me voor jou Hans, maar dan moet ik je zeggen, dat daar niets van komen kan". „O vader, waarom niet?" „Omdat je niet begrijpt, wat een hoogst ernstig en verantwoordelijk beroep dit is jongen. Als je dokter bent kun je niet iets beloven en het dan weer vergeten. Iemands leven zou daar van af kunnen hangen. Daarom ben ik vast besloten dat jij geen dokter zult worden. Dan moet je maar een beroep kiezen waarin het niet zoo erg is, als je iets vereeet.. .Vader", vroeg Hans nu, „is hetis het, omdat ik gisteren Verder kwam de jongen niet, maar zijn vader begreep hem wel. „Niet heelemaal Hans. Als dit de eenige keer was, dat ie iets vergeten hebt. zou ik dit besluit nog niet genomen hebben. Maar aan den anderen kant heb ik juist door het gebeurde van gisteren gemerkt, dat je óók met ernstige dingen op je ge wone zorgelooze manier omgaat." „En als het nu nooit meer gebeurt, vader?" Ernstig zag vader zijn jongen aan. .Nooit meer, Hans? Och, ik geloof niet, dat je dat zoo opeens zou kunnen laten. Als ik maar zag dat je je met alle macht tegen deze fout verzette dan zou ik nog hoop hebben, dat het eens in orde zou kunnen komen En dan zou ik nog wel eens over mijn besluit willen denkenNu, wat zeg 1e ervan?" en vader stak Hans zijn hand toe „Ja vader, dat wil ik", antwoordde de jongen, terwiil hij zijn hand in die van zijn vader legde. FRANCINA.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1933 | | pagina 15