morra in Spaansch Marokko - Göhhels c ils getuige in hi et Rijks dagproces m*rM bM feuilleton. LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad 1 A' V p ■■■P» rnPBriiiin,,,, ftI ïe Moord op Abbotshall Jaargang 1 P MlÉr"fi'ihiWi n1 t"T 1 - -- - - mm SC HOTS CU VISSCU BR SM EISJ K bezig met het pakken van do haring in tonnen. tüPAANSCHE PRESIDENT IN MAROKKO. AJcala Zaraorra de persoon van links) bracht een bezoek aan Xauen (Spaansch niko) ter gelegenheid van de opening van een grooten nieuwen heg. In het midden de Marokkaansche vorst Hafi El Bakali. DE LEDEN VAN DE NEDERLANDSCHE SKI-VEREENIGING trainen te Utrecht ijverig voor het komend seizoen. Tijdens een der lessen. n u 2 i <£3fc IMsTKIt GSBBEL8 ALS GETUIGE IN HET RUIi'SDAGBR VSH- WH'ES. - De minister tijdens het afleggen van zijn verklaringen Op den achtergrond, staand, Dimitroff. DE BEROEMDE AMERIKA ANSCHE FILMSTER CLARA BOW zal zich uit de filmwereld terugtrekken. Zij wjl op haar jacht een reis om de wereld maken. AANSLUITEND AAN HET BEKENDE ENGELSCHE WEMBLEV-SPORT- STADION zal een groote overdekte sport^arena gebouwd worden, waar naast zwem- en ijshockey-wedstrijden ook bokswedstrijden enz. gehouden zullen worden. Een teekening van het nieuwe gebouw. Een Detective-verhaal door PHILIP MAC DONALD. Autoriseerde vertaling door H. A. C. S. f dan ook brengt hij de studeerkamer I m wanorde, dat het er uitzag niet of i werkelijk gevecht had plaats gehad, alsof iemand geprobeerd had „om laten uitzien alsof". Hij moest de dacht op de klok richten, maar op t een manier, dat het scheen, alsof po sen waren gedaan de aandacht er van p trekken. U sUm als de duivel! Hij kreeg het dat hij noodig had: dat van een 6 Seprobeerd had te misleiden. r?het aUw. de moordenaar in de studeerkamer de klok daar, die, tusschen gelijk was met de andere Er huis, elf geslagen had, wordt P«h door het feit, dat zij sloeg, toen J um achter liep. ind kwam in de studeerkamer el! om onSeveer tien minuten h®nr^'naar dus, verUet de kamer Eü V.02 en 11.10. ut zeker was, dat Digby-Coates de moordenaar was. begreep ik, dat ik moest aantoonen dat zijn alibi onjuist was. Toen kreeg ik een getuige: Robert Bel- ford, een huisknecht, en dus een vast lid van het Hoode-huishouden. Eerst was deze zenuwachtig, daar hij vreesde verdacht te worden den moord gepleegd te hebben. Het bleek mij, toen ik Belford aan het praten had gekregen, dat hij, terwijl Poole, de butler, een hevigen aanval van hooikoorts had, de studeerkamer was bin nen gegaan, door de deur. Toen hij in de kamer was, zag hij onmiddellijk het lijk van zijn meester. In een vreeselijke secon de nam hij alles in zich op; het lijk, de wanorde, en alle andere bijzonderheden. En er was, zweert hij, niemand anders in de kamer. Belford ging op de vlucht. Hij was in groote angst, dat hem de mis daad zou worden ten laste gelegd. Het was, op zijn minst, zeer ongewoofi, dat hij de studeerkamer binnen kwam, waar zijn mijnheer aan het werk was. Niemand zou hem gelooven, wanneer hij vertelde, dat hij er heengegaan was om een gunst te vragen aan mr. Hoode. Hij sloop door de donkere hall, en de trap op. Hij was pre cies onder de klok, die daar hangt, en werd zich bewust, zonder dat hij er bij dacht, wat die klok zeide. Hij staarde er naar, en, zooals dikwijls gebeurt, mecha nisch kwam er iets tot ln zijn geheugen. Hij zweert, dat het vijf minuten over elf was. Ik neem nu even aan, dat Digby-Coates om 11.03 de studeerkamer verlaat. Nu het alibi. Men zal zich herinneren, dat Digby-Coates een paar minuten over tien zich in zijn zitkamer had teruggetrok ken. Het was warm. Hij opent het raam en laat ook de deur open, om wat lucht te krijgen. Op de deur prikte hij een pa piertje: „Aan het werk niet storen." Om 10.45 komt Deacon en vraagt hoe laat het is. Digby-Coates liep in de kamer op en neer, en Deacon, die het briefje niet ziet, vraagt het van uit de gang. Zeven minuten later zag Belford, toen hij door de gang kwam, Digby-Coates in de deur staan. Het eerste, wat wij hierna hooren, is door Elsie Syme, een van de dienstmeisjes, die „sir Arthur zag zitten in zijn grooten stoel bij het raam," toen zij langs de deur kwam. Dit was, voor zoover zeker kan worden aangenomen, niet meer dan vijf minuten nadat Belford voortgelooper. was, dus 10.57. Daarna komt een ander dienstmeisje, Mabel Smith, die gewerkt had in de lin nenkamer, welke tegenover Deacon's ka mer is. Zij had opgemerkt, dat sir Arthur zat in zijn kamer." Het was, schatte zij. en het werd beslister verzekerd door Elsie Syme, die wist, hoe laat zij de kamer van het personeel had verlaten, tusschen 11 en 11.01. Nu komt Belford weer. Herinner u, dat hij in de studeerkamer kwam op een oogenblik tusschen 11.03 en 11.04. Op zijn weg van de bovenste verdieping passeerde hij Digby-Coates kamer en „zag sir Arthur bij het raam". Daar hij regelrecht naar de studeerkamer ging ,k?a het oogenblik, dat hij Digby-Coates' deur passeerde, niet vroeger geweest zijn dan 11.03. Hierna komt weer Elsie Syme. Nu is zij op weg naar bed. Door de gang loopend, „zag zij sir Arthur zitten bij het raam". Het kan niet later dan 11.06 geweest zijn. Tenslotte de oude Poole. Nadat hij de studeerkamer was binnengegaan, omdat hij miss Hoode hoorde gillen, was hij naar boven gerend om den vriend van mr. Hoode te halen. Hij vond sir Arthur, die met een boek in den leunstoel bij het open venster zat. Daar miss Hoode de studeer kamer binnen kwam ongeveer 11.10, was dit dus ongeveer 11.13. Dit is het alibi, en het is goed te goed. Ik wist, dat hij de moordenaar was. Dus moesten enkele van die getuigen, die ge- zwaren hadden, dat zij hem zagen, mis leid zijn. Een voor een ondervroeg ik de drie van het personeel. Ik zei: „je zag sir Arthur zoo en zoo laat in zijn kamer op den avond van den moord, en dat hij in zijn stoel zat, bij het raam. Ben Je er zeker van?" Zij zeiden: „Ja, sir" en zelden het met nadruk. Toen speelde ik mijn troefkaart uit. Ik deed het met een zekere angst; als de ant woorden niet waren, wat ik verwachtte, viel mijn theorie in elkaar. Ik zei: „vertel mij nu: hoeveel preci.s zag je van sir Arthur? Ik bedo-1 welke lichaamsdeelen." Toen kwam, nadat ik hen op weg gehol pen had. maar met overtuiging, hun ant woord, dat al wat zü gezien haddp, was i de kruin van zijn hoofd, een stuk van zijn pantalon, en de zolen van zijn schoenen. Belford, die een verstandig man is, voeg de er bij„U begrijpt, sir, wij zijn er allen zoo gewoon aan om sir Arthur zoo te zien zitten, en in dien stoel, dat wij natuurlijk denken, dat wij hem dien avond heele- maal gezien hebben." Ik sloeg aan het denken. Ik ging naar Digby-Coates toe, en praatte met hem. Ik keek, nauwkeuriger dan ooit tevoren, naar zijn hoofd, en kwam tot de conclusie, dat hij kaal was, maar dat hij de meest- kunstige pruik droeg, die ik ooit gezien had. Ik herinnerde mij, dat hij mij verteld had, dat hij nooit een kamerdienaar ge bruikte. Ik stelde mij hem voor hij is er het type voor als iemand, voor wien de gedachte, dat iemand anders zou ontdek ken, hoe onsmakelijk hij er uit zou zien zonder zijn haar, afschrikwekkend was. Nu begreep ik, wat hij gedaan had. Hij heeft een tweede pruik deze vult hij op met een zakdoek, en plaatst haar op een stapel boeken op de zitting van den stoel, zoo, dat juist alleen het haar te zien komt boven den rug van den stoeL Een paar broekspijpen, een beetje opge vuld en om de voorpooten van den stoSl heen, en een paar schoenen, voltooien de schilderij. Wanneer eindelijk het oogenblik geko men is, laat hij het zijden koord, vastge maakt aan de draaibank, uit het raam naar beneden, en laat zich zakken. Een paar minuten later keert hij langs dezelf de onzekere trap terug 3.. (Wordt vervolgd l j

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1933 | | pagina 5