De brand in het Rijksdaggebouw.
74,te Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 30 September 1933
Derde Blad
No. 22557
HET PROCES TE LEIPZIG.
ONZE BRIDGE-RUBRIEK.
„Oud-Bijdorp" werd „Nieuw-Raadhuis
RECHTZAKEN.
BEKENTENIS VAN v. d LUBBE
Hieronder volgt de rest van het verhoor
van gisteren:
Getuige Jahnecke vertelt dan, dat van
oer Lubbe indertijd zeer opgewekt en
spraakzaam was. Hij heeft altijd een
beetje voorover geloopen. Jahnecke had
den indruk gehad, dat van der Lubbe door
de Nederlandsche communisten werd ge
steund om na te gaan hoe de verhoudin
gen waren. Naar de meening van getuige
was van der Lubbe tamelijk intelligent,
al liet zijn kennis dan ook te wenschen
over. Zijn politieke meeningen kwamen
niet altijd overeen met die van getuige.
„Men moet wat doen", was het vaste ge
zegde van Van der Lubbe. Getuige acht
het echter niet mogelijk, dat Van der
Lubbe iets als het in brand steken van
den Rijksdag zou hebben gedaan.
President: U hebt gezegd, dat u zich na
den Rijksdagbrand Van der Lubbe heeft
herinnerd. Waarom hebt u toen geen aan
gifte daarvan gedaan?
Getuige: Er heerschte toen een zeer op
gewonden stemming. Ik geloofde mij zelf
in groot gevaar en vreesde met de brand
stichting in verband te worden gebracht,
omdat Van der Lubbe bij mij had over
nacht en ik hem te eten had gegeven.
Alvorens tot het verhoor van Van der
Lubbe over te gaan, hoorde de President
nog den getuige Starker, die eveneens
beeedigd wordt. Hij is van beroep kellner
en was tot November 1932 lid van de
K.P.D. en kwam dikwijls in het lokaal
van Schlaffke. Daar vonden dikwijls be
sprekingen van het werkloozencomité
plaats. Dit comité had echter geen politiek
karakter. Anderzijds vonden bij Schlaffke
echter ook politieke vergaderingen van de
K.P.D. plaats. De vragen naar het karak
ter van deze bijeenkomsten ontwijkt hij
De manier waarop hij v. d. Lubbe leerde
kennen beschrijft hij als volgt: „Ik was
bij Schlaffke en daar heeft Janecke Van
der Lubbe meegebracht. Wij hadden mede
lijden met hem en ik noodigde hem uit
om bij mij te komen eten. Daarna is Van
der Lubbe met ons meegegaan naar een
betooging en tegen 7 uur 's avonds weer
bij mij gekomen en heeft hij bij mij ge
slapen. 's Morgens is hij weggegaan. Hij
wilde naar het hoofdpostkantoor op de
Alexanderplatz om geld te halen. Den
volgenden middag kwam hij weer bij me,
maar hij heeft niet meer bij ons gegeten,
hij nam afscheid en verklaarde dat hij nog
naar het Centrum ging om dan naar Hol
land terug te keeren. Daama heb ik hem
niet meer gezien".
Op een vraag naar Van der Lubbe's
houding tegenover de K.P.D. gaf Starker
bijna dezelfde antwoorden als Janecke,
zoodat Landgerichtsdirektor Parisius op de
opvallende overeenkomst tusschen de ver
klaringen van deze beide getuigen wees.
Parisius herinnert Starker er tevens aan,
dat deze al eens in Holland is geweest, wat
hij tijdens het huidige verhoor steeds ver
zwegen heeft. Starker geeft toe, als Mi-
tropa-kellner viermaal 's nachts in Neder
land te zijn geweest.
Parisius: „Was II niet twee of drie jaar
lang in Holland?"
Getuige: „Neen".
Parisius: „Het is toch opvallend, dat
Van der Lubbe eenige jaren geleden hulp-
kellner bij de stations-restauratie te Lei
den is geweest. Hebt u Van der Lubbe in
Holland leeren kennen?"
Starker verklaart, dat hij nog nooit in
Leiden is geweest en nog nooit met Neder
landsche communisten in verbinding heeft,
gestaan. In Nederland heeft hij in het
geheel geen kennissen.
Dr. Sack vraagt den getuige wat hij
weet van de Algemeene Arbeiders Unie. en
of v. d. Lubbe hem daarover heeft ge
sproken en hem gezegd had, dat hij daar
lid van was. Daarop geeft getuige geen
antwoord.
Dimitrof vraagt wederom het woord en
stelt Starker ongeveer dezelfde vragen,
die hij tot Jahnecke richtte.
Starke verklaart dan dat hij nog iets
zeggen wil. Er bestonden geruchten over
een zekere vrouw Klettner, die v. d. Lubbe
zou hebben uitgenoodigd. Dat was echter
niet juist. Hij wilde dat graag recht zetten.
v. d. Lubbe's bekentenis.
Het verhoor der getuigen wordt daarna
door den president gesloten verklaard.
Daarna informeert de president naar den
26sten Februari, op welken dag Van der
Lubbe te Henningsdorf en te Spandau was.
President: „Hoe laat bent u den volgen
den dag van Henningsdorf weggegaan?"
v. d. Lubbe (zeer duidelijk): „Ongeveer
om 8 uur.
President: „Zoo vroeg reeds? En dat
was toch de dag, waarop u het Rijksdag
gebouw in brand hebt gestoken.
Wij willen u eerst nog nauwkeurig vra
gen: „Hebt u den Rijksdag aangestoken?
Bekent u, dat u aan deze brandstichting
schuldig bent?"
Van der Lubbe (zeer duidelijk hoor
baar): „Ja".
President: „Hebt u Maandag het plan
voor de brandstichting opgevat?"
Van der Lubbe zwijgt.
President: „Is er niet veel voor te zeg
gen. dat u reeds eerder, toen zooveel over
brandstichtingen werd gesproken, eraan
gedacht hebt. het Rijksdaggebouw in
brand te steken?"
Van der Lubbe: „Neen".
President: „U bent dus eerst Maandag
morgen tot het besluit gekomen, het ge
bouw in brand te steken?"
Van der Lubbe: „Ja."
President: „Hoor eens Van der Lubbe,
zoo heb ik mij dit verhoor niet voorge
steld. Ik zal u nu weer eenvoudig moeten
voorhouden, wat u in het vooronderzoek
zoo bereidwillig hebt verklaard en het is
goed in dit proces, dat dit zoo nauwkeurig
vastgesteld is. Ik lees dus voor: (De presi
dent neemt derhal*", de vraag- en ant-
W'oord-methode weer op) U hebt de vuur
makers in de Muellerstrasse gekocht.
Daarna bent u verder gegaan door de
Cbaussee und Friedrlchstrasse. Daarna
langs Unter den Linden tot aan de nieuwe
Wilhelmstrasse en door de Dorotheestrasse
naar het Rijksdaggebouw. U hebt het ge
bouw van alle kanten nauwkeurig bekeken.
Daarbij hebt u geconstateerd, dat men op
verschillende plaatsen zou kunnen In
klimmen. Het meest geschikt leek u de
westzijde, omdat daar minder menschen
waren. Dat was om vijf uur. U hebt echter
toegegeven dat u reeds eerder eenmaal
daar geweest bent, misschien reeds tegen
twee uur. De getuige Schmal. een beambte
van het gebouw, heeft u daar gezien. U
hebt echter aanvankelijk niets verder ge
zegd, maar beweerd, weer te zijn wegge
gaan naar den Friedrichshain, waar u tot
's avonds ca. 8 uur hebt vertoefd Daarna
bent u weer op weg gegaan naar 't Rijks
daggebouw. Of dat alles klopt moet nog
door de bewijsvoering worden uitge
maakt.
De president stelt dan nog eens vast, hoe
Van der Lubbe gekleed was Dan worden
groote schetsen van den Rijksdag en om
geving opgehangen. Dr. Buenger deelt
mede, dat nu de conclusies, die zijn opge
maakt volgens de aangifte van beklaagde
zelf. worden uiteengezet. Daarbij zal ook
nog in détails worden medegedeeld, of zich
nog verdere sporen hebben voorgedaan, die
men eveneens heeft kunnen volgen. Dr.
Buenger houdt dan Van der Lubbe alle
bijzonderheden voor over den weg. die Van
der Lubbe in het Rijksdaggebouw heeft ge
volgd, van het bestijgen van een schut
ting en het indringen in de restauratie-
ruimte door de wandelhallen tot in de
zaal der plenaire zittingen aan de hand
van schetsen en met verwijzing naar be
wijsstukken, die van den dader afkomstig
zijn. Het hemd heeft hij eveneens als
brandstof gebruikt. Daarna wendt hij zich
direct tot Van der Lubbe met de vraag:
„Hebt u tot nu toe alles verstaan?"
De tolk verklaart, dat de beklaagde de
uiteenzettingen heeft gevolgd.
President: „Ik maak u er nog eenmaal
op attent: Ik lees langzaam alles voor en
wanneer hier iets staat, wat u niet hebt
gezegd en wat niet zou kloppen, dan zegt
u mij dat."
Van der Lubbe: „Ja."
President: „Ook wanneer iets niet juist
ls wat ik zeg, in dit opzicht dat u op het
cogenblik meent dat het niet waar is, wat
u vroeger hebt verklaard, moet u dat
zeggen."
Van der Lubbe zwijgt.
President: „De feiten stemmen dus over
een met hetgeen u vroeger hebt verklaard
en wat u ook thans als juist zijnde beves
tigt?"
Van der Lubbe: „Ja. zoo is het."
Dr. Buenger gaat dan voort met het op
lezen tot aan de beschrijving van de ar
restatie van den dader in de Bismarck-
zaal. .Aan het slot van een van uw ver-
hooren hebt u verklaard, dat u geloofde,
dat de zaak zoo was geweest. U geloofde,
dat de uitvoering ongeveer 15 tot 20 mi
nuten in beslag had genomen. Dit is met
experimenten na te gaan en het is ge
bleken, dat men in een dergelijk tijdsver
loop dat kan doen, wat u zelf hier hebt
beschreven."
Daarna wordt de zitting gesloten De
eerstvolgende zitting is vastgesteld op
Woensdagmorgen halftien.
HET PROCES TE LEIPZIG.
MIJN INDRUKKEN.
door Mr. B. W. STOMPS.
Nu men met vrij groote stelligheid kan
aannemen, dat ik in het proces van den
Rijksdagbrand te Leipzig en Berlijn niet
de gelegenheid zal hebben als gekozen ver
dediger voor Van der Lubbe op te treden,
vervallen niet alleen mijn bezwaren om in
enkele artikelen Uwen lezers te vertellen
van de ervaringen en belevenissen van
deze, wel zeldzaam interessante episode,
maar voldoe ik zelfs gaarne aan Uw ver
zoek om uit de veelheid van indrukken
een en ander mede te deelen
Veel van wat ik zal vertellen, zal U reeds
bekend zijn uit de verschillende berichten,
die in de Nederlandsche Dagbladen zijn
verschenen, maar voor zooveel mij dat
mogelijk is, zal ik trachten er voor U een
afgerond geheel van te maken.
Ik ben er mij van bewust, dat het bui
tengewoon moeilijk is, om thans een ob-
jestieve beschouwing te geven over de
Duitsche toestanden. Bijna even moeilijk,
zoo niet onmogelijk moet het zijn, om met
hetzelfde Fokker-vliegtuig heen en terug
naar Indië te vliegen, en dan met een vol
ledig oordeel over Indie, Indische toestan
den en Indische politiek, terug te komen.
Gelegenheid om mij in Holland voor
te bereiden, heb ik niet gehad. Zooals ieder
in Nederland had ik met belangstelling de
berichten over het op handen zijnde pro
ces en ook de verslagen van de voorstel
ling in Londen gevolgd, en had mij daarbij
niet kunnen onttrekken aan het gevoel dat
wat men in Londen trachtte te bewijzen,
juist door de wijze waardoor men het be
wijs wilde leveren, niet juist kon zijn Aan
den anderen kant wil ik niet verheien, dat
ook ik behoorde tot degenen, die geneigd
waren te gelooven, dat de brand in den
Rijksdag, hetzij direct, hetzij indirect door
de Nazi's was veroorzaakt en het spijt mij
te moeten verklaren, dat mijn objectiviteit
zóó gering was. dat ook ik behoorde tot
degenen, die oordeelden in ongunstigen
zin over het standpunt, dat het hoogste
Duitsche Gerecht zou innemen ten op
zichte van dit proces, zonder hiervoor po
sitieve argumenten te hebben.
Plotseling, slechts luttele dagen voor
mijn vertrek, kreeg ik het verzoek van
familie en vrienden van Van der Lubbe
om te trachten hem in Leipzig als verde
diger bij te staan, en wat ik toen van die
menschen hoorde, deed mij vrijwel ter
stond twijfelen aan de Juistheid van de
overtuiging, die zich bij mij, zoowel als bij
zo.elen in ons land door een langdurige
stemmingmakerij, had gevestigd,
De Nazi's beschuldigden de Communisti
sche Partij van een georganiseerde brand
stichting met het doel om oproer te ver
wekken en trachtten daarvoor overstel
pende bewijzen aan te brengen.
De Communisten hunnerzijds trachtten
de brandstichting aan de Nazi's zelf ln de
schoenen te schuiven,
Dat waren de twee lezingen, die in Ne
derland opgang deden, en waarvan, al naar
eigen Inzicht, de eene deze, de andere die
lezing aanvaardde, en nu kwamen daar bij
ml) praten de familieleden en naaste
vrienden van Marinus van der Lubbe, en
vertelden mij uitvoerig van de politieke
gezindheid van dezen jongeman, en maak
ten het voor mij aannemelijk, dat de daad
van de brandstichting was geweest de daad
van een enkeling, een daad die nimmer
door Van der Lubbe verricht kon zijn on
der pressie of positieve medewerking van
de Nazi's, een daad, die door Van der
Lubbe evenmin gedaan kon zijn in samen
werking met de leiders van de KP.D., om
dat de politieke inzichten in den primi
tieven geest van Van der Lubbe zoo hemels
breed verschilden van de geldende ideeën
in de KP.D. en drie dagen later reeds zat
ik in een vliegtuig naar Leipzig, zonder
iets te weten van het Duitsche Strafrecht
en Strafprocesrecht. U zult zich kunnen
indenken, dat ik onderweg menigmaal ge
dacht heb: „Wat ben je begonnen, hoe wil
je hier ooit den goeden weg kunnen vin
den?" Maar een vlucht naar Leipzig duurt
slechts 4>/s uur en veel tijd tot piekeren
had ik dus gelukkig niet! Mijn eerste daad
in Leipzig was dan ook, een boekwinkel
binnen te stappen en het Duitsche Straf
recht en Strafprocesrecht met commen
taar, te koopen, mij met den Nederland-
schen Consul in verbinding te stellen, met
den President van het Hof en met, wat
de Duitschers noemden, den „Offizial Ver-
teidiger", en toegevoegden verdediger van
Van der Lubbe. Dr. Seuffert.
Dien dag kon ik met geen der Heeren
meer een onderhoud bewerkstelligen,
sloot mij op in mijn kamer en doorvloog
op zeer oppervlakkige wijze de Duitsche
Strafwet.
Woensdag, den dag vóór de terechtzit
ting zou beginnen, had ik het eerste con
tact met den Consul-generaal der Neder
landen, dank zij wiens bemiddeling
weldra de deur van de kamer van den
President van den vierden Straf-Senaat
van het Rijksgerecht, voor mij werd ge
opend.
Inmiddels had ik hardnekkig getracht
mij te wennen aan het idee, dat ik vrij
moest zijn van elke vooringenomenheid,
waarmede ik ln Holland was behept ge
weest, en in het bijzonder had ik er over
nagedacht, hoe een Nederlander, die na
tionaal voelt, en die er van overtuigd is,
dat zijn rechtspraak en bovenal de recht
spraak van zijn hoogste Rechts-College
boven elke verdenking verheven is, hoé die
Nederlander reageeren zou, indien hl)
moest bemerken, dat de heele wereld om
hem heen, te voren luidkeels verkondigde,
dat er geen recht gesproken zal worden,
dat z Ij n hoogste Rechts-College niet meer
zou zijn een zelfstandig orgaan, maar een
orgaan, volledig ondergeschikt gemaakt
aan den wil der Regeering.
Het was mij bekend, dat ditzelfde
gerecht een van de belangrijkste
nieuwe bepalingen van de Hitler-regee-
ring. n.l het Persverbod, onverbindend had
verklaard; eveneens was het mij bekend,
dat in het geruchtmakende geschil tus
schen Pruisen en het Rijk, dit Leipziger
Gerecht een der Regeering niet welgeval
lige beslissing had durven nemen, en ik
voelde, dat het onredelijk was om te be
ginnen met te veronderstellen, dat dit Ge
recht niét objectief zou zijn.
In een volgend artikel hoop ik U uiteen
te zetten, waarom ik overtuigd ben ge
raakt van de objectiviteit van dit rech
terlijke college en ik hoop U een korte
schets te kunnen geven van de wijze van
proces-voeren volgens de Duitsche wet, die
in wezen niet zoo zeer van de onze ver
schilt als op het oog wel lijkt.
Heemstede, 29 September.
(Nadruk verboden.)
Ben dezer dagen deed zich in een ge
woon partijtje een situatie, voor geheel
analoog aan een spel hetwelk ik eenige
maanden geleden behandelde Noord-Zuid
waren kwetsbaar en beschikten over de
volgendte kaarten:
Noord,
Sch. Vrouw-x-
Ha. Heer
Ru. Aas-Heer-x-x-x-
Kl. Heer-x-x-x-x-
Zuid.
Sch. x-x-x-
Ha. Aas-x-x-x-x-
Ru. Vrouw-Boer-x
KI, Vrouw-x-
waarbi) na Ruiten en Hartenbiedóngen,
West het eindbod deed van 2 Schoppen.
Hoewel 3 Ruiten vermoedelijk te maken
waren geweest, was dit toch niet met ze
kerheid te zeggen en leek dit kwetsbaar
zijnde een vrij gevaarlijk avontuur.
Noord kwam uit met de singleton Har
ten Heer. Helaas werd Ruiten Aas nage
speeld. waardoor het voor Zuid niet duide
lijk was dat Noord ook de Heer had Had
Noord zooals gebruikelijk ls, ln het bezit
van Aas-Heer zijnde de Heer gespeeld, dan
was er voor Zuid een mooie gelegenheid
geweest zich te onderscheiden.
Het niet naspelen van Harten gaf toch
de groote waarschijnlijkheid aan dat dit
een singleton was geweest en was het nu
zaak na te gaan hoe Zuid aan slag kon
komen om Noord de kans te geven af te
troeven. Had Noord de Heer gespeeld dan
had Zuid de Vrouw hieronder bunnen af
werpen, hiermede hetzij de Boer hetzij
renonce aangevende. Noord had hierna
een kleine Ruiten kunnen naspelen die
Zuid met de Boer had kunnen nemen,
Harten Aas na spelende en Noord de vol
gende Harten slag laten troeven.
Met deze 5 slagen en een zekere slag Vn
Klaveren, was het contract down geweest,
hetwelk nu werd gewonnen. Noord speel
de Ruiten Heer na en de derde werd af
getroefd.
Men ziet Meruit hoe noodzakelijk het
ls dat de tegenstanders elkaar zoo volle
dig mogelijk Inlichten omtrent de kaarten
Tedke ln hun bezit zjjn «n dat zij de gé-
AANWINST VOOR KOUDEKERK.
Foto Bleuzé.
Hierboven de verschillende autoriteiten, n a de opening van het nieuwe Raadhuis te
Koudekerk, voor onzen fotograaf verzameld. In het midden burgemeester Kwint, de
wethouders en de raadsleden, die wij met deze ruime villa, het vroegere „Bijdorp",
van harte gelukwensdhen
Koudekerk heeft naar nieuwe Raadhuis'
De mooie villa ..Bijdorp", is gelijk wij gis
teren reeds uitvoerig meldden tot Gemeen
tehuis verbouwd Het ligt daar nu in een
mooie, lommerrijke omgeving en de be
woners der gemeente kunnen ex trotsch
op zijn!
Een verrassing!
De burgemeester heeft na zijn rede,
welke wij gisteren publiceerden, voor een
verrassing gezorgd. Het was hem een be
hoefte, om bij het betrekken van het nieu
we gemeentelhuis een klein geschenk aan
te bieden en heeft gezocht naar iets, dat
in de Raadzaal past. De heer Kwint heeft
daarom gereed laten maken hot wapen
der gemeente en hij zal het op prijs stel
len. dat deze kleine attentie door dien
raad zal worden aanvaard!
Na de rede van den burgemeester sprak,
gelijk gemeld, wethouder Slegtenhorst,
waarna het raadslid de heer De Jong een
kort persoonlijk woord van felicitatie tot
het College van B, en W. uitte, waarin hij
den wensch uitsprak, dat God moge geven,
dat. zoo de toestanden beter worden, de
gemeente in staat zal zijn. tadiem noodig,
het oude Raadhuis door een nieuw te doen
vervangen!
Thans voerde het woord de secretaris
der gemeente, de heer Rollema Deze sprak
aldus:
Rede van den heer Rollema.
Mijnheer de Voorzitter!
Het was een goede gedachte van een
onzer ambtenaren, de gemeente bij gele
genheid van het betrekken harer nieuwe
Residentie, een blijvend blijk van waar
deering aan te bieden.
Een gedachte, die ook bij al de anderen
onmiddellijken bijval vond. U moge hier
uit zien mijnheer de Voorzitter, de groote
paraatheid der gemeente-ambtenaren en
hun eensgezindheid en als ik het zoo eens
noemen mag hun communisme in de
goede richting, als het geldt het meeleven
met hun gemeente in voor- en tegen
spoed.
Op een dag van voorspoed als <fic van
heden, bovenal.
Als de oudste der gemeente-ambtena
ren in dienst- en levensjaren rust thans
op mij de aangename plicht, u behalve
ons aller gelukwenschen met dezen heuze-
üijken dag tevens ten behoeve van dit
nieuwe Raadhuis een aandenken van blij
vende waarde aan te bieden ln de hoop,
dat dit straks door u namens de gemeen
te Koudekerk zal kunnen worden aan
vaard.
Meermalen werd de opmerking gemaakt
door hen. dóe onze vroegere werkelijk
mooie Raadzaal voor het eerst of bij her
haling bezochten, dat daar wel portret
ten hingen van Koning Willem I. II en III
doch dat heit portret onzer geëerbiedigde
Koningin ontbrak.
De beeltenis onzer doorluchtige Lands
vrouwe. Koningin bij de gratie Gods. wier
verschijning altijd weer het beste in ons
weet te wekken, hetzij Hare Majesteit per
soonlijk verschijnt temidden van Haar
volk, hetzij wij Haar klankrijken stem be
luisteren op afstanden van verre of nabij,
mag op geen plaats ontbreken, waar het
openbare leven van landelijk of plaatselijk
gewest culmineert.
Daarom meenden wij ook, dat, het thans
het meest voor de hand lag, deze bijzon
dere gelegenheid van vandaag te benut
ten door onze gemeente voor haar nieuwe
woning het laatste en nieuwste portret
van Hare Majesteit te moeten aanbieden,
als blijvend blijk van verknochtheid aan
Koningin en Koudekerk.
Wij spreken daartilj de hoop uit. dat
deze beeltenis u allen nog vele en lange
Jaren mag Vnsptreeren tot het regeeren en
ons ambtenaren tot het werken in geheel
denzelfden geest en bij dezelfde gratie, ge
lijk onze geliefde Koningin ons daarin
voorgaat met Koninklijken tred.
Blljve Koudekerk onder wijs beleid aldus
zichzelf tot ln lengte van laren en maken
we den wensch van den Heerder en Ve-
luwsohen dichter-zanger ten opzichte
Hare Majesteit dis Koningin tot de onze
als hij Hare Majesteit ln het Veluwsch
aldus toesprak:
„En noe beste Koningtane"
„Miet de pette in de hand"
„Wenschen woe nog heel veuil jaren"
.Op den troon van Nederland",
Tenslotte bracht de burgemeester van
Woubrugge mede namens het gemeente
bestuur van Woubrugge ln eenige welge
kozen bewoordingen de hartelijke geluk
wenschen over en overhandigt bij deze
gelegenheid den voorzitter een fraai tin
nen inktstel voor diens kamer.
Hierop dankte de voorzitter den heer
Slegtenhorst, den heer De Jong, den secre
taris en alle ambtenaren voor hun aan
gename woorden en de medewerking on
dervonden bij de Inrichting van het nieu
we Raadhuis! Ook dankte hij namens dé
gemeenrt» voor het mooie portret der
Koningin en sprak de hoop uit, dat deze
aangename band tot in lengte van jaren
mag blijven bestaan! Tenslotte zesde de
voorzitter de schenkers van fraaie bloe
men, gegeven door ambachtslieden en an
dere belangstellenden w.o. ook de werk
vrouw De Jong. hartelijk dank!
Nu werd op verzoek van spreker staan
de het eerste couplet vtn 't „Wilhelmus"
gezongen, terwijl tenslotte gelegenheid
werd gegeven om het gebouw te bezichti
gen waarbij tevens ververschingen werden,
aangeboden. Alles en allen werkten medo
tot het welslagen van dezen middag, dóe
zich kenmerkte door druk bezoek van
veel belangstellenden!
bruikelljke signalen kermen en gebruiken.
Het gaat er hier niet om dat het weinig
belangrijk is dat de tegenpartij een con
tract van 2 Schoppen maakt (in dit spe
ciale geval stonden zij schoon op de man
che en Noord Zuid behaalden met het
volgende spel de robber). Het gaat er
slechts om dat de spelers een groote satis
factie zouden verkregen hebben uit het
feit dat zij erin geslaagd waren door cor
rect spél een zeker lijkend contract van
de tegenpartij te doen verliezen.
A. J. VERSTEEG.
BURENRUZIE TE NOORDWIJK.
Voor den Haagschen politierechter Mr.
van der Boom stonden terecht twee juf
frouwen uit Noordwijk, die elkander in
letterlijken zin in de haren waren gevlo
gen. Juffr. v. B. stond in het verdachten
bankje, juffrouw F. voor het getuigen-
hekje Laatstgenoemde verklaarde, dat
verdachte een emmer water in haar keu
ken had geworpen, en haar naar aanlei
ding van haar protesten met een h.mgslot
bewerkte en aan de haren trok.
„Alles gelogen", zei verdachte, ,hier" en
zij ontvouwde een papier waarin een dotje
hoofdhaar stak. „Edelachtbare, ik ben de
aanklaagster en niet zij. Zij had vervolgd
moeten worden
OM.: „Dat zal ik wel uitmaken, wie er
vervolgd wordt".
Verdachte beweerde voorts, dat getuige
haar het eerst met een zak zou hebben
geslagen.
Getuige werd op dit punt geducht door
den politierechter onder handen genomen,
doch hield haar beweringen vol.
Het O.M. zeide, dat belde vrouwen
schuld hebben, en daarmede rekening
houdende, vorderde Z.E.A. een geldboete
van f 5.subs. 5 d.
De politierechter gaf den beiden vrou
wen den raad zich voortaan anders te ge
dragen en wees daarop vonnis overeen
komstig den eisch.
Steunt, bij gelijken prijs
en kwaliteit,
De Nederlandsche Industrie.
Hiermede dient gij Uw land
En bestrijdt gij de werkloosheid.