De brand in het Rijksdaggebouw. 74,te Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 30 September 1933 Derde Blad No. 22557 HET PROCES TE LEIPZIG. ONZE BRIDGE-RUBRIEK. „Oud-Bijdorp" werd „Nieuw-Raadhuis RECHTZAKEN. BEKENTENIS VAN v. d LUBBE Hieronder volgt de rest van het verhoor van gisteren: Getuige Jahnecke vertelt dan, dat van oer Lubbe indertijd zeer opgewekt en spraakzaam was. Hij heeft altijd een beetje voorover geloopen. Jahnecke had den indruk gehad, dat van der Lubbe door de Nederlandsche communisten werd ge steund om na te gaan hoe de verhoudin gen waren. Naar de meening van getuige was van der Lubbe tamelijk intelligent, al liet zijn kennis dan ook te wenschen over. Zijn politieke meeningen kwamen niet altijd overeen met die van getuige. „Men moet wat doen", was het vaste ge zegde van Van der Lubbe. Getuige acht het echter niet mogelijk, dat Van der Lubbe iets als het in brand steken van den Rijksdag zou hebben gedaan. President: U hebt gezegd, dat u zich na den Rijksdagbrand Van der Lubbe heeft herinnerd. Waarom hebt u toen geen aan gifte daarvan gedaan? Getuige: Er heerschte toen een zeer op gewonden stemming. Ik geloofde mij zelf in groot gevaar en vreesde met de brand stichting in verband te worden gebracht, omdat Van der Lubbe bij mij had over nacht en ik hem te eten had gegeven. Alvorens tot het verhoor van Van der Lubbe over te gaan, hoorde de President nog den getuige Starker, die eveneens beeedigd wordt. Hij is van beroep kellner en was tot November 1932 lid van de K.P.D. en kwam dikwijls in het lokaal van Schlaffke. Daar vonden dikwijls be sprekingen van het werkloozencomité plaats. Dit comité had echter geen politiek karakter. Anderzijds vonden bij Schlaffke echter ook politieke vergaderingen van de K.P.D. plaats. De vragen naar het karak ter van deze bijeenkomsten ontwijkt hij De manier waarop hij v. d. Lubbe leerde kennen beschrijft hij als volgt: „Ik was bij Schlaffke en daar heeft Janecke Van der Lubbe meegebracht. Wij hadden mede lijden met hem en ik noodigde hem uit om bij mij te komen eten. Daarna is Van der Lubbe met ons meegegaan naar een betooging en tegen 7 uur 's avonds weer bij mij gekomen en heeft hij bij mij ge slapen. 's Morgens is hij weggegaan. Hij wilde naar het hoofdpostkantoor op de Alexanderplatz om geld te halen. Den volgenden middag kwam hij weer bij me, maar hij heeft niet meer bij ons gegeten, hij nam afscheid en verklaarde dat hij nog naar het Centrum ging om dan naar Hol land terug te keeren. Daama heb ik hem niet meer gezien". Op een vraag naar Van der Lubbe's houding tegenover de K.P.D. gaf Starker bijna dezelfde antwoorden als Janecke, zoodat Landgerichtsdirektor Parisius op de opvallende overeenkomst tusschen de ver klaringen van deze beide getuigen wees. Parisius herinnert Starker er tevens aan, dat deze al eens in Holland is geweest, wat hij tijdens het huidige verhoor steeds ver zwegen heeft. Starker geeft toe, als Mi- tropa-kellner viermaal 's nachts in Neder land te zijn geweest. Parisius: „Was II niet twee of drie jaar lang in Holland?" Getuige: „Neen". Parisius: „Het is toch opvallend, dat Van der Lubbe eenige jaren geleden hulp- kellner bij de stations-restauratie te Lei den is geweest. Hebt u Van der Lubbe in Holland leeren kennen?" Starker verklaart, dat hij nog nooit in Leiden is geweest en nog nooit met Neder landsche communisten in verbinding heeft, gestaan. In Nederland heeft hij in het geheel geen kennissen. Dr. Sack vraagt den getuige wat hij weet van de Algemeene Arbeiders Unie. en of v. d. Lubbe hem daarover heeft ge sproken en hem gezegd had, dat hij daar lid van was. Daarop geeft getuige geen antwoord. Dimitrof vraagt wederom het woord en stelt Starker ongeveer dezelfde vragen, die hij tot Jahnecke richtte. Starke verklaart dan dat hij nog iets zeggen wil. Er bestonden geruchten over een zekere vrouw Klettner, die v. d. Lubbe zou hebben uitgenoodigd. Dat was echter niet juist. Hij wilde dat graag recht zetten. v. d. Lubbe's bekentenis. Het verhoor der getuigen wordt daarna door den president gesloten verklaard. Daarna informeert de president naar den 26sten Februari, op welken dag Van der Lubbe te Henningsdorf en te Spandau was. President: „Hoe laat bent u den volgen den dag van Henningsdorf weggegaan?" v. d. Lubbe (zeer duidelijk): „Ongeveer om 8 uur. President: „Zoo vroeg reeds? En dat was toch de dag, waarop u het Rijksdag gebouw in brand hebt gestoken. Wij willen u eerst nog nauwkeurig vra gen: „Hebt u den Rijksdag aangestoken? Bekent u, dat u aan deze brandstichting schuldig bent?" Van der Lubbe (zeer duidelijk hoor baar): „Ja". President: „Hebt u Maandag het plan voor de brandstichting opgevat?" Van der Lubbe zwijgt. President: „Is er niet veel voor te zeg gen. dat u reeds eerder, toen zooveel over brandstichtingen werd gesproken, eraan gedacht hebt. het Rijksdaggebouw in brand te steken?" Van der Lubbe: „Neen". President: „U bent dus eerst Maandag morgen tot het besluit gekomen, het ge bouw in brand te steken?" Van der Lubbe: „Ja." President: „Hoor eens Van der Lubbe, zoo heb ik mij dit verhoor niet voorge steld. Ik zal u nu weer eenvoudig moeten voorhouden, wat u in het vooronderzoek zoo bereidwillig hebt verklaard en het is goed in dit proces, dat dit zoo nauwkeurig vastgesteld is. Ik lees dus voor: (De presi dent neemt derhal*", de vraag- en ant- W'oord-methode weer op) U hebt de vuur makers in de Muellerstrasse gekocht. Daarna bent u verder gegaan door de Cbaussee und Friedrlchstrasse. Daarna langs Unter den Linden tot aan de nieuwe Wilhelmstrasse en door de Dorotheestrasse naar het Rijksdaggebouw. U hebt het ge bouw van alle kanten nauwkeurig bekeken. Daarbij hebt u geconstateerd, dat men op verschillende plaatsen zou kunnen In klimmen. Het meest geschikt leek u de westzijde, omdat daar minder menschen waren. Dat was om vijf uur. U hebt echter toegegeven dat u reeds eerder eenmaal daar geweest bent, misschien reeds tegen twee uur. De getuige Schmal. een beambte van het gebouw, heeft u daar gezien. U hebt echter aanvankelijk niets verder ge zegd, maar beweerd, weer te zijn wegge gaan naar den Friedrichshain, waar u tot 's avonds ca. 8 uur hebt vertoefd Daarna bent u weer op weg gegaan naar 't Rijks daggebouw. Of dat alles klopt moet nog door de bewijsvoering worden uitge maakt. De president stelt dan nog eens vast, hoe Van der Lubbe gekleed was Dan worden groote schetsen van den Rijksdag en om geving opgehangen. Dr. Buenger deelt mede, dat nu de conclusies, die zijn opge maakt volgens de aangifte van beklaagde zelf. worden uiteengezet. Daarbij zal ook nog in détails worden medegedeeld, of zich nog verdere sporen hebben voorgedaan, die men eveneens heeft kunnen volgen. Dr. Buenger houdt dan Van der Lubbe alle bijzonderheden voor over den weg. die Van der Lubbe in het Rijksdaggebouw heeft ge volgd, van het bestijgen van een schut ting en het indringen in de restauratie- ruimte door de wandelhallen tot in de zaal der plenaire zittingen aan de hand van schetsen en met verwijzing naar be wijsstukken, die van den dader afkomstig zijn. Het hemd heeft hij eveneens als brandstof gebruikt. Daarna wendt hij zich direct tot Van der Lubbe met de vraag: „Hebt u tot nu toe alles verstaan?" De tolk verklaart, dat de beklaagde de uiteenzettingen heeft gevolgd. President: „Ik maak u er nog eenmaal op attent: Ik lees langzaam alles voor en wanneer hier iets staat, wat u niet hebt gezegd en wat niet zou kloppen, dan zegt u mij dat." Van der Lubbe: „Ja." President: „Ook wanneer iets niet juist ls wat ik zeg, in dit opzicht dat u op het cogenblik meent dat het niet waar is, wat u vroeger hebt verklaard, moet u dat zeggen." Van der Lubbe zwijgt. President: „De feiten stemmen dus over een met hetgeen u vroeger hebt verklaard en wat u ook thans als juist zijnde beves tigt?" Van der Lubbe: „Ja. zoo is het." Dr. Buenger gaat dan voort met het op lezen tot aan de beschrijving van de ar restatie van den dader in de Bismarck- zaal. .Aan het slot van een van uw ver- hooren hebt u verklaard, dat u geloofde, dat de zaak zoo was geweest. U geloofde, dat de uitvoering ongeveer 15 tot 20 mi nuten in beslag had genomen. Dit is met experimenten na te gaan en het is ge bleken, dat men in een dergelijk tijdsver loop dat kan doen, wat u zelf hier hebt beschreven." Daarna wordt de zitting gesloten De eerstvolgende zitting is vastgesteld op Woensdagmorgen halftien. HET PROCES TE LEIPZIG. MIJN INDRUKKEN. door Mr. B. W. STOMPS. Nu men met vrij groote stelligheid kan aannemen, dat ik in het proces van den Rijksdagbrand te Leipzig en Berlijn niet de gelegenheid zal hebben als gekozen ver dediger voor Van der Lubbe op te treden, vervallen niet alleen mijn bezwaren om in enkele artikelen Uwen lezers te vertellen van de ervaringen en belevenissen van deze, wel zeldzaam interessante episode, maar voldoe ik zelfs gaarne aan Uw ver zoek om uit de veelheid van indrukken een en ander mede te deelen Veel van wat ik zal vertellen, zal U reeds bekend zijn uit de verschillende berichten, die in de Nederlandsche Dagbladen zijn verschenen, maar voor zooveel mij dat mogelijk is, zal ik trachten er voor U een afgerond geheel van te maken. Ik ben er mij van bewust, dat het bui tengewoon moeilijk is, om thans een ob- jestieve beschouwing te geven over de Duitsche toestanden. Bijna even moeilijk, zoo niet onmogelijk moet het zijn, om met hetzelfde Fokker-vliegtuig heen en terug naar Indië te vliegen, en dan met een vol ledig oordeel over Indie, Indische toestan den en Indische politiek, terug te komen. Gelegenheid om mij in Holland voor te bereiden, heb ik niet gehad. Zooals ieder in Nederland had ik met belangstelling de berichten over het op handen zijnde pro ces en ook de verslagen van de voorstel ling in Londen gevolgd, en had mij daarbij niet kunnen onttrekken aan het gevoel dat wat men in Londen trachtte te bewijzen, juist door de wijze waardoor men het be wijs wilde leveren, niet juist kon zijn Aan den anderen kant wil ik niet verheien, dat ook ik behoorde tot degenen, die geneigd waren te gelooven, dat de brand in den Rijksdag, hetzij direct, hetzij indirect door de Nazi's was veroorzaakt en het spijt mij te moeten verklaren, dat mijn objectiviteit zóó gering was. dat ook ik behoorde tot degenen, die oordeelden in ongunstigen zin over het standpunt, dat het hoogste Duitsche Gerecht zou innemen ten op zichte van dit proces, zonder hiervoor po sitieve argumenten te hebben. Plotseling, slechts luttele dagen voor mijn vertrek, kreeg ik het verzoek van familie en vrienden van Van der Lubbe om te trachten hem in Leipzig als verde diger bij te staan, en wat ik toen van die menschen hoorde, deed mij vrijwel ter stond twijfelen aan de Juistheid van de overtuiging, die zich bij mij, zoowel als bij zo.elen in ons land door een langdurige stemmingmakerij, had gevestigd, De Nazi's beschuldigden de Communisti sche Partij van een georganiseerde brand stichting met het doel om oproer te ver wekken en trachtten daarvoor overstel pende bewijzen aan te brengen. De Communisten hunnerzijds trachtten de brandstichting aan de Nazi's zelf ln de schoenen te schuiven, Dat waren de twee lezingen, die in Ne derland opgang deden, en waarvan, al naar eigen Inzicht, de eene deze, de andere die lezing aanvaardde, en nu kwamen daar bij ml) praten de familieleden en naaste vrienden van Marinus van der Lubbe, en vertelden mij uitvoerig van de politieke gezindheid van dezen jongeman, en maak ten het voor mij aannemelijk, dat de daad van de brandstichting was geweest de daad van een enkeling, een daad die nimmer door Van der Lubbe verricht kon zijn on der pressie of positieve medewerking van de Nazi's, een daad, die door Van der Lubbe evenmin gedaan kon zijn in samen werking met de leiders van de KP.D., om dat de politieke inzichten in den primi tieven geest van Van der Lubbe zoo hemels breed verschilden van de geldende ideeën in de KP.D. en drie dagen later reeds zat ik in een vliegtuig naar Leipzig, zonder iets te weten van het Duitsche Strafrecht en Strafprocesrecht. U zult zich kunnen indenken, dat ik onderweg menigmaal ge dacht heb: „Wat ben je begonnen, hoe wil je hier ooit den goeden weg kunnen vin den?" Maar een vlucht naar Leipzig duurt slechts 4>/s uur en veel tijd tot piekeren had ik dus gelukkig niet! Mijn eerste daad in Leipzig was dan ook, een boekwinkel binnen te stappen en het Duitsche Straf recht en Strafprocesrecht met commen taar, te koopen, mij met den Nederland- schen Consul in verbinding te stellen, met den President van het Hof en met, wat de Duitschers noemden, den „Offizial Ver- teidiger", en toegevoegden verdediger van Van der Lubbe. Dr. Seuffert. Dien dag kon ik met geen der Heeren meer een onderhoud bewerkstelligen, sloot mij op in mijn kamer en doorvloog op zeer oppervlakkige wijze de Duitsche Strafwet. Woensdag, den dag vóór de terechtzit ting zou beginnen, had ik het eerste con tact met den Consul-generaal der Neder landen, dank zij wiens bemiddeling weldra de deur van de kamer van den President van den vierden Straf-Senaat van het Rijksgerecht, voor mij werd ge opend. Inmiddels had ik hardnekkig getracht mij te wennen aan het idee, dat ik vrij moest zijn van elke vooringenomenheid, waarmede ik ln Holland was behept ge weest, en in het bijzonder had ik er over nagedacht, hoe een Nederlander, die na tionaal voelt, en die er van overtuigd is, dat zijn rechtspraak en bovenal de recht spraak van zijn hoogste Rechts-College boven elke verdenking verheven is, hoé die Nederlander reageeren zou, indien hl) moest bemerken, dat de heele wereld om hem heen, te voren luidkeels verkondigde, dat er geen recht gesproken zal worden, dat z Ij n hoogste Rechts-College niet meer zou zijn een zelfstandig orgaan, maar een orgaan, volledig ondergeschikt gemaakt aan den wil der Regeering. Het was mij bekend, dat ditzelfde gerecht een van de belangrijkste nieuwe bepalingen van de Hitler-regee- ring. n.l het Persverbod, onverbindend had verklaard; eveneens was het mij bekend, dat in het geruchtmakende geschil tus schen Pruisen en het Rijk, dit Leipziger Gerecht een der Regeering niet welgeval lige beslissing had durven nemen, en ik voelde, dat het onredelijk was om te be ginnen met te veronderstellen, dat dit Ge recht niét objectief zou zijn. In een volgend artikel hoop ik U uiteen te zetten, waarom ik overtuigd ben ge raakt van de objectiviteit van dit rech terlijke college en ik hoop U een korte schets te kunnen geven van de wijze van proces-voeren volgens de Duitsche wet, die in wezen niet zoo zeer van de onze ver schilt als op het oog wel lijkt. Heemstede, 29 September. (Nadruk verboden.) Ben dezer dagen deed zich in een ge woon partijtje een situatie, voor geheel analoog aan een spel hetwelk ik eenige maanden geleden behandelde Noord-Zuid waren kwetsbaar en beschikten over de volgendte kaarten: Noord, Sch. Vrouw-x- Ha. Heer Ru. Aas-Heer-x-x-x- Kl. Heer-x-x-x-x- Zuid. Sch. x-x-x- Ha. Aas-x-x-x-x- Ru. Vrouw-Boer-x KI, Vrouw-x- waarbi) na Ruiten en Hartenbiedóngen, West het eindbod deed van 2 Schoppen. Hoewel 3 Ruiten vermoedelijk te maken waren geweest, was dit toch niet met ze kerheid te zeggen en leek dit kwetsbaar zijnde een vrij gevaarlijk avontuur. Noord kwam uit met de singleton Har ten Heer. Helaas werd Ruiten Aas nage speeld. waardoor het voor Zuid niet duide lijk was dat Noord ook de Heer had Had Noord zooals gebruikelijk ls, ln het bezit van Aas-Heer zijnde de Heer gespeeld, dan was er voor Zuid een mooie gelegenheid geweest zich te onderscheiden. Het niet naspelen van Harten gaf toch de groote waarschijnlijkheid aan dat dit een singleton was geweest en was het nu zaak na te gaan hoe Zuid aan slag kon komen om Noord de kans te geven af te troeven. Had Noord de Heer gespeeld dan had Zuid de Vrouw hieronder bunnen af werpen, hiermede hetzij de Boer hetzij renonce aangevende. Noord had hierna een kleine Ruiten kunnen naspelen die Zuid met de Boer had kunnen nemen, Harten Aas na spelende en Noord de vol gende Harten slag laten troeven. Met deze 5 slagen en een zekere slag Vn Klaveren, was het contract down geweest, hetwelk nu werd gewonnen. Noord speel de Ruiten Heer na en de derde werd af getroefd. Men ziet Meruit hoe noodzakelijk het ls dat de tegenstanders elkaar zoo volle dig mogelijk Inlichten omtrent de kaarten Tedke ln hun bezit zjjn «n dat zij de gé- AANWINST VOOR KOUDEKERK. Foto Bleuzé. Hierboven de verschillende autoriteiten, n a de opening van het nieuwe Raadhuis te Koudekerk, voor onzen fotograaf verzameld. In het midden burgemeester Kwint, de wethouders en de raadsleden, die wij met deze ruime villa, het vroegere „Bijdorp", van harte gelukwensdhen Koudekerk heeft naar nieuwe Raadhuis' De mooie villa ..Bijdorp", is gelijk wij gis teren reeds uitvoerig meldden tot Gemeen tehuis verbouwd Het ligt daar nu in een mooie, lommerrijke omgeving en de be woners der gemeente kunnen ex trotsch op zijn! Een verrassing! De burgemeester heeft na zijn rede, welke wij gisteren publiceerden, voor een verrassing gezorgd. Het was hem een be hoefte, om bij het betrekken van het nieu we gemeentelhuis een klein geschenk aan te bieden en heeft gezocht naar iets, dat in de Raadzaal past. De heer Kwint heeft daarom gereed laten maken hot wapen der gemeente en hij zal het op prijs stel len. dat deze kleine attentie door dien raad zal worden aanvaard! Na de rede van den burgemeester sprak, gelijk gemeld, wethouder Slegtenhorst, waarna het raadslid de heer De Jong een kort persoonlijk woord van felicitatie tot het College van B, en W. uitte, waarin hij den wensch uitsprak, dat God moge geven, dat. zoo de toestanden beter worden, de gemeente in staat zal zijn. tadiem noodig, het oude Raadhuis door een nieuw te doen vervangen! Thans voerde het woord de secretaris der gemeente, de heer Rollema Deze sprak aldus: Rede van den heer Rollema. Mijnheer de Voorzitter! Het was een goede gedachte van een onzer ambtenaren, de gemeente bij gele genheid van het betrekken harer nieuwe Residentie, een blijvend blijk van waar deering aan te bieden. Een gedachte, die ook bij al de anderen onmiddellijken bijval vond. U moge hier uit zien mijnheer de Voorzitter, de groote paraatheid der gemeente-ambtenaren en hun eensgezindheid en als ik het zoo eens noemen mag hun communisme in de goede richting, als het geldt het meeleven met hun gemeente in voor- en tegen spoed. Op een dag van voorspoed als <fic van heden, bovenal. Als de oudste der gemeente-ambtena ren in dienst- en levensjaren rust thans op mij de aangename plicht, u behalve ons aller gelukwenschen met dezen heuze- üijken dag tevens ten behoeve van dit nieuwe Raadhuis een aandenken van blij vende waarde aan te bieden ln de hoop, dat dit straks door u namens de gemeen te Koudekerk zal kunnen worden aan vaard. Meermalen werd de opmerking gemaakt door hen. dóe onze vroegere werkelijk mooie Raadzaal voor het eerst of bij her haling bezochten, dat daar wel portret ten hingen van Koning Willem I. II en III doch dat heit portret onzer geëerbiedigde Koningin ontbrak. De beeltenis onzer doorluchtige Lands vrouwe. Koningin bij de gratie Gods. wier verschijning altijd weer het beste in ons weet te wekken, hetzij Hare Majesteit per soonlijk verschijnt temidden van Haar volk, hetzij wij Haar klankrijken stem be luisteren op afstanden van verre of nabij, mag op geen plaats ontbreken, waar het openbare leven van landelijk of plaatselijk gewest culmineert. Daarom meenden wij ook, dat, het thans het meest voor de hand lag, deze bijzon dere gelegenheid van vandaag te benut ten door onze gemeente voor haar nieuwe woning het laatste en nieuwste portret van Hare Majesteit te moeten aanbieden, als blijvend blijk van verknochtheid aan Koningin en Koudekerk. Wij spreken daartilj de hoop uit. dat deze beeltenis u allen nog vele en lange Jaren mag Vnsptreeren tot het regeeren en ons ambtenaren tot het werken in geheel denzelfden geest en bij dezelfde gratie, ge lijk onze geliefde Koningin ons daarin voorgaat met Koninklijken tred. Blljve Koudekerk onder wijs beleid aldus zichzelf tot ln lengte van laren en maken we den wensch van den Heerder en Ve- luwsohen dichter-zanger ten opzichte Hare Majesteit dis Koningin tot de onze als hij Hare Majesteit ln het Veluwsch aldus toesprak: „En noe beste Koningtane" „Miet de pette in de hand" „Wenschen woe nog heel veuil jaren" .Op den troon van Nederland", Tenslotte bracht de burgemeester van Woubrugge mede namens het gemeente bestuur van Woubrugge ln eenige welge kozen bewoordingen de hartelijke geluk wenschen over en overhandigt bij deze gelegenheid den voorzitter een fraai tin nen inktstel voor diens kamer. Hierop dankte de voorzitter den heer Slegtenhorst, den heer De Jong, den secre taris en alle ambtenaren voor hun aan gename woorden en de medewerking on dervonden bij de Inrichting van het nieu we Raadhuis! Ook dankte hij namens dé gemeenrt» voor het mooie portret der Koningin en sprak de hoop uit, dat deze aangename band tot in lengte van jaren mag blijven bestaan! Tenslotte zesde de voorzitter de schenkers van fraaie bloe men, gegeven door ambachtslieden en an dere belangstellenden w.o. ook de werk vrouw De Jong. hartelijk dank! Nu werd op verzoek van spreker staan de het eerste couplet vtn 't „Wilhelmus" gezongen, terwijl tenslotte gelegenheid werd gegeven om het gebouw te bezichti gen waarbij tevens ververschingen werden, aangeboden. Alles en allen werkten medo tot het welslagen van dezen middag, dóe zich kenmerkte door druk bezoek van veel belangstellenden! bruikelljke signalen kermen en gebruiken. Het gaat er hier niet om dat het weinig belangrijk is dat de tegenpartij een con tract van 2 Schoppen maakt (in dit spe ciale geval stonden zij schoon op de man che en Noord Zuid behaalden met het volgende spel de robber). Het gaat er slechts om dat de spelers een groote satis factie zouden verkregen hebben uit het feit dat zij erin geslaagd waren door cor rect spél een zeker lijkend contract van de tegenpartij te doen verliezen. A. J. VERSTEEG. BURENRUZIE TE NOORDWIJK. Voor den Haagschen politierechter Mr. van der Boom stonden terecht twee juf frouwen uit Noordwijk, die elkander in letterlijken zin in de haren waren gevlo gen. Juffr. v. B. stond in het verdachten bankje, juffrouw F. voor het getuigen- hekje Laatstgenoemde verklaarde, dat verdachte een emmer water in haar keu ken had geworpen, en haar naar aanlei ding van haar protesten met een h.mgslot bewerkte en aan de haren trok. „Alles gelogen", zei verdachte, ,hier" en zij ontvouwde een papier waarin een dotje hoofdhaar stak. „Edelachtbare, ik ben de aanklaagster en niet zij. Zij had vervolgd moeten worden OM.: „Dat zal ik wel uitmaken, wie er vervolgd wordt". Verdachte beweerde voorts, dat getuige haar het eerst met een zak zou hebben geslagen. Getuige werd op dit punt geducht door den politierechter onder handen genomen, doch hield haar beweringen vol. Het O.M. zeide, dat belde vrouwen schuld hebben, en daarmede rekening houdende, vorderde Z.E.A. een geldboete van f 5.subs. 5 d. De politierechter gaf den beiden vrou wen den raad zich voortaan anders te ge dragen en wees daarop vonnis overeen komstig den eisch. Steunt, bij gelijken prijs en kwaliteit, De Nederlandsche Industrie. Hiermede dient gij Uw land En bestrijdt gij de werkloosheid.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1933 | | pagina 9