Jubileum Zeevaartschool te Rotterdam - De najaars military
74!te Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
FEUILLETON.
De Moord op Abbotshall
HET 100-JAB1G BESTAAN VAN DE ZEEVAARTSCHOOL TE ROTTERDAM. De
aankomst van Prins Hendrik. De Prins en de burgemeester van Rotterdam bij het pas-
seeren van de eere-wacht van stuurmansleerlingen.
DE NAJAARS MIL1I 1111 van de Kon. Mil Sportverecniging
op het terrein der cavalerie-kazerne te Deventer. Ritmeester
baron W. Sirtema van Grovestins op „MadcF'.
DE KONING VAN JOEGO-SLAVIc bij zijn aankomst te Sinaja de eere-wacht inspecteerend. Rechts koning Carol OVERSTROOMING IN VENETIë. De Piazza San Marco geheel onder water.
van Roemenië. Het voetgangersverkeer wordt over een loopplank onderhouden.
DE AMERlk VANSCHE FILMSTER JEAN HARLOW de
platina-blonde, met mr. Harold Rosson, een filmregisseur, met
wjen zij in het huwelijk getreden is.
GOLFRIJDEN TE PAARD. Te paard op een vlot, voortgetrokken door een motor- TE AMSTERDAM trad in het
huwelijk dr. Wehlburg, de bekende
boot, de nieuwste sport m Amerika. coach van de Olympische twee, met
mej. Ketelaar.
Een Detective-verhaal
door PHILIP MAC DONALD.
Geautoriseerde vertaling door H. A. C. S.
26)
2.
Spencer Hastings stond troosteloos op
den drempel van de redactie-kamer. Hij
had gesoupeerd met een vriend, die artist
was. De artist had gepraat. Spencer Has
tings was later naar zijn bureau terug
gekeerd dan hij van plan was. Toen hij er
kwam was zij weg.
„Verdomd!" zei hij ruw.
Men moest medelijden met hem hebben.
Hij was beschaamd, bitter beschaamd over
zich zelf. Voor de tienduizendste keer
overdacht hij het alles. Voor den duivel!
Hij was ontzettend verliefd op de vrouw,
waarom greep hij haar niet vast en ver
telde het haar? Waarom kon hij het niet?
Omdat hij bang was. Bang voor haar on
genaakbare schoonheid, haar volkomen
heid, haar driewerf-vervloekte „bekwaam
heid" hoe walgde hij van dat dopr Bab
bitt 1) geliefkoosde woord. Was zij maar
niet zoo zoo helsch en zoo voortdurend
opgewassen tegen da omstandigheden i
Ja. hij was bang, dat was hij! Hij, Spen
cer Sutherland Hastings, een der vlugste
voetbalspelers eens een soort van heele
piet in het vliegcorps, in vroeger dagen
bekend om zijn gemakkelijke verovering
van de vrouw, hij was bang! Bang nota-
bene vanwege iets, dat hij bijna aan zijn
horlogeketting kon hangen! Walgelijk
vond hij zichzelf!
Ontmoedigd dwaalde hij door de kamer.
Zou hij naar huis gaan? Neen, hij deed
beter wat te werken: spoedig zou er een
gemakkelijke tijd aanbreken.
Hij liep de kamer door en ging aan zijn
schrijftafel zitten. Twee velletjes papier,
beide met Margaret's duidelijk, kloek
schrift, keken hem aan.
Hij las, en herlas. Hier was nog een voor
beeld van haar „bekwaamheid!" Ongetwij
feld had zij haar eigen meening over
Anthony's boodschap er bij gevoegd. On
gerustheid was in zijn geest gevolgd op
wat deels geprikkeldheid, deels eerbied
was. „Ik dacht dat dit dadelijk moest uit
gevoerd worden, ben dus gegaan naar het
adres, dat kolonel Gethryn opgaf," schreef
zij. Luide vervloekte Hastings de praat
zucht van den artist, met wien hij gege
ten had.
Hij las de boodschap en het briefje voor
een derde keer, sprong dan overeind Die
kleine lieveling, alleen en op dit uur naar
het huis van een man, die misschien was
nu Ja, een moordenaar! Natuurlijk kon
het zijn, dat Anthony alleen maar achter
een getuige aan zat, maar
Hij greep zijn hoed en vloog de trap af,
Fleet Street is,
3.
Margaret lag in elkaar gezakt in den
ongemakkelijken stoel. Voor misschien de
honderdste maal slikte zij den gil in, die
volhield om op haar lippen te komen.
Ieder keer was het moeilijker om hem te
onderdrukken.
Nog altijd, ofschoon het haar scheen,
dat zij er een eeuwigheid op neer gekeken
had, staarde de zwarte ring, die de mond
van het pistool was, haar aan.
De man had zich niet bewogen. Hij
hurkte op den grond, geen enkel deel van
hem was stevig, behalve de handen, waar
mee hij het pistool vasthield. En hij ging
door met praten. Margaret voelde, dat de
rest van haar leven een droom was; dat
steeds, in de werkelijkheid, hij aan het
praten geweest was, en zij aan het luis
teren.
En zijn praten steeds dezelfde ge
schiedenis „U bent knap! erg knap, niet?
Wie doodde Hoode? zei u bij u zelf u en
uw vrienden. Ik ken u niet. maar u bent
Scotland Yard, dat bent u. Nu, als u het
wilt weten, ik deed het! Begrijpt u het
Maar mijn blonde kind, ik ga het nie
mand vertellen! O, neen! O, neen!"
Er waren nog meer woorden, maar alle
zonder zin. Hij ging door met praten en
steeds was het refrein van zijn gefluister,
dan weer hard roepen, of mompelen het
zelfde. „Ik doodde Hoode! Maar ik vertel
het aan niemand, o neen! Dacht, dat hl]
met mij spelen kon, dat deed hij toch!
Dat hij afkomen kon van den man, die
hem hielp de gek!"
Eens had ze geprobeerd op te staan,
met de bedoeling naar de deur te rennen,
die zij, dat wist ze. niet gesloten had. Maar
het pistool werd zóó dreigend vooruit ge
houden, dat zij daarna zoo onbeweeglijk als
een steen was gebleven. Haar rechterbeen,
onder haar gekromp, trilde. Haar hoofd
scheen te barsten. Ten laatste kwam er
een onderbreking in het murmelend ge
praat. De man begon zich in te spannen
om overeind te komen. Margaret kroop
nog meer achteruit in haar stoel. Zelfs
terwijl hij zich oprichtte, bleef het pistool,
op haar gericht, flikkeren.
Weer een gil kwam in haar keel op,
maar werd weer teruggewerkt. Hij was
nu overeind en kwam met waggelende
schreden op haar af. Zelfs in haar angst
kon zij zien, dat de koorts bij hem was
toegenomen. Zij bad, dat hij instorten
mocht, zooals ze nog nooit te voren ge
beden had.
Hij was vlak bij, vlak bij! Margaret sloot
haar oogen.
Zij hoorde vlugge voetstappen buiten de
deur. Iemand gooide de deur open. Lang
zaam, ongeloovlg, opende ze haar blauwe
oogen. Hastings stond in de open deur.
Een zware mist flakkerde voor haar
oogen. Er doorheen, alsof ze keek door
berookt glas, zag zij hem vlug afkomen,
met zijn uitgestrekte rechterhand, alsof
hij groeten wilde, op de wankelende,
kwaadaardige figuur in de kamerjapon
De mist voor haar oogen werd dikker
en donkerder. Toen deze was opgetrokken
bad Hastings bet pistool in aij» baad. zij
zag, nog stijf van vrees, den man Master-
son gekromd op den grond
Met een groote inspanning stond zij
uit de stoel op. Toen zij overeind was,
wankelde zij. Zij voelde zichzelf vallen,
gaf een jammerlijk gilletje en werd door
Hastings' armen opgevangen.
Nu er veiligheid was, brak ze in elkaar.
Haar lichaam schokte van snikken Daar
na kwamen tranen en nog meer tranen.
Zij drukte haar hoofd op Hastings' schou
der, met haar wang wrijvend tegen de
zachte wol van zijn pak.
Hastings, wiens hart te erg klopte, om te
kunnen troosten, keek op haar neer. Ai
wat hij kon zien, was de kleine zwarte
hoed. Het schokken van haar lichaam in
zijn armen, het feit zelf, dat zij in zijn
armen was, belette hem te spreken. Zij
bleven in eikaars armen. Van den vloer,
achter hen, kwam een schor, onsamen
hangend gepraat. Man noch vrouw hoorde
het.
Het snikken bedaarde Een groot besluit
groeide in het binnenste van Hastings
„Ik wou graag een zakdoek", zeide een
fijn stemmetje op zijn schouder.
Uit zijn borstzak vischte hij een stuk
witte zijde op Een kleine hand greep er
naar. Toen het werk volbracht was, glim
lachte zij tegen hem en probeerde vervol
gens los te komen uit zijn armen. Has
tings hield vast.
I) Babbitt hoofdpersoon van het
boek van Sinclair Lewis.
(Wordt vervolgd),